Film / Films

Sentimenteel theater te water

recensie: The Bow (Hwal)

The Bow is alweer de twaalfde film die de Koreaanse regisseur Ki-duk Kim in tien jaar maakte. De film speelt zich volledig af op het water. Op een oude boot wonen een oude man (Seong-hwang Jeon) en een jong meisje (Yeo-reum Han). Hij heeft haar als kind gevonden en sindsdien in totale isolatie van de buitenwereld opgevoed. Met zijn rol als vaderfiguur neemt de oude man echter geen genoegen. Binnen enkele weken, wanneer het meisje de huwbare leeftijd van zeventien jaar bereikt, heeft hij voor hen een bruiloft gepland. Zijn plannen worden echter gefrustreerd doordat het meisje verliefd wordt op een jonge sportvisser die samen met andere vissers tegen betaling van hun boot gebruik maakt.

Veel van de films van Kim komen wat betreft vorm en thematiek sterk overeen. Met The Isle (2000) wist hij internationaal door te breken. Die film vertelt het verhaal van een vrouw die zich in leven houdt door aan sportvissers zowel haar lichaam als een houten vissershuisje te verhuren. In The Isle combineert Kim prachtig verstild camerawerk met een zoektocht naar de diepste emoties in de psyche van zijn personages. In een interview naar aanleiding van de film legt de regisseur uit dat de schoonheid van het leven voor hem niet alleen uit de momenten van geluk bestaat. De ware schoonheid vindt hij in de mix van de vernietigingskracht, de passie en het psychosomatische karakter van de wereld en haar bewoners.

~

In Spring, Summer, Fall, Winter… and Spring (2003), het voorlopig hoogtepunt in zijn oeuvre, heeft Kim deze ingrediënten opnieuw gebruikt om het leven van een oude en een jonge boeddhistische monnik in beeld te brengen. Wanneer de jonge monnik begint te verlangen naar de verlokkingen van de buitenwereld, is de idyllische omgeving, een drijvende tempel tussen hoge bergtoppen, het decor waartegen de verwoestende werking van menselijke passies zich aftekenen. In The Bow speelt het verhaal zich opnieuw af op het water. In de eerste scènes weet Kim met wonderschone beelden van het leven op de boot, gecombineerd met zachte Koreaanse muziek, de dromerige verstilde sfeer te creëren waarop hij patent lijkt te hebben. Het jonge meisje streelt met haar blote voeten het water wanneer ze aan de zijkant van de boot op haar schommel zit. In haar ogen de dromerige blikken van de onbevlekte onschuld. De oude man verzorgt haar zoals een liefhebbende vader zijn dochter. Het leven op de boot lijkt sober maar gelukkig. Alle ingrediënten lijken aanwezig voor een nieuw internationaal succes.

Een kwestie van smaak

In tegenstelling tot eerder genoemde films is Kim er in The Bow echter niet in geslaagd met deze ingrediënten een aantrekkelijke film te maken. De subtiele schoonheid van bijvoorbeeld Spring… maakt in The Bow, na een veelbelovend begin, plaats voor makkelijke symboliek en onsmakelijke pathetiek. Wanneer de oude man in de mast klimt om spelend op zijn twee-snarige boog uitdrukking te geven aan zijn diepste gevoelens, valt na enkele momenten met subtiel strijkwerk een volledig strijkersensemble in. De ene na de andere golf plakkerig sentiment wordt over de kijker uitgestort.

~

Het is daarmee echter nog niet gedaan met de magische kwaliteiten van de boog. De oude man gebruikt het als wapen om de vissers van zijn meisje af te houden. Ook kan met de boog de toekomst voorspeld worden en zelfs – ja, ja – de liefde worden bedreven! Kim overschrijdt met deze laatste functie in mijn optiek de grenzen van functionele of verdiepende symboliek. De regisseur bracht tegen dergelijke kritiek eerder in dat de boeddhistische beeldtaal waardoor hij zich laat inspireren, veel gebruik maakt van kitsch. Het is kort gezegd een kwestie van smaak. Hoe waar dit ook mag zijn, ik betwijfel of Kim met deze regiogebonden invalshoek in staat is zijn internationale publiek te bereiken op de manier waarop hij dat in The Isle en Spring… deed. In de eerste helft van de film laat hij zien nog steeds in staat te zijn een prachtige dromerige wereld in beeld te vangen. Juist daarom is het te betreuren dat hij zich gaandeweg verliest in slappe, voor de hand liggende Freudiaanse dan wel boeddhistische clichématigheden.