Boeken / Fictie

De dader als slachtoffer

recensie: Edgar Hilsenrath (vert. Annemarie Vlaming) - De nazi en de kapper

.

In 1971 werd De nazi en de kapper in Amerika uitgegeven en haalde hoge verkoopcijfers. Maar geen uitgever durfde het aan om dit boek, ondanks het zekere commerciële succes, in de Duitse boekhandels aan te bieden. Het duurde nog tot 1977 voordat er een Duitse editie op de markt kwam. Een goede inbedding in het publieke debat door de grote aandacht in de kwaliteitspers zorgde voor een voorzichtige acceptatie bij de Duitse lezers. Edgar Hilsenrath schrijft een meesterwerk over een ‘kleine vis’ in nazi-Duitsland die één van de grootste beulen wordt en later op ongelooflijke wijze ontmaskering ontloopt. De ervaringen van de slachtoffers zijn buiten beschouwing gelaten, want in deze controversiële en kluchtige roman speelt de dader de hoofdrol.

Gouden tanden
Hilsenrath trekt alle registers open en laat Max honderduit vertellen over diens bizarre levensloop. Over het als baby verkracht worden door zijn stiefvader, wat waarschijnlijk een ‘mankement in de bovenkamer’ heeft veroorzaakt. Over zijn typisch Joodse uiterlijk, terwijl de Joodse Itzik oogt als een arische halfgod met blond haar en blauwe ogen. Over Hitler die, als in een visioen, optreedt als de nieuwe Messias en vanachter een altaar zijn bergrede houdt. Over zijn speciale methode om zoveel mogelijk Joden dood te schieten aan de rand van een massagraf, en tegelijkertijd een sigaret te roken. De banale en gruwelijke details worden tot in het extreme uitvergroot, en de lezer zonder enige terughoudendheid voorgeschoteld. Als het Russische front dichterbij komt, worden de overgebleven gevangenen in kamp Laubwalde doodgeschoten en vlucht Max de Poolse bossen in. Met op zijn rug een zak geroofde gouden tanden bereikt hij het verwoeste Berlijn.

Itzik Finkelstein en zijn familie zijn intussen vermoord en Max Schulz bedenkt de ultieme gedaanteverwisseling. Hij laat zijn SS-tatoeage verwijderen en neemt in plaats daarvan een Auschwitz-nummer. Bij een ondergedoken naziarts laat hij zich besnijden en kondigt zichzelf vervolgens bij de lezer aan met ‘ik, Itzik Finkelstein, ooit Max Schulz en voormalig massamoordenaar’. Om het clichébeeld te vervolmaken wordt hij actief op de zwarte markt, ‘de Joodse zwarthandelaar Itzik Finkelstein’, met kilo’s goud in de aanbieding.

Schaamteloos en humoristisch
Alsof bovenstaande nog niet absurd genoeg is, laat Edgar Hilsenrath de voormalig massamoordenaar Max Schulz aanmonsteren op het schip dat de eerste Joodse immigranten naar Palestina brengt. Tijdens de overtocht ontpopt hij zich tot gemotiveerde zionist en hij bekritiseert zijn medepassagiers als hij merkt dat ze slechts op weg zijn om economische of sentimentele redenen. Hij gaat aan de slag in een kibboets en krijgt al snel de kans zijn geliefde kappersvak weer uit te oefenen. Zijn populariteit als kapper en vurig redenaar maakt hem tot een beroemdheid. Als knippende revolutionair verkondigt hij tijdens zijn werk hartstochtelijk de boodschap van de zelfstandige Joodse Staat. Hij wordt lid van de Hagana, de joodse paramilitaire organisatie die zich ten doel stelt de Britse overheerser op alle fronten in de wielen te rijden en zo spoedig mogelijk het Arabische verzet te breken, alles om het Joodse land veilig te stellen. Zo wordt de voormalige SS-officier een overtuigd vrijheidsstrijder in dienst van een in zijn ogen legitieme organisatie. En ja, als je eenmaal hebt geleerd te schieten, dan kan dat overal.

Naar adem happend door deze gebeurtenissen wordt de lezer zich bewust van de complete omdraaiing. Edgar Hilsenrath laat de dader ontkomen, een oorlogsmisdadiger met minstens 10.000 slachtoffers op zijn geweten, om hem met een nieuwe identiteit en grof geweld opnieuw te laten strijden voor een ‘nationale zaak’. Met sublieme Joodse zelfspot laat de auteur de voormalige massamoordenaar Max Schulz, ooit ingezet om Lebensraum voor het Duitse volk te verwerven, voor de tweede maal met boeren en soldaten een nieuw land veroveren.

De kracht van dit imposante boek is het ontbreken van een moraal. De schrijver heeft alle ethische vraagstukken rondom het weergeven van de Shoah aan de kant geschoven en de schaamteloze maar zeer humoristische beschrijvingen brengen ons zelfs nu nog in verlegenheid. Moordenaar en slachtoffer zijn als bijna vanzelfsprekend in elkaar opgegaan en er is geen spoor van berouw. Maar als Max Schulz aan het eind van zijn leven is, komt de behoefte om zijn ware identiteit tenminste aan één persoon kenbaar te maken, als bevestiging van zijn werkelijke bestaan. Een oude rechter wordt opgevoerd en gedwongen een fictief vonnis uit te spreken, maar hij komt er niet uit. In dit leven zal er geen mens zijn die een gepaste straf voor Max Schulz kan bedenken; er bestaat simpelweg geen straf die zijn slachtoffers genoegdoening kan bieden. ‘Op het allerlaatste moment sterft een vent als jij met ‘hun’ angst, met de angst van je slachtoffers voor ze stierven.’