Boeken / Achtergrond
special: Thomas Verbogt - Kleur van geluk

Door over afscheid te praten ben je er al mee bezig

.

Kleur van geluk handelt over afscheid nemen. Thomas Verbogt treedt het thema traditioneel lichtvoetig tegemoet. De melancholische roman betrekt een mooie plaats in een inmiddels omvangrijk oeuvre. Het publiek lijkt dat ook in de smiezen te krijgen, want commercieel geeft Verbogts werk een gestaag stijgende lijn weer. Een gesprek met de auteur in zijn geboorteplaats Nijmegen.

Kleur van geluk trapt af met de warme herinneringen aan een zojuist overleden vriend en collega-schrijver. Weg zijn de leven lang gedeelde herinneringen. De hoofdpersoon, in de herfst van zijn leven, vraagt zich al sinds zijn adolescente jaren af wat hij met zijn leven zal doen. Wat heeft hij er eigenlijk mee gedaan? Er lijkt nog altijd geen antwoord voorhanden. Terwijl hij denkbeeldige foto’s uit het verleden opdiept – het verleden probeert te ordenen – krijgt hij zijn moeder aan de telefoon. Hij schrikt. Ze vertoont de eerste trekken van dementie; ze vervaagt.

De handvol opgevoerde verhaallijnen worden stuk voor stuk gedomineerd door afscheid nemen. Niet alleen van de naasten; die goede vriend, je moeder, maar ook van passanten; mensen die je ooit kende, of dacht te kennen. Hoe neem je afscheid van hen? Wat blijft er over van al die gezamenlijke herinneringen? Verminderd de waarde ervan? En hoe waarheidsgetrouw zijn die herinneringen eigenlijk? Hoe goed ken je iemand nou echt? Hoe werden die mensen gevormd? Wat was daarvan het effect op hun omgeving? En, de onvermijdelijke vraag, wat is geluk?

Ik lijk inderdaad erg op de hoofdpersoon, en de roman is dan ook deels autobiografisch en deels verzonnen. Het boek start met Frans Kusters, een dierbare vriend en schrijver, en hoewel ik hem niet bij naam noem is dat wat beschreven wordt wel exact zo gebeurd. Toen ik in 1979 voor het eerst bij hem over de vloer kwam kreeg ik direct het gevoel dat we vrienden waren. Dat gevoel bleek juist te zijn.

Hoewel de tijd voorbij streek – we werden ouder, kregen relaties – bleven we in onze vriendschap altijd die jongens van toen; hoe we lachten, de manier waarop we muziek beleefden, en de wijze waarop we over schrijven dachten. Toen Frans vorig jaar vlak voor mijn zestigste verjaardag overleed, dacht ik: nu is die jeugd voorbij. Daarom schrijf ik ook ergens in het boek ‘ik wordt enorm zestig’. Na zijn dood voelde ik me opeens veel ouder, toen hij stierf ging een deel van mij met hem mee.

Afscheid speelt een belangrijke rol. U gaat straks op bezoek bij uw moeder die op leeftijd is. In uw boek begint de hoofdpersoon al afscheid te nemen. Is dat niet apart straks met de thee?
Ze heeft het boek gelezen en zei dat ze zichzelf wel een paar keer was tegengekomen, maar de situatie is niet moeilijk. Wat overigens voor de hoofdpersoon de aanleiding vormt om te denken dat zijn moeder begint te vervangen is echt zo gebeurd, maar in het geval van mijn moeder was dat verstrooidheid van haar kant, ze heeft het nog goed op een rijtje. Ze is nu 87 en leeft zelfstandig, maar de kans bestaat dat het proces van vervagen binnenkort begint, dat ze me over een jaar niet meer herkent. Ik dacht: moet je dan niet iets doen? Met dat idee is Kleur van Geluk twee jaar geleden ontstaan, en toen wist ik al dat het een boek over afscheid zou worden.

Ik vind dat ik daar met haar over moet praten nu ze nog fris en helder heeft. Ze is er immers altijd geweest. Ze heeft me gebaard, opgevoed, klaargemaakt voor het leven en was altijd supporter en las mijn werk. Door er over te praten ben je al bezig met dat afscheid. Mijn moeder vindt dat prima, en bovendien beseft ze het verschil tussen haar en de moeder in het boek heel goed. Ze weet wat wel en niet waar is, ook al ga ik soms aan de haal met de waarheid.

Worden herinneringen die je met iemand deelt minder waard als die persoon overlijdt?
Ja, dat is denk ik wel het geval. Frans en ik spraken vaak over de dingen die we samen hadden meegemaakt. We hebben het regelmatig over dat grote insect uit het eerste hoofdstuk gehad, dat onnoemlijke grote beest, die tijdens onze allereerste ontmoeting in de gordijnen hing. Adrie van der Heijden – A.F.Th. – herkende de scène en stuurde mij een brief. Hij schreef: dat insect was de dood die toen al in de gordijnen hing.

Frans en ik hebben geen spectaculaire levens geleid, maar wel veel meegemaakt, vooral in geest. Nu hij weg is heb ik die herinneringen alleen nog maar voor mezelf. Daarom ben ik erg blij dat ik in opdracht van zijn uitgever een boek over hem maak. Ik schrijf zijn herinneringen op en heb daarbij het gevoel dat we dat samen doen. Laatst moest ik alvast een titel verzinnen. Toen herinnerde ik me hoe we samen uit de nachtcafés kwamen, en toen dacht ik: Het eerste licht boven de stad. Die zal op zijn sterfdag 20 november verschijnen.

Kleur van geluk gaat onder meer over afwezig zijn, in het verleden leven. Bent u afwezig en herkent u een gelukkige situatie?
Kleur van geluk gaat heel erg over de tijd en hoe die zich in mijn leven gedraagt. Maar uiteindelijk is tijd ook maar een ding. Heden en verleden zijn voor mij ontzettend nauw met elkaar verweven, en daarom kan ik eigenlijk niet praten over vroeger. Ik hoef maar over mijn schouder te kijken en ik ben weer dertig jaar terug, hoef maar een stap opzij te zetten en ben weer kind. De werkelijkheid leef ik wel, maar daarnaast leef ik ook een leven in mijn hoofd.

Vanochtend nam ik de trein vanuit Amsterdam naar Nijmegen, en ineens zag ik Lent hier aan de Waal liggen. Blijkbaar was ik in dat uurtje treinreizen verdwaald in mijn fantasie. Nu zitten we hier in Nijmegen met het uitzicht op de straat waar ik de eerste vijf jaar van mijn leven heb doorgebracht. Toen ik hier net alleen zat, wandelde ik in gedachten door mijn vroegere leven, en bedacht dat ik daar nog wat over moest schrijven. Ik was dus voor even niet in het heden, en ook dat speelt een grote rol in het boek. Een gelukkige situatie herken ik echter wel, en die stroomt dan ontzettend door me heen.

~

Uw werk wordt gekenmerkt door filmische scènes en een lichte toon. Hoe heeft die stijl zich ontwikkeld?
Tijdens het schrijven van De Zomerval (1998) ontdekte ik mijn manier van vertellen, dat filmische, die lichte toon en de melancholische glans. Die stijl was in de boeken daarvoor weliswaar ook al zichtbaar, maar toen was ik nog zoekende. Ik denk dat iedere kunstenaar dat in de eerste pakweg tien jaar is, en veel bezig is met toon en ritme. Vanaf het moment dat ik mijn materialen goed beheerste, zo heb ik de indruk, zijn mijn romans vrijer geschreven.

Ik vind het onzin om zwaar te schrijven over zware dingen, daarom zoek ik die lichte toon heel erg op. Ook vind ik het heel belangrijk dat ik voor me zie wat ik opschrijf, en ik wil dat de lezers dat ook zien. Voor ik begin met schrijven maak ik vaak een ommetje door de stad en denk ik daar over na terwijl ik indrukken opdoe. Wat ik ook merk is dat de grens tussen het autobiografische en fictieve element steeds dunner is geworden. Tegenwoordig durf ik meer vanuit mezelf te schrijven waar ik me vroeger nog wel eens verstopte, misschien uit schaamte, uit angst.

Naast romans schrijf u ook columns en toneelstukken. Wat neemt u daarvan mee naar de romans?
De columns die ik sinds een jaar of tien dagelijks schrijf voor De Gelderlander dragen bij aan de lichte toon en het autobiografische element. Ze verhalen over het dagelijks leven, over de dingen die ik meemaak, en ik wil ermee aantonen dat het leven vol avontuur en verwondering zit. Eigenlijk zeggen ze: een gewoon leven bestaat niet. In september verschijnt overigens een bundeling van die columns die heet Wat is precies de bedoeling? En als we over toneel praten dan moet iets blijken uit hetgeen de acteurs zeggen, terwijl ik in de boeken beschrijf wat er gebeurd. Daardoor leer ik goed typeren, maar eigenlijk lopen al deze zaken door elkaar heen, roman, toneel, column.

U debuteerde in 1981 met de roman De feestavond. Toch zijn er nog veel mensen die uw werk niet kennen. Hoe kan dat? 
Ik ben wat afwezig voor de media, en ben niet zo’n zichtbare schrijver zoals een Tommy Wieringa of Arnon Grunberg, die veel aan publiciteit doen. Kleur van geluk is overigens wel goed ontvangen, met in de eerste week lovende stukken in NRC, Het Parool en de Volkskrant. Het publiek voor mijn werk groeit bovendien per boek en wordt steeds iets groter. Dat proces laat ik z’n beloop gaan. Van belang is dat ik altijd trouw ben gebleven aan mezelf. Ik heb alles altijd zo gedaan zoals ik dacht dat het moest en heb nooit een knieval gemaakt.

Geen vertalingen, prijzen en bestsellers, maar geloof in wat je doet, een groeiend publiek en dus tevredenheid?
Mijn laatste werken, om even in commerciële termen te spreken, verkopen beter dan die van dertig jaar geleden. Het komt bovendien niet meer voor dat mijn boeken worden genegeerd, ze worden inmiddels altijd opgepakt door een vast publiek. Ik ben inderdaad nooit vertaald, en hoewel er op dat gebied momenteel het een en ander speelt, heb ik daar nooit wakker van gelegen, net zo min als dat ik in het begin minder verkocht of nog nooit een prijs heb gewonnen.

Toen ik begon met schrijven wilde ik maar twee dingen, vrij zijn en van het schrijven leven. Dat doe ik nu al min of meer dertig jaar. Alle begin is moeilijk, ik moest zuinig leven, maar de laatste vijftien jaar gaat het heel behoorlijk. Ik vind dat het wel goed gaat, en dat het ook goed komt. Bovendien heb ik het gevoel dat, hoewel ik zestig ben en al lang schrijf, mijn schrijversloopbaan nog jong is.