Muziek / Concert

Porter excelleert in eigen werk

recensie: Gregory Porter & Metropole Orkest

.

~

Gregory Porter speelt vanavond met het grootste professionele pop- en jazzorkest van de wereld: het Metropole Orkest. Wie speciaal voor hem is gekomen, moet zijn beeld even bijstellen. Het Metropole Orkest opent met een waanzinnig stuk, waarna dirigent Vince Mendoza ons voorstelt aan acht jonge, getalenteerde arrangeurs van over de hele wereld. Zij hebben de afgelopen week de Arrangers Workshop bij het orkest gevolgd en een achttal stukken gearrangeerd die vanavond worden uitgevoerd door het orkest en Gregory Porter.

Langzaam op stoom
Na een kwartiertje maakt Porter zijn entree met het nummer ‘When Did You Learn’. Zijn weergaloos mooie stem vult de zaal en grijpt je meteen bij de keel. De set wordt vervolgd met ‘Flying Easy’, een cover van Donny Hathaway, waaruit blijkt dat de arrangeurs niet enkel met Porters eigen nummers aan de slag zijn gegaan. Porter lijkt zich de arrangementen nog niet helemaal eigen te hebben gemaakt; een aantal inzetten is onzeker en hij is druk in de weer met het in- en uitvouwen van zijn partituren en teksten, zodat hij er niet helemaal in lijkt te komen.

Hij gaat voor het eerst echt los bij een prachtige uitvoering van ‘Musical Genocide’. De magie spat van het podium af; zowel orkest als solist komen helemaal uit de verf. Wat voelde als een startschot voor het losbarsten van het concert (dat net een half uurtje op gang was), blijkt het inluiden van de pauze te zijn, zodat het publiek met een onbevredigd gevoel achterblijft.

Charme of valkuil
In de pauze wordt het geluid geoptimaliseerd. Opnieuw opent het orkest met twee instrumentale stukken. Hoewel het geweldige composities zijn, is het publiek blij wanneer Gregory Porter het podium weer bestijgt en een ontroerende versie van ‘No Love Dying’ neerzet. Het rauwe randje aan zijn diepe stem doet met regelmaat menig traanbuisje kriebelen. De set wordt vervolgd met een indrukwekkende vertolking van Willie Dixons ‘Hoochie Coochie Man’. Porter is hier in zijn element: hij zingt vol overgave en weet iedere noot behendig en met bezieling te raken. Er is geen twijfel meer dat deze grootmeester een vocaal kunstenaar is met een enorm bereik. Een staande ovatie is wat hij terugkrijgt. Ook het nummer ‘Grandma’s Hands’ van Bill Withers houdt het publiek in vervoering. 

Bij het laatste nummer ‘Don’t You Worry ‘Bout A Thing’ van Stevie Wonder zakt de magie weer. Het arrangement zit goed in elkaar en het piano-intro is verrassend mooi geadapteerd naar een strijkerspizzicato, maar het voelt als een ongemakkelijk feestje omdat Porter tekstueel een paar keer de mist ingaat. Door zijn charme vergeef je zijn foutjes snel, maar dit is ook zijn valkuil: het is maar de vraag of je hier mee wegkomt. Als reprise speelt Porter ‘Musical Genocide’. Weer swingt het nummer de pan uit, zodat je, vanuit de staande ovatie, niet meer op je stoel wilt gaan zitten.

Gemiste kans
Het uitblijven van nummers als ‘Be Good’, ‘Liquid Spirit’ en ‘Painted on Canvas’ stellen de echte fan wellicht teleur. Zeker als je weet dat deze liedjes met het Metropole Orkest wel werden uitgevoerd op het North Sea Jazz Festival en in Paradiso. Een gemiste kans, want dit zijn de nummers waarin Porter zich blootgeeft en je raakt tot op het bot. Door de rommelige opzet van het (te) korte concert en een aantal muzikale missers zit je niet zo achterovergeleund te luisteren als naar zijn albums. Echter, zijn stem en het fantastische orkest maken zoveel goed dat de kritiek snel vergeten is.