Boeken / Non-fictie

Fijn op stap met Bou

recensie: Boudewijn Büch - Rond de wereld in 160 eilanden

.

Terwijl schrijfster Eva Rovers gestaag doorwerkt aan de biografie van Boudewijn Büch, brengt ze als opwarmertje alvast een bundel eilandverhalen van de vermaarde boekenreiziger. Een feest om te (her)lezen maar hier en daar ook weer even stevig doorbijten.

Met de zekerheid veel liefhebbers op hun ziel te trappen, toch eerst in alle oprechtheid: Boudewijn Büch (1948-2002) was geen begenadigd fictieschrijver. Het succes van zijn romans – met name De kleine blonde dood (1985) – is vooral te danken aan een tranentrekkende sentimentaliteit. En aan het feit dat het ‘op waarheid berustende’ verhaal achteraf volledig uit de fabuleuze geest van een fantast bleek te zijn ontsproten. Qua schrijftalent heeft Büch weinig te zoeken in de wereld van de bellettrie en ook zijn poëzie is soms niet zonder kromme tenen te lezen.

Nee, het fenomeen Büch floreert met name in de beschrijvende literatuur. Zodra hij een favoriet onderwerp vastpakt, is de geest uit de fles en weet hij zijn publiek met bezieling te boeien. Of het nu gaat om Goethe, de dodo, de Amerikaanse Burgeroorlog, Rolling Stones, Napoleon, pinguïns, Robert Louis Stevenson, Andy Warhol, de Eerste Wereldoorlog of Gerrit Achterberg: álles waar zijn interesse naar uitgaat is doelwit van zijn onbegrensde kennisvergaring. Zo ook eilanden.

Morbus insulae
De flamboyante schrijver – die zichzelf graag afficheert als islomaan, eilandist, nesofiel en lijdend aan de ziekte morbus insulae – reist zijn halve leven de wereld rond om eilanden te bezoeken. Niet om de schoonheid van exotische stranden of de rust van dunbevolkte streken, Büch wordt gegrepen door de onbereikbaarheid die tegelijk eenzaamheid inhoudt, de aantrekkingskracht van haast vergeten plekken. Het is vooral de mythevorming die menig eiland omgeeft waar hij met ongeremde energie achteraan jaagt.

Dat hier prikkelende literatuur uit ontstaat, bewijst het verhaal Duivelseiland over de onschuldig veroordeelde Alfred Dreyfus die in 1895 gevangen zat op dit eiland voor de kust van Frans Guyana. Of over de laatste jaren van Napoleon op zijn verbanningseiland St. Helena. Ook de stukjes over de uitgestorven dodo op Mauritius en Réunion tonen Büchs meeslepende pen als het gaat over onderwerpen die hem na aan het hart liggen. Met een onbevangen spontaniteit strooit hij zijn wetenschap over ons uit; het is informatief, amusant en bij wijlen emotioneel.

Begrensde overzichtelijkheid
Toch laat Boudewijn Büch ook een andere kant zien, bijvoorbeeld in verhalen als Het ijspaleis: een stroperige verhandeling die uitentreuren doorzeurt over het al dan niet bestaan van het arctische eilandje Bouvet. Hier is de bibliothecaris annex landmeter aan het woord. Tientallen pagina’s over de exacte positie van het eiland, hoe dat in de literatuur is weergegeven en wat de juiste naamgeving is. De schrijver exposeert vol overgave zijn belezenheid en enorme boekenbezit en probeert de lezer te boeien met een overdaad aan oninteressante details.

Daarmee werpt hij zelf de vraag op in hoeverre Boudewijn Büch nu écht om eilanden geeft. Zijn passie lijkt zich vooral te concentreren op favoriete personages en onvergetelijke gebeurtenissen op desbetreffende eilanden. Zou het Griekse eiland Skyros voor Büch enige betekenis hebben gehad zonder het graf van dichter Rupert Brooke? En de Cook-eilanden zonder het bestaan van de dertienjarige schrijfster ‘Johnny’ Frisbie? Het is de begrensde overzichtelijkheid van menig steenklomp in een onmetelijke oceaan, door Büch naar de oppervlakte gehaald omdat het genoemd is door zijn helden en een rol speelt in zijn bibliotheek. Alleen zo kan de bibliofiel zich met recht een ontdekkingsreiziger voelen.

Bloody Ibiza
‘Every man is an island, and I’m bloody Ibiza’ beweert Hugh Grant in de film About a boy (2002). Een uitbarsting van masculiene onafhankelijkheid die Büch op het lijf geschreven zou zijn. Bou was een eiland waar niemand werkelijk op kon doordringen. Zowel in zijn tv-programma’s als in zijn boeken – die meestal een uitvloeisel waren van zijn reizen voor tv – trad hij op als een lichtelijk neurotische, zéér onderlegde en overenthousiaste kluizenaar.

Ik heb zelden de neiging iets ongezien te laten of slechts te willen kennen uit verhalen van anderen.

Rond de wereld in 160 eilanden is een ode aan een ondoorgrondelijk avonturier. De verhalen zijn een genot om te lezen, maar ook – net als de schrijver zelf – van een sympathieke betweterigheid en in een enkel geval irritant te noemen. Juist die ingrediënten maken het boek tot een fraai testament van een hartstochtelijk mens. Hij wordt gemist.