8WEEKLY

Een tijger in de zak

Artikel: Erfgoedinstellingen veilen ook in 2008 'museale' voorwerpen via eBay

.

Deze voorwerpen kosten natuurlijk wel handenvol geld tijdens het stoffig niksen. Een ander probleem van musea, die hun collecties alleen maar zien groeien, is het afnemen van beheerscapaciteit zoals opslagruimte. ‘Afstoten’ is dan ook hot in museumland. Gerenommeerde musea brengen hun verstotelingen naar eBay.

De kunst van het afstoten

Het ICN markeert schilderijen die worden afgestoten met een brandmerk op het spieraam. (Bron: Leidraad voor het Afstoten Museale Objecten, fotografie: ICN)
Het ICN markeert schilderijen die worden afgestoten met een brandmerk op het spieraam. (Bron: Leidraad voor het Afstoten Museale Objecten, fotografie: ICN)

Musea zijn arm en rijk tegelijk. Er is doorgaans een flinke subsidie nodig voor het beheren en toegankelijk maken van de waardevolle collectie. Het museum benoemt, als inhoudelijk specialist, het belang en relevantie van onderdelen uit de collectie, bijvoorbeeld in een collectieplan. Het is dus altijd het museum zelf dat de selectie maakt van objecten die voor afstoting in aanmerking komen. Het verkopen van de eigen collectie door een museum is dus tricky business, omdat de criteria van afstoten door de musea zelf worden opgesteld en hiermee slecht controleerbaar zijn. Het zou niet de eerste keer zijn dat met een openbare verkoop van kunst de nieuwe expositievleugel of de gouden handdruk van de vertrekkend directeur wordt gefinancierd. Deze horrorverhalen komen lang niet altijd uit de VS en dus is het overboord gooien van de verstekelingen in de collectie aan strenge procedures onderworpen. Die procedures zijn gebaseerd op een museale gedragscode die is opgesteld door de International Council of Museums (ICOM), de museumtak van UNESCO. In Nederland geldt dat zeer veel musea deze gedragscode onderschrijven met hun lidmaatschap van de Nederlandse Museumvereniging en/of ICOM.

Het afstoten van voorwerpen uit musea betekent trouwens helemaal niet meteen dat voorwerpen dan dus maar verkocht moeten worden. Volgens ICOM zou een museum eerst moeten proberen een passende plek te vinden bij een collega-erfgoedinstelling zodat voorwerpen beschikbaar blijven voor het publiek. Daarna kan gezocht worden naar andere publieke instellingen die de zichtbaarheid van de voorwerpen kunnen waarborgen. In het uiterste geval kan een museum kiezen voor verkoop of zelfs vernietiging van het af te stoten materiaal.

Onder de hamer

Henriëtte van der Linden, directeur ICN, treedt op als veilingmeester voor
Henriëtte van der Linden, directeur ICN, treedt op als veilingmeester voor
het eerste object bij de veiling van museale voorwerpen in het Venduehuis
te Den Haag op 23 oktober 2007. (foto: ICN)

Een van de erfgoedinstellingen die zich voor de taak gesteld ziet schoon schip te maken in de eigen collectie is het Instituut Collectie Nederland (ICN), een toonaangevend adviesorgaan dat zich bezighoudt met beheer en behoud van ‘roerend cultureel erfgoed’. Naast de functie van kenniscentrum beheert het instituut namens de staat een grote collectie die is ondergebracht bij bijvoorbeeld ambassades in het buitenland of bij Nederlandse musea. Na een zorgvuldige procedure, en conform de door ICN (in nauwe samenwerking met het museale veld) opgestelde Leidraad voor het Afstoten Museale Objecten (pdf), werden in 2007 een aantal voorwerpen verwijderd uit de collectie. Het ICN heeft vervolgens samen met een aantal Nederlandse musea een veiling georganiseerd – en zo gingen vorig jaar meer dan twaalfhonderd objecten op eBay onder de hamer. Het leverde de participerende partijen zo’n 83.000 euro op. Een groot succes. De volgende editie van de veiling zal later dit jaar plaatsvinden.

Dit moet toch wel een aanpak zijn waar iedereen gelukkig van wordt. De voordelen zijn, nogmaals: de door de staat gefinancierde musea stroomlijnen de eigen collecties en gebruiken het gemeenschapsgeld voor materiaal dat belangrijk is. Daar moeten we het eerst maar eens over hebben: dat belang. Blijkbaar was het object dat we nu over de museale kling willen jagen ooit wel belangrijk genoeg, namelijk toen het door het museum opgenomen werd. Wat is er vervolgens gebeurd? Is het voorwerp onherstelbaar aangeknaagd door de tand des tijds? Was die opname (koop, schenking, legaat, ruil) destijds al een grote vergissing? Is het aanvankelijke belang van het object uit het oog verloren of niet meer relevant? Of is het museum zélf veranderd, in plaats van het afgeschreven voorwerp? Ten slotte is het een gegeven dat elk voorwerp in de museumcollectie ook altijd iets zegt over de geschiedenis van het museum (en de collectie) zelf. Een onbeduidend museumstuk is volgens deze zienswijze een contradictio in terminis.

ICOM zegt: ‘zorg voor een perfecte documentatie als je gaat afstoten; een slecht gedocumenteerd object is een mysterie en een mysterie is misschien een schat’. Of, minder leuk: een lelijke bloedzuiger waar je net niet bij kunt: een voorwerp waarvan vaststaat dat het niet afgestoten mag worden, bijvoorbeeld door een overeenkomst met de schenker. Volgende vraag: wat is een goede documentatie? Kun je als museum wel beoordelen wat je wel en niet weet van een object en is het voor een museum vervolgens ethisch verantwoord om veel tijd en energie (en dus geld) te stoppen in het onderzoeken van de spulletjes die al in een zak bij de deur staan? Afstoten van de eigen collectie is voor een museum bepaald niet simpel.

Krokodillen en tijgers

Een ander, in mijn ogen groter probleem is specifiek voor deze museumveiling. De website van het ICN die doorlinkt naar eBay heet www.haaleenstukjemuseuminhuis.nl. ICN en partners suggereren met deze slogan dat de voorwerpen die geveild gaan worden museaal zijn. En dat, van alles dat je erover zou kunnen zeggen, zijn ze juist niet meer. Je haalt helemaal geen stukje museum in huis. Het materiaal is afgeschreven, afgestoten en dus niet langer onderdeel van een museale collectie en technisch gezien vergelijkbaar met de handel van een antiquair of kunsthandelaar. Afgestoten voorwerpen aanprijzen als museumobjecten is verwarrend en ongeveer net zo eerlijk als een ‘Lacostekrokodil’ in een hemd van de Zeeman naaien. Net echt, maar niet waar.

Veilingmeester Mark Grol in actie op veiling �Uit het depot�, van het Centraal Museum (2006). (Bron: Leidraad voor het Afstoten Museale Objecten, fotografie: Dea Rijper)
Gedeelte uit de website www.herplaatsingsdatabase van ICN: Musea kunnen hun af te stoten voorwerpen toevoegen ten behoeve van herplaatsing in een ander museum voordat overgegaan wordt tot verkoop.

Dat het museum een speciale glans, een soort betekenisvernis aan objecten toevoegt weten we al sinds pisbakken in musea kunstvoorwerpen werden. Kenneth Hudson is een theoreticus die vaak aangehaald wordt met zijn uitspraak: ‘a tiger in a museum is a tiger in a museum, not a tiger’. Hij bedoelt dat het museum geen neutrale opbergplaats van erfgoed is, maar dat de museale bestemming een actieve bijdrage levert aan de betekenis van een voorwerp. Het opnemen van een voorwerp in een museum is daarmee een handeling die het voorwerp wezenlijk verandert. Vanuit de museumbezoeker bekeken zou je kunnen zeggen dat een museum een techniek is om de bezoeker in een bepaalde modus van waarnemen, waarderen en reflecteren te brengen.

Geen splinternieuwe gedachten, maar relevant voor de beoordeling van de gang van zaken rond de Museumveiling. De betekenisverandering van voorwerpen door opname in een museum is een magisch, betekenisgenererend proces. Het is onvermijdelijk dat hier een waardeverandering mee gemoeid is. Door die waarde in geld uit te drukken wordt het museum – of de ‘musealiteit’ zelf – een merk waar men graag voor betaalt. Wat gebeurt er precies als een voorwerp vervolgens wordt afgestoten? Was de hele museale episode van het voorwerp een sterfdroom bij een zwavelstokje? Nee. Deze voorwerpen bezitten de museale patina toch wel, het museale verleden is onlosmakelijk met het voorwerp verbonden. En daarnaast, we kunnen toch moeilijk niet zeggen dat dit materiaal uit het museum afkomstig is? Dat zou pas echt behoorlijk onethisch zijn. Het aan lager wal geraakte voorwerp is officieel geen ‘stukje museum’ meer, maar blijkbaar heeft het museale aura toch een bepaalde waarde.

En dus zouden de eisen van transparantie die aan de procedures van afstoting worden gesteld, er ten minste toe moeten leiden dat de opbrengst uit ‘musealiteit’ los wordt gezien van de marktwaarde, hoe moeilijk dat ook is. Het museum heeft namelijk waarde geproduceerd én te gelde gemaakt. Mijn voorstel is dan ook: het museum dat de eigen collectie verkoopt, betaalt over het deel van de opbrengst boven de marktwaarde gewoon omzetbelasting. Zodat iedereen vanaf nu weet:

A tiger that used to be in a museum, is a tiger that used to be in a museum, not a tiger.

Op dit moment bereidt ICN de volgende internetveiling voor met nieuwe participanten. Voorafgaand aan de veiling worden de objecten aangeboden op de ICN-herplaatsingsdatabase. Lees meer over de veiling en het afstoten van museale collecties op www.icn.nl.