Boeken / Non-fictie

Alles voor de schoonheid

recensie: John Armstrong - De filosofie van de schoonheid

In de prachtige documentaireserie van Wim Kayzer Van de schoonheid en de troost zat een aflevering met de natuurkundige Steven Weinberg. Vol overgave probeerde de Amerikaan uit te leggen waarom een formule van Einstein ‘mooier’ was dan die van Newton en dat de uiteindelijke grondslag van ons heelal, ‘The final theory’, herkend zou kunnen worden aan zijn oogverblinde schoonheid. Hoewel ik op geen enkele wijze iets van wiskunde snap, laat staan van de troost die daar volgens Weinberg uit te putten is, maakte zijn passie wel één ding duidelijk: de fascinatie van de mens voor schoonheid.

In De filosofie van de schoonheid van de Britse filosoof John Armstrong lijkt al het gegoochel met theorieën over schoonheid vooral één zeer belangrijke boodschap te bevatten: het feit dat we ons al een paar millennia blind staren op ‘mooie dingen’ onderstreept hoe belangrijk het schone voor ons is.

~

In vloeiend proza schetst Armstrong een aardige geschiedenis van de ontwikkeling van ons denken over schoonheid; hij behandelt zowel de exotische denkbeelden van onder anderen Pythagoras en Hogarth als de fundamentele en grondleggende ideeën van Kant en Schiller.
Lange tijd zochten we de schoonheid in de wereld zelf vanuit de veronderstelling dat schoonheid iets objectiefs was. Bekend voorbeeld hiervan is het beroemde boek The analysis of beauty van de schilder William Hogarth. Het is leuk materiaal waarover we ons kunnen blijven verbazen. Hogarth stelde dat schoonheid in de vorm van het object zat, in de juiste balans tussen symmetrie en onregelmatigheid. Als voorbeeld gebruikte hij onder andere een serie van zeven korsetten, waarvan we volgens hem de vierde het mooist zouden vinden. Deze was aangenaam in evenwicht, maar had desondanks een ondeugende onregelmatigheid waar we allemaal voor vielen. Zijn theorie leek overigens mede ingegeven te zijn door het verlangen om eens wat meer schilderijtjes en gravures te kunnen slijten: Hogarths eigen werk beantwoordde optimaal aan zijn principes.

Morele missie

Gelukkig redde de Duitse filosoof Kant ons van het gewauwel over schoonheid (en overigens ook tal van andere zaken) door deze uit het object te halen en bij het subject te plaatsen. Vanuit deze subjectieve opvatting van schoonheid zijn we in twee eeuwen langzaamaan afgedaald naar een relativistisch anything goes en is ieder individu de graadmeter geworden van een particuliere esthetica. Armstrong neemt hier echter geen genoegen mee.

De zich opdringende vergelijking met Alain de Botton, in wiens voetsporen Armstrong lijkt te willen treden, gaat niet alleen op wat betreft de heldere schrijfstijl. In het spoor van De Botton lijkt ook Armstrong op een morele missie. Na het meanderen langs esthetische opvattingen komen we uiteindelijk uit bij de bron van zijn boek: de intrinsieke waarde van schoonheid. Zoals De Botton onder meer afrekende met het idee dat het verwerven van status een motief is voor ons handelen, zo wil Armstrong dat de omgang met schoonheid centraal komt te staan in ons leven. Hij pleit voor een meer esthetische levenshouding in het laatste hoofdstuk met de gedragen titel De kunst van het bestaan. Hierin lijkt Armstrong schoonheid uiteindelijk te positioneren als onderdeel van een klassiek Bildungsideaal, als hij zegt dat schoonheid de “weerspiegeling” is “van wat het inhoudt om mens te zijn”. De moralistische slotnoot is een klein smetje op een verder zeer onderhoudend boekje.