Boeken / Non-fictie

Dichter tussen tuttelaars

recensie: Chr.J. van Geel - Ik ben een onderling onverzoenlijk ratjetoe

Het brievenboek Ik ben een onderling onverzoenlijk ratjetoe werpt licht op het schrijven en denken van Chr.J. Van Geel – en een klein streepje op zijn binnenwereld.

Christiaan Johannes van Geel is misschien wel de meest onterecht vergeten dichter van de vorige eeuw. Overigens ook volgens hemzelf.

Geen gemakkelijk leven
Van Geel begon even voor de oorlog als beeldend kunstenaar en werd sterk beïnvloed door het surrealisme. Steeds meer liet hij zijn aandacht ook naar de poëzie uitgaan. Die poëzie valt grofweg uiteen in ‘bezielde’ natuurlyriek, zoals je die terugvindt in de bloemlezing Het mooiste leeft in doodsgevaar door Willem Jan Otten, en in gedichten die nog iets van dat surrealisme bezitten. Van Geel schreef met een schildersoog en naarmate hij ouder werd, werden de gedichten steeds korter:

’t Vogelwater

Zwaar van zwanen rust het water
tussen oevers uit op de grond.

(Uit: Enkele gedichten (1973))

Na de oorlog verruilde hij zijn Amsterdamse woonatelier voor een huisje in Groet en kreeg een kind met Laura Meursing, die hem kort daarop verliet. Daarna woonde hij samen met illustratrice en vertaalster Therèse Cornips en was toen ook zij hem verliet (mogelijk mede vanwege zijn amoureuze gevoelens voor dichteres Elisabeth Eybers) voor een tweede maal uit het veld geslagen. Daarop trok popverslaggever en dichteres Elly de Waard bij hem in. Zijn zoon Chrisje stierf vervolgens door een overdosis en na een allesverzengende brand verhuisde het tweetal uiteindelijk naar de Villa ’t Vogelwater, bij Bevrgen.

Onverzoenlijk ratjetoe
Met de kennis van de korte biografie die voorin is opgenomen, leest het brievenboek soms als een roman. Bijvoorbeeld doordat je je hart vasthoudt als je Van Geels smeekbede om terug te keren leest die hij aan Therèse stuurde – je weet dat het vergeefs is. De brieven tonen een man die uiterst precies was, zorgvuldig over het schrijven nadacht en het niet kon velen dat men hem als persoon interpreteerde. Dientengevolge was hij niet altijd gemakkelijk in de omgang: hij kon soms wrevelig uit de hoek komen.

Doordat de brieven zo nu en dan dubbele signalen uitzenden, haal je soms opgelucht adem dat ze aan anderen zijn gericht: hij kon inderdaad ‘een onderling onsamenhangend ratjetoe’ zijn. Van Van Geel verscheen maar een tiental (soms lijvige) titels. Deels komt dit doordat hij pas op middelbare leeftijd gepubliceerd werd. Belangrijker is de traagheid van het eindeloze schrijfproces. Daarvan zie je in de brieven het een en ander terug: Van Oorschot die om werk vraagt, Van Geel die antwoordt dat hij binnenkort wat stuurt en dat als hij zijn werk op korte termijn niet kan loslaten, het dan nog niet goed is.

Tuttelaars
Ook in de brieven aan zijn ’tuttelaars’ (zijn meelezers) lees je zijn precisie. Aan zijn vriend Tom van Deel, de criticus, geeft hij voor acht van de twaalf regels van een gedicht een variatie. De brief is overigens tekenend voor Van Geel, die niet in staat lijkt een schrijven af te sluiten zónder een PS en herhaaldelijke groeten ter afscheid. Een van de weinige brieven waarbij Van Geel het kort houdt, is eind augustus 1973 geschreven en is gericht aan de neerlandicus Enno Endt. Na twee alinea’s wederwaardigheden en een vraag naar het welzijn van Endt, eindigt hij met: 

Ik moet je op de hoogte brengen van een somber bericht. Mijn zoon is in een doodlopend stuk plantsoen bij de Bos- en Lommerweg deze maand door spelende kinderen dood aangetroffen. Oorzaak: vergiftiging door te veel aan medicijnen. Je weet, of je weet niet, zijn leven ging over drugs. Hij werd 25 jaar.

Het is beter er niet bij stil te staan
Bijna een krantenbericht en verstoken van emotie, of die moet in de beschrijving van zijn vindplaats doorschemeren. Wellicht tekenend voor zijn generatie: de tegenzin om over zulke zaken te spreken. Zelfs als het aankomt op een gesprek met de moeder van de pas overleden Chrisje, stemt Van Geel met tegenzin in: ‘Als jullie willen kom ik een avond op bezoek, misschien echter is het beter er niet bij stil te staan, zover dat mogelijk is’. Het maakt dat je met Ik ben een onderling onverzoenlijk ratjetoe wel een boeiende inkijk krijgt in Van Geels schrijfwereld en zijn poëtica, maar van de man zelf kom je vrij summier iets te weten. In stijl, wellicht.