Boeken / Fictie

Eén werkelijkheid is niet genoeg

recensie: Droomwereld in boekvorm

Hij kan zijn partner Peter, uitgesproken als ‘Pietah’, niet meer bereiken. Pietah bouwt virtual realities op zijn computer. Als hij niet aan het ontwerpen is loopt hij met zo’n achterlijke helm op zijn kop en een pak vol elektroden aan door de oude fabriek waar ze wonen. Dwars door zijn zelfgecreëerde wereld. Hij mag dan in zijn magische tweede werkelijkheid de mooiste steden naar Italiaans voorbeeld betreden, zijn vriend van vlees en bloed raakt hij kwijt. Dat is de keerzijde van fantasiewerelden.

In de korte verhalen van Arthur Japin hebben de meeste personages behoefte aan zo’n fantasiewereld. Het verhaal Pietah komt uit de verhalenbundel Magonische verhalen, waar Japin in 1996 mee debuteerde. De Arbeiderspers bracht onlangs Alle verhalen uit, waarin naast Magonische verhalen ook De vierde wand is opgenomen, die in 1998 verscheen. Ook zijn er zeven verhalen in de bundel opgenomen die al eerder in tijdschriften zijn verschenen.

Een zwart schip met rode zeilen

Illustratie: Siegfried Woldhek
Illustratie: Siegfried Woldhek

In de raamvertelling Magonische verhalen geven de personages hun fantasie op verschillende manieren vorm. In hun hoofd, op zolderkamertjes of met een zelfgebouwde auto waarmee ze over de wereld reizen. Maar ook in De vierde wand speelt het zoeken naar een andere wereld een rol. In deze vertellingen doen Japins personages dat door middel van reizen – in het theater of voor de camera. Die vierde wand is de afscherming die een acteur op het podium mist, de drie wanden van zijn decor laten een kant open. De vierde wand moet beletten dat de fantasie van de acteur er vandoor gaat en zich laat beïnvloeden door de wereld van zijn publiek.

Het creëren van fantasiewerelden is een terugkerend element in de verhalen van Japin, en is daarnaast prachtig in beeld gebracht op de kaft van Alle verhalen. Een dun lijntje trekt een zwart schip voort door de wolken. De rode zeilen zijn gehesen. Het schip draagt de titel Magonia, net als het openingsverhaal van de bundel. Hierin vertelt een zwaar depressieve vader op zondagmiddagen in de kliniek in Wassenaar zijn zoon over het fantasieland Magonia. Daar varen ridders in boten. Ze dalen wel eens af naar onze wereld om een pruim te stelen, maar hier aarden kunnen ze niet. De vader zelf kan überhaupt nergens aarden en pleegt zelfmoord.

Wat de verhalen van Japin ook aan elkaar bindt, zijn de vele autobiografische gegevens: zijn reizen naar Afrika, zijn zoektocht in Rome naar een plaatsje in de stal van filmmaker Fellini, acteer- en operawerk, en de herinneringen aan zijn depressieve en suïcidale vader. Maar er zijn ook minder in het oog springende terugkerende motieven. Zo beschrijft Japin in meerdere verhalen de betaalde liefde, maar zet hij dit nooit als iets vulgairs neer. Zijn prostituees zijn geen simpele hoertjes, maar sterke vrouwen die willen overleven. En die achterlijke kerels voor vijf minuten in een andere wereld laten zijn.

Hoppa!

Illustratie: Siegfried Woldhek
Illustratie: Siegfried Woldhek

Je kunt niet even snel door een verhaal van Japin heenracen. Het zou zonde zijn als je de kleine details mist die later weer worden opgepikt en die zo de verhalen met elkaar verbinden. “Hoppa!” roept Krista Kossmayer tegen haar verlamde man. Vroeger hadden ze samen een circusnummer, maar in zijn dromen geeft zij hem nog altijd dat zetje en laat ze hem door de lucht vliegen. “Hoppa!” roept een Afrikaans meisje een tiental verhalen verderop tegen haar blanke overheerser. Samen studeren ze een circusnummer in. Ook speelt Japin met namen. Een vader vult het leven van zijn dochter met fantasieverhalen, maar dan ook met niets meer dan dat. Ze heeft geen idee van de werkelijkheid. Hij heet Arseen. En de immer afwezige Pietah, bepaald geen lieverdje in dit verhaal, doet door zijn naam toch ook denken aan een vrome Pietà.

Japin kan prachtig vertellen. De details die hij nodig heeft om zijn verhaal te doen zijn nooit loos of saai. Zo wordt voorzanger Abdel niet simpelweg oud: “Maar nee, het leven haalde Abdel in. Hij vermagerde en zijn neus groeide naar de aarde, zijn heupen en knieën begaven het en als hij tegen je sprak keek hij op het laatst zo indringend in je ziel als alleen een blinde dat kan.” De beelden die Japin oproept zijn prangend. Je kunt je de mismaakte man die bij Pietah en zijn vriend op het terrein woont, een mormel dat zo kromgegroeid is dat hij zichzelf kan pijpen, levendig voorstellen. Japins beelden zijn welhaast filmisch, en als lezer zie je ze elkaar bijna voor je ogen afwisselen:

Op dat moment ving het blik, waar de verf was afgesleten, waarschijnlijk ergens de straal van een schijnwerper, want korte tijd lichtte haar gezicht op. Alsof de inhoud van de trommel de inval duizendvoudig spiegelde en weerkaatste kneep Eef, verblind, haar wimpers tegen elkaar.
Ana deed met een klap het deksel van haar koffer dicht. Even bleek ze gehurkt voor haar bed zitten. Ze zoog haar lippen naar binnen en beet erop zolang ze nadacht.

Daartussen rust de visser

De zeven laatste verhalen zijn onderling erg verschillend en staan op zichzelf. Deze derde sectie van het boek lijkt minder sterk dan de eerste twee. Verhalen als Alla prima en Enter blijven hangen in onduidelijkheid. Er wordt zo weinig losgelaten dat het raadselachtige niet leuk meer is. De overige vier verhalen zijn de moeite waard, maar steken toch af bij de twee eerste delen. Als lezer mis je ineens de samenhang die de eerste twee series vertellingen wel hadden.
Het sluitstuk van de bundel, A hand-bag, is het sterkst. Hierin vertelt Japin over Rome, waar zijn ouders hebben gewoond en waarnaar hij samen met Rosita Steenbeek is teruggegaan met een koffer vol foto’s. Ze struinden castingbureaus af en probeerden de studio’s van Fellini te enteren om zo voor de camera’s van de filmmaker te komen. Het is niet de protserige zuil van Trajanus die Japin van Rome doet houden, maar een onooglijke klont baksteen in het Pantheon. Dat is het Rome van Japin:

Dit zijn de plaatsen waar ik vaak te vinden ben. Hier raak ik op mijn beperkte wijze aan de eeuwigheid. Ik vind iets terug en voel me tegelijk verloren. Tussen de nieuwbouw en het puin van het verleden kan een stuk lood van een antieke waterleiding me onverwacht diep raken, alsof het antwoordt op een vraag die ik nog niet ken.

De compilatie van Alle verhalen doet niet echt logisch aan. Het enige nieuwe aan de bundel zijn de zeven verhalen. Deel een en twee bestaan gewoon compleet uit twee eerder verschenen boeken. Misschien wilde De Arbeiderspers de korte verhalen van Japin onder de aandacht brengen van het publiek dat hij verwierf met Een schitterend gebrek, waarvoor hij de Librisprijs kreeg. Toch doen een commerciële overweging hier en een wat minder goed verhaal daar niets af aan Alle verhalen. Zij blijven boeien door hun plot, personages en stijl.

In het verhaal Pietah gaat de hoofdpersoon bij de moeder van Pietah op bezoek om een stukje van zijn partner terug te vinden. Zij geeft hem het volgende citaat van Lucebert: “Onder de golven vliegen vissen, onder wolken vogels varen, maar daartussen rust de visser”. Die visser is Japin. Met zijn net vist hij uit beide werelden, tekent het op en stuurt het naar De Arbeiderspers. Die binden een boek van zijn verhalen en zetten een mooi plaatje op de voorkant. Zodat wij ervan kunnen genieten.