Boeken / Non-fictie

De toekomst volgens een babyboomer

recensie: A.F.Th. van der Heijden - Kruis en kraai. De romankunst na James Joyce

Hoe te schrijven na Finnegans Wake? Dat bijna onleesbare boek van James Joyce markeert het einde van de literatuur, verder reikt de taal niet. Als het taalexperiment tot het uiterste is doorgevoerd, kun je eigenlijk alleen nog terugkeren naar traditionele romanvormen. Maar heeft de roman dan nog wel bestaansrecht, een toekomst? En hoe ziet die toekomst er dan uit? Dat vraagt A.F.Th. van der Heijden zich af in Kruis en kraai. De romankunst na James Joyce.

Zijn antwoord op de vraag hoe de roman verder moet na Joyce, schrijft Van der Heijden in de vorm van een brief aan zijn goede vriend Anthony Mertens, de éminence grise van de Nederlandse literatuur die enkele jaren geleden een herseninfarct kreeg. Dat betekende het einde van de bijna dagelijkse gesprekken die Van der Heijden met Mertens voerde over literatuur. Met deze brief geeft hij er toch een vervolg aan.

Grachtengordel


Hoewel de ondertitel anders doet vermoeden, is dit een zeer persoonlijk relaas over Van der Heijdens relatie tot de romankunst na James Joyce. De vorm, deels autobiografie, deels essay, zorgt ervoor dat de lezer na de eerste pagina’s zogezegd moet gaan verzitten. Hier is een literator aan het woord, geen onderwijzer.

De vraag naar de toekomst van de roman is vooral een vraag naar de toekomst van Van der Heijdens werk. Door zijn eigen ervaringen uit te lichten wil hij ‘een algemener proces zichtbaar maken’. Eigenlijk is het jammer dat Van der Heijden zo schippert tussen het persoonlijke en het algemene en niet voluit heeft gekozen voor het persoonlijke. Niet elke lezer en zeker niet elke schrijver zal zich herkennen in zijn visie op het algemene proces, dat stevig geworteld is in het modernisme en de babyboomgeneratie. Een jongere schrijver kent wellicht heel andere eindpunten waartoe hij zich moet zien te verhouden dan Joyce, bijvoorbeeld internet en ‘reality’.

Freud


Kruis en kraai is dus geen geschiedenisles. De aloude vraag hoe te schrijven na Auschwitz is hier in puur letterkundige vorm geherformuleerd. Op zoek naar een antwoord gaat Van der Heijden terug naar het begin van zijn schrijverschap, in een ‘discours de la méthode van mijn geschrijf’. Waar en wanneer is het schrijven begonnen? Om voorbij het einde te komen, moeten we weten hoe het begin eruit zag, lijkt de redenering.

Wat volgt is – om bij Joyce te blijven – een portret van de kunstenaar als jongeman. De eerste keer dat de schrijver in Van der Heijden zich roerde, was op tweejarige leeftijd in de zandbak. Hij lijkt zich er niet van bewust hoezeer deze herinnering, die geconcentreerd is rond de moeder en een hevige afkeer-plus-fascinatie voor de eigen uitwerpselen, ingebed is in de modernistische, Freudiaanse traditie. Het is moeilijk voor te stellen dat een jonge auteur van de huidige generatie een soortgelijke herinnering zou opdissen als begin van zijn schrijverschap. Dat maakt de herinnering niet oninteressant, maar wat zegt deze anale moederfantasie over de toekomst van de roman?

James Joyce
James Joyce

Klassiek

De autobiografie van de jonge schrijver eindigt als Van der Heijden zijn eerste roman op papier heeft gezet. Dit Oerboek, dat nooit is uitgegeven en dat achteraf helemaal niet alles bleek te bevatten en zeker niet alle andere boeken overbodig maakte, staat in nauw verband met het eindboek, het magnum opus waar elke auteur van droomt. Hoewel het even fictief en onbestaand is als het ultieme Oerboek, houdt Van der Heijden juist dit eindboek voor ogen bij het schrijven ‘na Joyce’.

Daarmee is de romankunst op voorhand verdoemd: het eindboek noemt hij Het Onmogelijke Boek. Het kan niet geschreven worden, alleen ‘omcirkeld’. De schrijver keert in het zicht van het einde van de literatuur op zijn schreden terug. Terug naar de klassieke roman, maar dóór het experiment heen. De klassieke roman biedt het materiaal om mee te experimenteren, niet in taalgebruik of thematiek, maar vooral in opbouw en personages. De variaties daarop zijn eindeloos, zodat de roman nog heel lang mee kan, is Van der Heijdens conclusie.

Reeks romans


Rest na het experiment echt alleen maar het klassieke? Van der Heijden heeft duidelijke ideeën over Het Onmogelijke Boek: het is een reeks dikke, teleologische romans, geschreven in een ongebonden stijl, met open karakters. Mussen mogen in groten getale van het dak vallen, noodzakelijkheid is geen vereiste. Klinkt bekend? Jazeker, want dit is een beschrijving van Van der Heijdens eigen werk – de almaar uitdijende cycli van De tandeloze tijd en Homo duplex. ‘Ik spreek voor mezelf, en ik verhul mijn megalomanie niet,’ schrijft hij eerlijk. Zo schaart Van der Heijden zichzelf in één adem onder de klassieke auteurs.

Kruis en kraai nodigt uit tot discussie, het gesprek dat Van der Heijden had willen houden met zijn kompaan Mertens. Het is jammer dat dit persoonlijke pamflet het aanzien heeft gekregen van een algemene verhandeling. Een tekstje achterin maakt duidelijk hoe dat komt. De reeks ‘Over de roman’, waarvan dit het eerste deel is, is een initiatief van de Koninklijke Vereniging van het Boekenvak en is bedoeld om ‘de positie van de roman te bevorderen in de multimediale en multiculturele samenleving’. Een interessante insteek, maar voor dit boekje volledig misplaatst.