Theater / Voorstelling

Niet te redden in bizarre en absurdistische Op de bodem

recensie: Orkater - Op de bodem

Het openingsbeeld schetst een zonnig tafereel: de receptie van een vakantieresort, palmbomen, een enorme verlichte smiley en een zeskoppige band. Zoveel optimisme, dat moet wel mis gaan. En dat gaat het. Van afgebeten oren tot pijnlijke bekentenissen, van troosteloze neukpartijen tot orgastische uitspattingen. Dat het leven uitzichtloos is, wordt ons in Op de bodem draconisch door de strot geduwd.

Met het wegvallen van de meeste productiehuizen, vindt jong talent moeilijker haar weg naar de professionele theaterpraktijk. Orkater biedt onder de noemer De Nieuwkomers jong talent de kans om een grote zaal voorstelling te maken. Regisseur Michiel de Regt en schrijver Oscar van Woensel pakken groots uit: een absurdistische, rauwe voorstelling waarin de gekte van de personages zich tot in het extreme manifesteert. Het is even schrikken voor de abonnementhouders, die vertrouwden op het muzikale en doorgaans toegankelijke Orkater-theater. Dit is hard, bizar en vooral weinig subtiel.

Leeg en zielloos
De Regt en Van Woensel lieten zich inspireren door Maxim Gorki’s Nachtasiel. Daarin dromen de personages, ondanks dat ze financieel aan de grond zijn geraakt, van een mooie toekomst. In Op de bodem zitten de personages niet financieel, maar ideologisch aan de grond. Vier stellen bezoeken een all inclusive resort, allen op zoek naar afleiding en vertier. Al vanaf het begin zien we de vier stellen (en een vrijgezelle dame) worstelen met de troosteloosheid van hun bestaan. Waar de één ongeneeslijk ziek is, klaagt de ander over het gebrek aan communicatie, werk of liefde. We krijgen lege en zielloze personages voorgeschoteld, met wie we nauwelijks enige empathie of meelijden voelen.

Absurdisme op afstand
De makers kozen voor absurdisme in haar meest pure vorm. Dikmaakpakken, flauwe dansjes en nooit volle cocktailglazen. Nadat iemand een oog is uitgestoken, reageert hij met ‘ik zou de krant wel even willen lezen’. Het moet gezegd, de vorm is consequent en tot in de finesses doorgevoerd, maar de voorstelling blijft daardoor op afstand; het brengt ons niet verder dan een gekkemensenparade. Dat de stellen uiteindelijk half naakt, bebloed en letterlijk kapotgeschoten eindigen, werkt eerder lachwekkend dan schrijnend.

Geen redding mogelijk
Je vraagt je af wat de makers hebben willen schetsen: een dolende generatie twintigers, een lege maatschappij, een parodie op het sociale drama? En wat vertelt het? Willen de makers ons de spiegel voorhouden dat de mens dolend en vermoeid rondwandelt in dit aardse bestaan? Dat is niets nieuws onder de zon. De uitspraken zijn clichématig (‘liefde, geef me liefde’ en die letterlijke titel: waarom?!): het is onduidelijk of dat een keuze is om de leegheid te bevestigen, of niet. Wat wel helder is dat we vanaf het eerste moment weten dat deze figuren niet meer te redden zijn. Geen ingehouden angsten, nee, alles ligt open en bloot op tafel. Nergens wordt de voorstelling spannend of krijgt het een verrassende wending. De neon smileylamp houdt ermee op, stellen zijn uit elkaar, het decor is een ravage.

Ode aan Kofferband
Enig lichtpuntje in deze duisternis is de muziek van Kofferband. De band wisselt moeiteloos af tussen strakke jazz, geestige kinderliedjes, intermezzi met kazoo en wasbord en echte rock. Mooi ook zijn de momenten waarop de muziek wordt ingezet; iemand krijgt een vork in zijn oog en de band barst uit in een meerstemmig lied: daar werkt het absurdisme wel. Maar dat is de enige verlichting die men ons brengt, verder gaat de zon in deze voorstelling helaas niet schijnen.