Boeken / Fictie

Verkapt neurotisch dagboek

recensie: Esther Gerritsen - Roxy

.

Roxy is jong getrouwd met de oudere filmproducer Arthur en schreef op haar ‘perfect gestylede zolder, ver van de begane grond’ een autobiografische roman, De Truckersdochter. Die was een succes, maar nu vindt ze die mislukt, waarmee correspondeert dat ook haar huwelijk met Arthur in het begin een succes leek. Na die roman ‘schreef ze aarzelende, angstige verhalen die weinig mensen met plezier lazen’. Arthur verongelukt in zijn auto, naakt omstrengeld met zijn eveneens naakte stagiaire. ‘Zit zijn pik er nog aan?’ vraagt Roxy aan de politie, eerder onthutst dan belangstellend, en zeker niet om lollig uit de hoek te komen. Roxy zelf vertelt de Werdegang die de verse weduwe in kort tijdsbestek doormaakt en die vooral uit gebeurtenissen en dialogen op te maken is. Mondjesmaat komt aan bod wat er in haar innerlijk omgaat.

Vlak en dun     
Door de climax op het eind, die een terugkeer naar een beheersbaar leven extra compliceert, loopt alles behoorlijk uit de hand. De overige gebeurtenissen zijn nogal alledaags, op het banale af, inclusief de avances van mannen waar Roxy als het ware ontketend op ingaat. Vaker worden er ditjes en datjes in het huishouden geregeld en besproken. Ook de eigenzinnige peutertrekken van dochtertje Louise krijgen schattig veel aandacht. Deze context wijst natuurlijk op Roxy’s wat smalle en niet storingsvrije belevingswereld na de dood van Arthur, maar dit maakt het verhaal tegelijk wat vlak.

Dat wordt ook veroorzaakt door de vaak uitwaaierende dialogen. De redacteur heeft Gerritsen voor Roxy aangemoedigd om zich meer op de dialoog te storten. Dat blijkt niet aan dovemansoren gericht. De gesprekken, als die al zo genoemd mogen worden, worden naturel uitgesmeerd, met alle miscommunicatie van dien. We lezen bijna een soap, het scenario van een soap zelfs.  Dat staat ietwat ver af van een roman die binnen het literaire genre valt.

Onbedoeld laconiek   
Door de dialogen wil Gerritsen de lezer allicht ook inpeperen, dat onbesproken blijft wat wél van belang is, namelijk de pijnlijke situatie na de dood van manlief en diens klaarblijkelijke minnares. Roxy reageert eerder onbedoeld laconiek dan serieus. Zodoende staat ze in de weg dat haar oppasstudente, Arthurs assistente en haar ouders, die allemaal komen inwonen, haar echt kunnen helpen. Door de overmaat aan dialoog verdunt dit gegeven nogal. ‘Arthur zei dat je gestoord was, maar ik wist niet dat het zo erg was’, zegt de assistente. Die kern van het verhaal had wel wat meer geconcentreerd en gestileerd mogen zijn.

Dit alles neemt niet weg, dat Gerritsen ons ook trakteert op heel wat treffende formuleringen die dwars op het normale staan. Maar hoewel Roxy’s gedrag, gedachten en uitlatingen geestig lijken, worden ze steeds minder om te lachen en werken ze hoe langer hoe pijnlijker. Indirect krijgt zo een vrouw gestalte die het leven niet meer in de hand heeft. Hoe wraak te nemen voor alles wat haar in haar hele leven is aangedaan? Dat gebeurt zo bizar, dat zelfs haar dochter Louise zich van haar afkeert en te vrezen valt, dat het open einde niet rooskleurig is.