Boeken / Fictie

Schrijven aan de kattenkust

recensie: Eugen Ruge (vert. Josephine Rijnaarts) - Nachtbus naar Andalusië

Eugen Ruge’s debuutroman In tijden van afnemend licht won vele literaire prijzen. Een opvolger is er nu in de vorm van Nachtbus naar Andalusië.

Hij zal niet toevallig gekozen zijn, de titel van Eugen Ruge’s tweede roman. Cabo de Gata heette het boek, en De Geus heeft er – waarschijnlijk uit promotionele doeleinden – Nachtbus naar Andalusië van gemaakt. Jammer dat Ruge niet zo lang stilstaat bij de reis naar Andalusië en des te langer bij het verblijf van zijn hoofdpersoon aan de Cabo de Gata.

Nachtbus naar Andalusië gaat over een man die zijn leven in (Oost-)Berlijn achterlaat en naar Zuid-Spanje afreist. Door zijn ex-vrouw is hij gestrikt om op hun dochter te letten zodat zij met Oudjaarsavond een man aan de haak kan slaan. Hij voelt zich niet meer thuis in zijn huidige leven en vertrekt. ‘Ik herinner me hoe ik midden in de beweging even stopte,’ begint hij zijn relaas.

Opgezogen


Inmiddels is de hoofdpersoon een gevierd schrijver. Hij blikt terug op zijn reis ongeveer vijftien jaar geleden en probeert zich alles zo goed mogelijk te herinneren. Dit is een mooi vertelperspectief, dat steeds sterker wordt naarmate de roman voortgaat. Later in de roman gaat de verteller helemaal op in zijn herinneringen. ‘Ik biljart nu,’ staat er dan – de scheidslijn tussen heden en verleden is daarmee verbroken.

Aan de kattenkust begint hij te schrijven aan het eerste boek dat zijn carrière na de beschreven gebeurtenissen zal lanceren. Hij denkt voor altijd in Andalusië te blijven, maar als lezer pik je dat geen enkel moment. De vertelvorm ondermijnt dat idee.

Over schrijven

Nachtbus naar Andalusië gaat niet alleen over de midlifecrisis van het hoofdpersonage. Het is ook een roman over schrijven en het creëren. Zo denkt de schrijver in spe:

Als ik de vrijheid had om iets te verzinnen, zou ik de barkeeper vermoedelijk een ander temperament toedichten, gewoon om wat afwisseling te brengen in mijn personages. Maar omdat ik besloten heb op te schrijven wat mijn geheugen aanreikt, zit er niets anders op dan hem even stoïcijns en zwijgzaam te laten figureren als de vrouw met de dikke kont.

Deze passage verwijst ook terug naar het motto van de roman: ‘Dit verhaal heb ik verzonnen om te vertellen hoe het was.’ Dat is wat fictie doet: het leven inzichtelijk maken door middel van het bedenken van situaties en personages. Dat hoeft niet expliciet gemaakt te worden, zoals Ruge hier doet. Zijn strategie overtuigt niet. Na deze passage blijft de vraag waarom de barkeeper niet toch een ander temperament heeft. Het had voor de lezer niet veel uitgemaakt. Hier wordt onnodig ingewikkeld gedaan.

Dit soort stukken zijn stoorzenders in een anderszins prima roman. Ruge vertelt zijn verhaal vlot en met de nodige humor. Op subtiele wijze leren we steeds meer over zijn hoofdpersoon en diens toekomstige carrière. Dat is knap. Maar daar staat een soms nogal lompe en hoekige ideeënwereld tegenover. Dat is dan weer jammer.