Boeken / Fictie

Als de wijn is in de vrouw…

recensie: Amélie Nothomb (vert. Daan Pieters) - Petronilla

.

De Belgische Amélie Nothomb laat haar jongere zelf spreken in haar nieuwe werk met een afzichtelijke stofomslag, dat dankzij weinig pagina’s en grote letters binnen een goeie drie uur is opgedronken. We schrijven Parijs, 1997. Nothomb is net dertig en een rijzende ster in de Franstalige letteren en daarbuiten. Als titelheldin Petronilla bij een van haar signeersessies verschijnt en een op sensatie beluste fotograaf eruit gooit, weet Nothomb direct dat zij haar drankgenoot gevonden heeft.

Witte raaf
Aspirant schrijver Petronilla Fanto is jong, androgyn (ja, dat wordt erg, erg vaak benadrukt) en verfrissend onaangepast (‘een straatmeid’), in tegenstelling tot diplomatendochter Nothomb. Ze is een specialist op het gebied van Shakespeare en zijn tijdgenoten (‘zware jongens die altijd paraat waren om te knokken’). Het is smullen van zulke mensen, zeker als ze drinken. Als Nothomb en Petronilla hun eerste fles samen aanspreken, moet Nothomb wennen aan de lossere mores van het jonge ding. Hun beider afkomst geeft daarbij interessant contrast. Haar ongemak vertaalt zij echter in licht ironisch en komisch proza:

‘Mijn vader gaat elke zondagochtend als krantenventer L’Humanité verkopen op de markt.’
‘U bent communiste!’ riep ik enthousiast uit, omdat ik een witte raaf had gevonden. ‘Rustig maar. Mijn ouders wel. Ik ben behoorlijk links, maar toch geen communiste. U komt uit de hoge kringen, hè?’
‘Ik kom uit België’, zei ik, om een einde te maken aan haar onderzoek.

Over witte raven gesproken. Het elkaar vousvoyeren, dat de twee vrouwen tot ver in het boek blijven handhaven, voelt voor de Nederlandse lezer exotisch en prikkelend. Er wordt op een gegeven moment bewust besloten elkaar te tutoyeren. De beleefdheid en het respect dat spreekt uit dit toepassen van deze aanspreekvormen wordt in de Nederlandse gespreksomgang nauwelijks nog ervaren.

Drinkezusters
Later die avond krijgt de drank de twee drinkezusters toch te pakken. Petronilla gooit Nothomb permanent uit haar comfort zone met een wildplasactie in de Parijse straten. Het prille contact stopt abrupt in de kiem. Het boek maakt vervolgens een sprong: vier jaar later publiceert Petronilla haar eerste roman. Nothomb blijft de aantrekkingskracht tot de ongedwongen tomboy voelen en hernieuwt het contact met, jawel, champagne. De vriendschap beklijft dit keer. Een serie van willekeurige belevenissen passeert de revue in de licht schertsende toon die Nothombs pen kenmerkt. Sommige passages zijn overigens interessanter dan andere. (Fashionista’s zullen zich trouwens met interesse kunnen buigen over de vileine karakterschets van Vivienne Westwood.)

Hoewel vermakelijk, is de toon van het boek vaker dan gewenst ironisch en (te) licht en flauw grappig met vaak uitgekauwde zinnen, waardoor het iets begint te vervelen. Petronilla begint zich ondertussen echter steeds zonderlinger te gedragen, waardoor de nieuwsgierigheid naar haar steeds meer toeneemt. Maar Nothomb – misschien had ze een deadline,  wilde ze het achter de rug hebben of kon ze de psychologie van haar personage niet aan – raast zich vervolgens rap naar een wat absurd einde toe. Of althans, ze doet een flauwe poging daartoe, waardoor je het boek met knipperende ogen dichtslaat en denkt: ‘Wat heb ik nu zojuist gelezen?’ Een gemiste kans voor een veelbelovende premisse.

Stéphanie Hochet
Niemand weet waar in dit boekje non-fictie eindigt en fictie begint. Dat is natuurlijk deel van de charme. Het personage Petronilla is in elk geval gebaseerd op schrijfster Stéphanie Hochet (1975), in Frankrijk een inmiddels gevestigde naam in de literaire wereld. Ook de kroegen en boekhandels die in het boek voorkomen bestaan echt. Wie dat leuk vindt, kan deze plekken tijdens een weekend Parijs opzoeken en er een literaire drankroute van maken. Misschien kom je Nothomb wel tegen en biedt ze je een fluitje aan. En dat betekent daar iets anders dan hier.