Boeken / Fictie

Denken met het hart

recensie: Carel Peeters - Gevoelige ideeën

De Eeuw der Rede bood ook veel plaats voor het Gevoel. In zijn essaybundel Gevoelige ideeën portretteert Carel Peeters de hartstochtelijke gezichten van de Verlichting. Over versimpeling, kruisbestuiving en een lichte verwarring.

De islam moet door de Verlichting heen. Die overtuiging is vaak uitgesproken in het debat over integratie en multiculturalisme. Vooral radicale atheïsten als Paul Cliteur en Ayaan Hirsi Ali zouden de stijfbevroren opvattingen van orthodoxe moslims het liefst in een ommezien willen ontdooien in de magnetron van de Verlichting. Zodat al die intolerante overtuigingen op een moderne temperatuur komen. Maar deze ideologische hardliners doen een beroep op een Verlichting die slechts bestaat als karikatuur in hun eigen hoofd. In werkelijkheid waren de opvattingen van de achttiende-eeuwse verlichtingsdenkers lang niet zo zwart-wit als deze radicalen willen doen geloven.

Versimpeling
Dat betoogt Carel Peeters in zijn essaybundel Gevoelige ideeën. Hij verwijt de verlichtingsfundamentalisten een geïdealiseerde en hevig versimpelde voorstelling van de verlichtingsideeën. Maar niet alleen de radicalen verdienen een reprimande. Conservatieven krijgen ook de wind van voren. Want volgens hen zou de Verlichting de vergiftigde bron zijn van allerlei lelijke kwalen die de moderne tijd kwellen: goddeloosheid, egoïsme, materialisme. En ook dat is een eenzijdige opvatting van de Verlichting. Net als de postmoderne gedachte dat de Verlichting het denken heeft vastgeketend in rationalisme, logica en methodieken.

Peeters stelt tegenover deze opvattingen een ander gezicht van de Verlichting; een gezicht waarop hartstocht, verbeelding, tragiek en melancholie af te lezen zijn. Hij noemt dit, verbluffend eenvoudig, ‘de andere Verlichting’. In de achttiende eeuw werd de term ‘de Eeuw der Rede’ al gemunt als bijnaam voor dat tijdsgewricht. Niet ten onrechte, want de rationele wetenschappelijke methode werd tot norm verheven en alom hief men de Rede op het schild als hogere autoriteit dan heilige boeken of tradities. Maar in deze redelijke eeuw was nog volop plaats voor de onvermijdelijke tegenpool: het Gevoel. En hoe kun je dat beter laten zien dan door de temperatuur te nemen van de verlichters zelf?

Kruisbestuiving
Daarom beschrijft Peeters in een reeks portretten van verlichtingsdenkers hoe hun literaire en filosofische werk opbloeide uit een kruisbestuiving van rede en gevoel. Zo prijst hij de bezielde redelijkheid van Kant, Voltaire en Montesquieu en heeft hij warme bewoordingen voor pleitbezorgers van tolerantie en mensenrechten als Locke en Paine. Ook kan hij zijn bewondering niet verbergen voor wie een scherpe geest paart aan een hartstochtelijke ziel, en schetst daarom liefdevolle portretten van Belle van Zuylen, Emilie du Châtelet en van die icoon van bedachtzame hartstocht: Diderot.

Maar Peeters brengt niet alleen de usual suspects uit de pruikentijd in stelling. Hij voert ook kleurrijke tijdgenoten op die minder leescijfers scoren, maar in dit verband minstens evenveel aandacht verdienen. Zoals de opgewekte aforismenschrijver met het koude verstand en het vurige hart, Georg Christoph Lichtenberg, en de even hatelijke als hartelijke essayist William Hazlitt.

Verwarring
Vooropgesteld: deze bundel is een leerzame, inspirerende en vakkundig geschreven verzameling haardvuurverhalen over cultuurgeschiedenis. Maar met Peeters’ ambitie om een lamp te richten op ‘de andere Verlichting’ gebeurt iets wonderlijks. Zijn portretten slagen er enerzijds in de gevoelige kant van de verlichters te laten zien, zij het dat die kant weliswaar nieuw noch verrassend is. Anderzijds zaait Peeters wel verwarring door steeds over ‘de Verlichting’ te spreken als een rationalistische stroming die nog ‘door de literatuur heen’ moest en een flinke correctie behoefde van ‘het gevoelige instrumentarium’ van de negentiende-eeuwse Romantiek. Door steeds in grove streken de frisse Verlichting tegenover de warmbloedige Romantiek te plaatsen, loopt Peeters het risico zélf een karikatuur te maken van de stroming die hij wilde nuanceren.

Ook helt de bundel veel over naar de daadwerkelijke Romantiek, zodat de prille romantische wortels in het verlichtingsdenken wat onbeduidender gaan lijken. Hoort het essay over de negentiende-eeuwse brompot Arthur Schopenhauer in deze bundel thuis? En is de beknopte cultuurgeschiedenis van de melancholie niet overbodig? Maar nee, het past de lezer niet hierover streng te oordelen, want ook deze essays zijn het lezen meer dan waard. En wie de bundel eenvoudigweg ziet als een verzameling boeiende opstellen over het samenspel van Rede en Gevoel, kan zelfs welgezind wegdromen bij het zoete visioen van een evenwichtig huwelijk tussen het ‘solide duo’ Verlichting en Romantiek, waarmee Peeters het boek besluit.