Boeken / Non-fictie

Goed genoeg

recensie: Malcolm Gladwell - Uitblinkers. Waarom sommige mensen succes hebben en andere niet

.

Stel: je bent op 31 augustus geboren. Je begint op school als je net zes bent. Dat scheelt bijna een jaar met kinderen die op 1 oktober al zeven worden. Die leren snel en lijken slim. Ze mogen in het leesgroepje voor gevorderden en vooruitwerken met rekenen. Tegen de tijd dat jullie naar de brugklas gaan, haal jij net de havo. Uiteindelijk blijf je voor altijd een middenmoter, rechts ingehaald door mensen met meer geluk.

Kansen
Dit is een van Gladwells veelbesproken voorbeelden. Is de kwestie ook om te draaien? Nee, niet iedereen die in het laatste kwartaal van het jaar geboren is, presteert goed op school. Gladwell suggereert dat wel: als alle omgevingsfactoren goed staan afgesteld, is succes onvermijdelijk. Lukt het dan nog steeds niet om de top te bereiken, dan ligt het aan jezelf.

Toch is Gladwells portee juist dat het individuele succesverhaal niet klopt. In het eerste deel van Uitblinkers, ‘Kansen’, geeft hij verbazingwekkende voorbeelden die bewijzen dat de American Dream een fabeltje is. Enige aanleg is mooi meegenomen, maar om succesvol te zijn is het is vooral cruciaal om op het juiste moment op de juiste plek te zijn. En hard te werken.

Hamburg
Om hard te werken moet je echter een kans krijgen. Gladwell beschrijft de zogenaamde ’tienduizend-urenregel’: alle uitblinkers hebben tienduizend uur oefening achter de rug. Neem de Beatles. Die kregen de kans om maandenlang acht uur per dag op te treden in een Hamburgse nachtclub. Dat dwong ze hun repertoire uit te breiden en tot in de puntjes op elkaar ingespeeld te raken. Of Bill Gates. Zijn school schafte al in 1968 een computer aan. Tegen de tijd dat hij aan de universiteit begon, had hij er tienduizend uur programmeren op zitten. Ze hadden op kunnen geven, maar opgeven kan pas als je een kans hebt gekregen.

Iedereen verdient zijn Hamburg, zegt Gladwell. Daar heeft hij gelijk in. Maar is het niet even kortzichtig om alleen maar te wijzen op omgevingsfactoren, als om alles te koppelen aan individueel talent? Je kunt ook betogen dat het een gegeven is dat de mens zijn leven in eigen hand kan nemen. In plaats van tegenargumenten te weerleggen, gebruikt Gladwell de methode van de herhaling om zijn punt te maken. Hij hamert daar zo eenzijdig op, dat het idee van tienduizend uur oefening bij voorbaat vermoeiend wordt. Hoe zit het trouwens met tienduizend uur buitenspelen of ouwehoeren in de kroeg?

Erfenis
In het tweede deel, ‘De erfenis’, onderzoekt Gladwell de invloed van culturele achtergronden bij het al dan niet uitblinken – een behoorlijk taboe. Het hoofdstuk over de rol van cultuur bij het ontstaan (en dus voorkomen) van vliegtuigongelukken is even verontrustend als overtuigend. Een piloot uit een sterk autoritaire cultuur maakt veel meer kans op een ongeluk dan een piloot uit een genivelleerde samenleving. Als er echt iets fout gaat, moet de bemanning niet blijven hangen in beleefdheidsfrases, maar zeggen waar het op staat.

De interessantste notie van Uitblinkers komt al in het begin aan bod. Liever dan uit te blinken in één ding, moet je op verschillende vlakken ‘goed genoeg’ zijn. Iemand met een hoog IQ maar zonder ‘Hamburg’ komt er niet. Het is jammer dat Gladwell dit idee niet breder maakt. Niet iedereen hoeft van negen tot vijf te computeren om toch ‘goed genoeg’ te programmeren.  Bovendien: als alle mensen uitblinken, komt de drempel hoger te liggen. Als iedereen tienen haalt, is een acht maar net voldoende.