Boeken / Fictie

Alweer een formidabele klassieker

recensie: Louis Aragon - De reizigers op de imperiaal

Opeens ploft daar de mastodont De reizigers op de imperiaal van de min of meer vergeten Louis Aragon (1897-1982) uit de literaire hemel. Het werd hoog tijd voor deze vertaling, een heldendaad van good old lady Hannie Vermeer-Pardoen. Aan Aragon én aan haar danken we een onvergelijkelijk meesterwerk.

Aragon zette de laatste punt op 21 augustus 1939, de dag dat Duitsland buurland Polen binnenviel. De roman begint in 1889 bij de op een mooie toekomst gerichte Wereldtentoonstelling in Parijs en eindigt bij het begin van de Eerste Wereldoorlog. Centraal binnen alle omringende figuren staat Pierre Mercadier, en in diens kielzog zijn zoon Pascal.

Ledenpoppen


Vader raakt ernstig gefrustreerd door malheur in de liefde, in geldzaken en in zijn baan als leraar geschiedenis en ergert zich ongeneeslijk aan alle hypocrisie en leegheid om zich heen, aan alle ‘namaakfiguren, ledenpoppen die haastig uit zijn gezichtsveld verdwenen om nog slechts leegte achter te laten of plaats voor andere ledenpoppen.’ Hij ziet meer en meer af van wat een sociale omgeving kan bieden. In halsstarrige eenzaamheid eindigt hij aan de Parijse zelfkant. Als overtuigd misantroop ziet hij zijn ondergang als de logische uitkomst van het bestaan, niet alleen van het zijne. Pas als hij op afstand zijn kleinzoontje stiekem kan gadeslaan, raakt hij tegen wil en dank vertederd.

Om vader Pierre en zoon Pascal heen tekent zich een microkosmos van personages die opkomen, verdwijnen of zich verplaatsen. Ze groeien stuk voor stuk uit tot karakters. Hierdoor wordt de roman rijk aan perspectieven. Iedereen leer je niet alleen vanuit zichzelf, maar ook door de ogen van anderen kennen. Daarbij voegt zich zo goed als naadloos de blik van de auteur. Niet alleen in de betrokken beschrijvingen van tijd en plek, ook in de scherpe psychologie lezen we een panoramische roman. Die psychologie spreekt letterlijk, zonder nader commentaar, vooral uit de sterke dialogen.

Röntgenstralen


Aan de rijkdom van de roman wordt ook bijgedragen door de wisselwerking tussen de oppervlakte van vaak triviale gebeurtenissen en anderzijds de manier waarop Aragon daartegen aankijkt. De bovenlaag heeft geregeld trekken van een bouquetverhaal, maar dat wordt genadeloos doorvorst door Aragons röntgenstralen, met vaak onthutsend effect.

Hij past ook uiteenlopende schrijfstijlen toe. Er zijn soepel literaire passages naast hele stukken waarin de spreektaal de boventoon voert. Talrijk zijn de monologues intérieures, met alle onderbrekingen en afbrekingen van dien. Sowieso heeft Aragon een onbekommerd klinkende vertellerstrant, alsof alles hem spontaan invalt. Dit geeft een tempo dat meesleept.

De vraag wat ontleend is aan feiten en wat verzonnen is, geeft de hele roman een prettige spanning. Veel put Aragon min of meer uit eigen belevenissen, vaak geeft hij daar een eigen draai aan. Au fond plaatst hij zijn verhaal in een duidelijk historisch kader. Vaak zijn geschiedenissen zinvol op onze tijd te betrekken, wat het perspectief nog weer verder uitbouwt.

Jongleur


Knap is ook hoe situaties opeens kantelen of onverwachte richtingen inslaan. Herhaaldelijk begint een passage terwijl pas naderhand de impact ervan ontknoopt wordt. Directe redes lopen binnen één en dezelfde alinea over in gedachten of beschrijvingen en vice versa, zonder dat het je gaat duizelen. Tegenwoordige en verleden tijd wisselen elkaar ongemerkt af. Aragon heeft veel stijlmiddelen in huis en hij gooit ze op als een jongleur zijn balletjes.

En dan ook nog zinnen als: ‘De ondergaande zon scheen door de bomen als op een slecht Japans schilderij.’ Iemand heeft ‘ogen die ze niet helemaal dicht kan doen zo groot waren ze.’ Haar haar is ‘zo kastanjebruin dat kastanjes erbij in het niet vielen.’ ‘Ze loog zelfs als ze niets zei.’ ‘Ze was zo ziek dat ze erin berustte om te blijven leven.’ Er zijn ook talrijke wisecracks, zoals: ‘Getrouwde mannen hebben over het algemeen een nogal vulgaire opvatting van het begrip vrijheid en voelen zich pas vrij als ze een avontuurtje hebben gehad.’

Veelvoud van noten


Het leesgenot lijkt in gelijke mate van roman en vertaling te komen. De vraag dringt zich herhaaldelijk op hoe een vindingrijk vertaalde passage in het Frans geschreven is. De vondsten verraden veel vertaalplezier en dat plezier voert de lezer onontkoombaar mee in een roman die stilistisch en inhoudelijk een veelvoud van noten op zijn zang heeft. Er zijn pas twee korte (lovende) recensies verschenen. Beginnen de kranten klassiekermoe te worden?