Boeken / Non-fictie

God als stoorzender

recensie: Andreas Kinneging en Rob Wiche (red.) - Van kwaad tot erger: het kwaad in de filosofie

In een bundel korte essays laten Nederlandse filosofen hun licht schijnen over het kwaad, aan de hand van wat grote of in ieder geval bekende voorgangers daarover dachten. De materie is eenvoudiger dan op het eerste gezicht lijkt. God is de grote stoorzender.

Voor de antieken, de Grieken en in mindere mate de Romeinen, waren ethische vragen vrij eenvoudig. Wat iedereen kan bedenken wisten zij ook al. Je hebt twee soorten tegenslag. De eerste is domme pech waar niemand iets aan kan doen. Dakpan op het hoofd. Zinkende cruiseschepen. Wisselingen in de globale temperatuur. De tweede veroorzaken wij zelf. Moord en andere misdaden. Pesten op de werkvloer. Sabotage. Alles wat enigszins tegenzit valt in één van beide categorieën, aan de eerste kun je niets doen – jammer dan – en voor wat betreft de tweede is enige matiging van de eigen aandriften geboden Zo bezien is het met de ethiek dus vrij snel een uitgemaakte zaak, maar wie dat denkt rekent buiten het complicerende vermogen van de wijsbegeerte.

God

Relatief snel in de bundel duikt bijvoorbeeld de christelijke God op en dat betekent meteen problemen. De diverse leerstellingen van het christendom zijn dusdanig in strijd met de logica, de werkelijkheid zoals we die dagelijks ervaren en de menselijke psychologie, dat voor de hand liggende constateringen daar noodzakelijkerwijze altijd mee in conflict moeten komen. Christelijke ‘denkers’ kwamen op die manier net zo in de knoop te zitten als de ptolemëische astronomen indertijd: een simpele gedachtensprong – God bestaat niet, respectievelijk de aarde is niet het middelpunt van de kosmos – kan alles oplossen, alleen is die anathema. Dus wringt men zich van Augustinus tot Hobbes en Hegel in alle mogelijke bochten bij het tackelen van het schijnprobleem dat door Leibniz de theodicee werd gedoopt, maar al veel en veel langer bestond: als God almachtig en goed is, waar komt dan het kwaad in de wereld vandaan.

Het was uiteindelijk Kant die weer met beide benen op de grond terechtkwam, en hoewel het mijmeren en wegzweven daarmee nog niet gedaan was heeft hij effectief het zegel op de kwestie geplakt. Niet dat hij antwoord op alle vragen had, maar meer viel er eenvoudigweg niet over te zeggen. Nog steeds niet trouwens, want actuele inzichten over ethiek komen tegenwoordig van buiten de filosofie. Volgens de Nederlandse wetenschapper Frans de Waal bijvoorbeeld is moreel gedrag een produkt van de evolutie, een inbreng die we in deze bundel helaas niet terugvinden. Het zou natuurlijk ook heel erg zijn, als na vijfentwintig eeuwen theoretiseren de echte wetenschap ineens het probleem oplost.

Met Kant was de discussie in de filosofenwereld uiteraard niet volbracht. Integendeel. De filosofie gehoorzaamt nu eenmaal aan de eeuwenoude natuurwet dat zogauw iets bestaat, het nooit uit zichzelf verdwijnt. Dus vliegt men elkaar in kleine kring tot de dag van vandaag in de haren, over interne kwesties en in een aantal gevallen zelfs over zaken die daarbuiten spelen. Met name de verschrikkingen van het nationaalsocialisme zorgden voor een verse ethische impuls, zodat twee hoofdstukken zijn gewijd aan respectievelijk Levinas en Hannah Arendt, die vanwege de door haar bedachte ‘banalisering van het kwaad’ natuurlijk niet mocht ontbreken. Wie echter enigszins door denkt, begrijpt dat ook zij niets konden toevoegen aan wat hun voorgangers allang wisten. Hooguit brengen ze wat nuances aan. De enige morele vraag die we nu nog met enige vorm van zin zouden kunnen stellen, is welke individuen en desnoods groepen onder de uit de categorische imperatief voortspruitende wetten mogen vallen. Dat is toch vooral een praktisch probleem, met een vaak voor de hand liggende oplossing, aangezien hele volksstammen zich nadrukkelijk buiten deze gedroomde orde plaatsen, daar hoeven we zelf niets meer voor te doen. De rest is een invuloefening, die gezien de discussies rond bijvoorbeeld Guantanomo Bay nog niet tot in alle haarvaten van de samenleving is doorgedrongen, zodat de tijd die de filosofen overhouden na het afsluiten van dit onderwerp mooi besteed kan worden aan gedegen voorlichting.

Polemiseren

Op zich is het natuurlijk een aardig idee, zo’n bundel met van alles en nog wat, en weer eens een leuke invalshoek, al is de stelling van redacteuren Andreas Kinneging en Rob Wiche – allebei verbonden aan de Leidse universiteit – dat de aandacht voor het kwaad in de wereld sinds 9/11 is toegenomen – aantoonbare flauwekul. De gruwelen aangericht door mensen als Hitler, Pol Pot, Stalin en Rachel Carson leverden veel en veel meer slachtoffers en debat op, om maar niet te spreken van Hutu’s en Tutsi’s, de islamitische aanslagen op de beschaving waren niet meer dan incidenten in een lange reeks, en de gemiddelde Nederlandse anderhalfverdiener zal het allemaal worst zijn. Dit is dan ook een boekje voor de belangstellende leek, met interesse voor de geschiedenis van het westerse denken dan ook nog. Andere regionen komen slechts zijdelings aan bod, louter als inspiratiebron.

Hoe interessant de verschillende bijdragen zijn is tenslotte sterk afhankelijk van de auteur. De samenstellers huurden veel intellectuele kracht in, specialisten op hun gebied die echt hun best hebben gedaan om alles waar zij veel meer van af weten ook inzichtelijk maken, waarbij ze het leggen van links naar de moderne tijd niet schuwen, al gaat de één daar verder in dan de andere. Een mevrouw die wat zwatelt over Spinoza maakt er ook wat dat betreft een potje van, veel aangenamer is Cliteur, van wie we al wisten dat hij kon schrijven en die de figuur van Rousseau aangrijpt voor een stevig potje cultuurkritiek, zoals we dat van hem gewend zijn. Hij sleept het oorspronkelijke idee er enigszins met de haren bij door niet alleen Rousseaus gedachten over het kwaad te belichten, maar het dwaallicht bovendien tot oorsprong van veel hedendaags kwaad te bestempelen, met name het vervloekte cultuurrelativisme en multiculturalisme dat ook ons land nog steeds teistert. Wellicht is dat ook de beste manier om over het kwaad te schrijven. Te analyseren valt hier niets meer, dus dan maar wat polemiseren.