Theater / Voorstelling

Niets maakt zo lelijk als kunst

recensie: Dood Paard en tgSTAN - 'Kunst'

In het voorwoord van The Picture of Dorian Gray bespreekt Oscar Wilde het nut, of eerder de nutteloosheid, van kunst. Het enige excuus om iets nutteloos als kunst te maken, stelt Wilde, is dat sommigen het zo intens vereren. ‘Kunst’ toont deze verering als een gevoel dat zo intiem is dat kritiek op het kunstwerk tevens als een persoonlijke aanval wordt ervaren. Anderzijds kan de verering van kunst de ander dusdanig schofferen dat een rationeel gesprek niet meer te voeren valt. Kunst blijkt louter emotie, of je het nu aanbidt of veracht.

~

Serge (Kuno Bakker) heeft een doek gekocht, een monochroom met witte strepen op een witte achtergrond. Een wit doek, aldus zijn vriend Mark (Frank Vercruysen), maar Serge ziet vibraties en kleurschakeringen. Het schilderij doet Mark vrij weinig, tot hij de som hoort die Serge ervoor heeft neergeteld: zestigduizend euro.  Na hartelijk gelachen te hebben beseft hij dat Serge het schilderij daadwerkelijk mooi vindt en hij verklaart hem voor gek. Serge op zijn beurt beklaagt de hooghartigheid van zijn kameraad. Ivan (Gillis Biesheuvel) heeft zijn oordeel minder snel klaar, deelt Serges liefde voor het schilderij maar toont begrip voor Marks cynisme. Zijn nuances worden echter niet gewaardeerd: bij elke toegeeflijkheid wordt hem van beide kanten het gebrek aan ruggengraat verweten. De esthetische discussie verzandt al snel in een steekspel van laag-bij-de-grondse opmerkingen, dat de onderlinge vriendschap danig op de proef stelt. In het verdedigen van de goede smaak is alles geoorloofd.

~

De dood van het debat
‘Kunst’ (‘Art’) betekende in 1994 de grote doorbraak voor de Franse toneelschrijfster Yasmine Reza (1959). Ze blinkt uit in snedige dialogen in de traditie van schrijvers als Edward Albee, waarin ogenschijnlijk  beschaafde, moderne mensen elkaar en zichzelf middels woorden fileren tot egocentrische en irrationele wezens, zoals ook in haar andere successtuk Dieu de Carnage uit 2006, in 2011 verfilmd door Roman Polanski onder de titel Carnage. Met een ogenschijnlijke eenvoud en een vooruitziende blik portretteert ze het onbegrip van ‘kunstliefhebbers’ en ‘cultuurbarbaren’ jegens elkaar, een onbegrip dat met de grootschalige bezuinigingen op cultuur onder Rutte I en de daaropvolgende protesten in Nederland tot een summum kwam. Net als toen weigeren hier de voor- en tegenstanders ook maar een strobreed toe te geven.

Wat pessimistischer stemt dan de onbuigzaamheid van de twee kemphanen is dat het fatsoenlijke debat, in de vorm van Ivan, wordt afgedaan als laf en besluiteloos. Hij wordt neergezet, zowel in de tekst van Reza als in de sterke opvoering van Biesheuvel, als een labiele man die onder de plak zit bij aanstaande vrouw, familie en werk. Zijn vrienden lijken hem alleen instrumentaal te gebruiken om hun eigen geschil uit te vechten. Waar Mark zichzelf vol trots onmodern verklaart – volgens Serge juist een heel moderne houding – is Ivan hier het anachronisme: de nuance is dood en polarisering heeft de toekomst.

Een enkele keer daalt de spanning en lijkt het stuk tijdens de langste scène iets te slepen. Gelukkig weten de drie acteurs met gerichte stoten onder de gordel elkanders en de eigen onuitstaanbaarheid steeds opnieuw te bevestigen. Zowel Reza als de combinatie Dood Paard en tgSTAN kiezen geen kant en laten de onhebbelijkheden prevaleren boven de argumenten. Het pijnlijkste aan ‘Kunst’ is dat we de redelijkheid al jaren voorbij lijken.