Boeken / Fictie

Parelduiken in de Amerikaanse literatuur

recensie: John Fante (vert. Dirk-Jan Arensman) - De broederschap van de druif

.

‘John Fante was mijn God,’ staat er op de kaft. Het citaat is van Charles Bukowski. Net als God is Fante in staat een authentieke, geloofwaardige, maar toch vooral krankzinnige wereld te scheppen.

Na Vraag het aan het stof is De broederschap van de druif de tweede roman van Fante die uitgeverij Meulenhoff in korte tijd op de Nederlandse markt brengt. Steeds meer vergeten Amerikaanse pareltjes duiken op. Na o.a. John Williams (Stoner) en John Carpenter (Noodweer) is nu John Fante aan de beurt. Parelduiken in de literatuur is niet zonder risico; boeken waarin eens schoonheid werd gevonden, blijken jaren later leeg. Dat geldt zeker niet voor John Fantes roman uit 1977.

Terug naar huis
Henry Molise is een vijftigjarige schrijver. Met vrouw en twee zonen woont hij in een mooi huis in Los Angeles. Zijn wortels liggen in San Elmo, een fictief stadje in de buurt van Sacramento. Het verhaal begint zo:

Op een avond, afgelopen september, belde mijn broer uit San Elmo om te melden dat mama en papa het weer over scheiden hadden.
‘Dat is niks nieuws, toch?’
‘Dit keer is het menens,’ zei Mario.
Nicholas en Maria Molise waren eenenvijftig jaar getrouwd, en hoewel het vanaf het begin een ellendige relatie was geweest, bij elkaar gehouden door het niet-aflatende katholicisme van mijn moeder die haar echtgenoot strafte met tot wanhoop drijvende tolerantie van zijn zelfzuchtigheid en minachting, leek het nu volkomen waanzinnig als die twee oude mensen in zo’n laat stadium van hun leven uit elkaar zouden gaan, want mijn moeder was vierenzeventig en mijn vader twee jaar ouder.

Henry besluit het vliegtuig te nemen en trekt voor enkele dagen in bij zijn ouders. Hij is terug in het stadje waaruit hij dertig jaar eerder vluchtte. Nooit wilde hij meer terug naar dat miezerige leven: zijn katholieke moeder, zijn alcoholistische vader en zijn broers en zus die er zijn blijven wonen. De stompzinnige conservatieve moraal, het harde werken en het nog hardere drinken in de haveloze kroegen en bordelen. Henry gruwt ervan. En wij als lezers met hem.

De achterkant van de Amerikaanse droom
Fante schetst de achterkant van de Amerikaanse droom. De arbeiders die in vervallen huizen wonen, niet of nauwelijks verzekerd zijn, hard werken en hun geld opzuipen en vergokken. De vrouw is er om voor de man te koken, de was te doen, het huis schoon te houden en de kinderen op te voeden. En zo nu en dan sleep je haar mee naar het echtelijk bed. Als je zin hebt en niet al te dronken bent natuurlijk.

De titel De broederschap van de druif verwijst naar het groepje oudere mannen dat kaartend, gokkend en zuipend hun oude dag doorkomt. In San Elmo is niets te doen. De zon beukt onbarmhartig op de stoffige straten en de krakkemikkige huizen kreunen onder de ondraaglijke hitte. Je hoort welhaast het roestige hekje repetitief klagen.

Italiaanse immigranten
Vader Nick is op zijn twaalfde uit Italië gevlucht voor de armoede en de honger. Zijn vader, grootvader en overgrootvader waren steenhouwers. Hijzelf heeft heel wat huizen en straten aangelegd in San Elmo. Verbittering, agressie, alcoholisme en zwijgzaamheid maken zich meester van hem als blijkt dat geen van zijn zonen het vak wil overnemen.

Nick is alles waar zoon Henry van gruwt en waarvan hij dacht dertig jaar eerder voor altijd te zijn verlost. Nick vraagt, nee sméékt, Henry om met hem mee te gaan voor een laatste klus. Samen gaan ze de bergen in om een rookhut te bouwen. In een roes van wijn en cement blijkt Henry nog steeds de zoon van een Italiaanse immigrant te zijn. Daar doen Los Angeles en het schrijven van romans niets aan af.

Een liefdevol portret, tegen wil en dank
Fantes stijl is kort, krachtig en zonder opsmuk. Amerikaans, zou je kunnen zeggen. Met een scherp oog voor onderlinge relaties en veel gevoel voor onderhuidse spanningen zet hij een Amerikaanse emigrantenfamilie neer. Mensen over wie je gemakkelijk lacherig kunt doen, die je kunt minachten en van wie je op het eerste oog misschien gruwt. Fante leert je van hen te houden, met al hun tekortkomingen. En dat zijn er, zoals bij veel van ons, veel.

Het boek is een ode aan het kleine Amerika, maar ook aan de vader-zoonrelatie. Een verbond waarop een vloek lijkt te rusten. Onderlinge liefde die in het beste geval de vorm aanneemt van een onbeholpen stomp op de schouder. Genegenheid is geen knuffel of een goed gesprek. Nee, het is samen zuipen en een rookhut bouwen. Fante heeft het prachtig en aandoenlijk beschreven. Lezen, deze parel!