Boeken / Non-fictie

Noodzakelijke scepsis

recensie: Hans van Maanen - Broddelwetenschap

Door de kaft is al duidelijk dat hier een statement gemaakt wordt. Klinkt een onderzoek in de krant te mooi om waar te zijn, laat dan je alarmbellen rinkelen. Er is namelijk nogal wat mis in de onderzoeksjournalistiek.

Wellicht zou je daar als argeloze krantenlezer je schouders voor ophalen, maar wetenschapsfilosoof Hans van Maanen is het zat, die onzin in de krant. Zijn boek Broddelwetenschap is opgebouwd rondom onderwerpen die regelmatig in de krant te lezen zijn. Thema’s als gezondheid en gezonde voeding, neurowetenschap en een vleugje psychologie worden in korte hoofdstukken behandeld. Het boek leest daardoor vlot en prettig weg. Van Maanen heeft bij de krantenartikelen die hij in zijn boek bespreekt de nodige research gedaan. Dan blijken onderzoeksresultaten een flink stuk genuanceerder en minder spectaculair.

Sapere aude!

De Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant riep het volk reeds in de achttiende eeuw op: sapere aude, durf te denken! Neem al die berichten in de krant over wetenschap met een korrel zout. Zeker wanneer er causale verbanden worden gelegd. De onderzoekers zelf spreken namelijk veel minder vaak van causaliteit. Dergelijke verbanden kunnen kwalijke gevolgen hebben. Zo beschrijft een hoofdstuk dat muzieksmaak crimineel gedrag zou beïnvloeden. Het wekt niet eens verbazing dat het bij die ‘foute’ muziek om metal, punk en techno gaat. De cijfers geven een niet significante correlatie: de vraag of muzieksmaak crimineel gedrag voorspelt is in dit onderzoek niet beantwoord. Maar dat wordt in het krantenartikel hierover wel geclaimd.

Ook onderzoeksmethoden moeten eraan geloven in dit boek. De voorbeelden hiervan zijn ontluisterend, hoewel ook grappig. Neem het onderzoek naar lichaamsbeweging van Parkinsonpatiënten. De auteur suggereert het voor de hand liggende, namelijk: vraag ’t aan de mensen zelf. Wat de onderzoekers bedachten klinkt interessant, maar is vooral een omweg. Zij klokten de tijd die een Parkinsonpatiënt op een bepaald parcours aflegde en trokken hieruit hun conclusies. Vragen zou sneller gaan.

Eveneens besteedt Van Maanen aandacht aan onderzoek dat ofwel prematuur is, ofwel gebruik maakt van te kleine hoeveelheden om tot goede resultaten te komen. Wanneer je bijvoorbeeld te weinig ratten neemt voor je onderzoek, sterven de ratten zonder bruikbaar resultaat, oftewel zinloos. Hierop uit de auteur dan ook terecht kritiek.

Geen diepgang

Ondanks de vlotte schrijfstijl doet het boek zelf soms als broddelwerk aan. De auteur gaat uit van een aardige dosis kennis van statistiek bij zijn lezers. Pas aan het eind van het boek gaat hij dieper in op statistische regels. Daarnaast lijkt de lay-out van groter belang te zijn dan de inhoud. De hoofdstukken maken her en der een afgeraffelde indruk. Zo blijven ze kort, blijft de vaart in het boek, maar ontbreekt de diepgang. Bovendien gaat hierdoor de scherpe en humoristische toon van de auteur verloren. Het zou prettig zijn, wanneer Van Maanen iets meer zou uitweiden waarom bepaalde krantenartikelen zo abominabel zijn.

Statistiek

Het afsluitende hoofdstuk van dit boek is wellicht het belangrijkste. Hierin geeft de auteur in vogelvlucht een lesje statistiek, wat onontbeerlijk is voor het begrijpen van wetenschappelijk onderzoek. Het is echter jammer, dat Van Maanen er slechts weinig ruimte voor reserveert. Er rijzen de nodige vragen wanneer je dit hoofdstuk leest, zoals wanneer hij het ‘statistisch effect’ uitlegt. Het voorbeeld dat hij geeft is zo summier, dat de leek een paar keer moet lezen hoe dit effect berekend moet worden en wat het dan betekent. Wanneer de auteur aan het begin van dit boek de moeite had genomen de veelvuldige statistische rekenmethoden uit te leggen, zou het boek veel begrijpelijker zijn. Nu valt de kritiek van Van Maanen op slecht geschreven krantenartikelen in het niet, doordat hij zelf eveneens te snel gaat.