Boeken / Non-fictie

Waar was u op 1 november 1954?

recensie: Thomas Vaessens - De revanche van de roman

De culturele elite is zijn leidende status aan het kwijtraken. Het is dus niet zo gek dat een lid van die elite, hoogleraar Moderne Letterkunde aan de UvA Thomas Vaessens, de noodklok luidt. Met het overlijden van Kees Fens, zomer 2008, ging het laatste belangrijke lid van de literaire elite zónder fictiewerk op zijn CV heen. Het is nu aan de romanschrijvers, betoogt Vaessens.

De revanche van de roman bestaat uit drie delen, waarin twee onderwerpen de boventoon voeren; het vervagen van de literaire autoriteit in Nederland en de opkomst van het laatpostmodernisme in de vaderlandse literatuur, onder leiding van schrijvers als Grunberg, Zwagerman en Mutsaers. Het eerste deel – over de literatuurbeschouwers en hun afnemende belang in het publieke veld – kenmerkt zich, behalve door een overvloed aan namen van filosofen, critici en andere wetenschappers, door een aantal interessante en komieke observaties, zoals de vergelijking tussen de Republiek der Letteren en het dorpje van Asterix en Obelix. Beiden bieden tot het einde der tijden weerstand tegen de overheerser. Om het verminderde aanzien van literatuur en haar beschouwers te illustreren, keert Vaessens een halve eeuw terug in de tijd.

Wie op 1 november 1954 niet op Schiphol was, maar bij de uitreiking van de Amsterdamse poëzieprijzen, behoorde tot een culturele elite waarvan het gezag ook op Schiphol werd aanvaard.

Vol van voetnoten
Uit veel van Vaessens’ observaties spreekt een impliciete teleurstelling over de teloorgang van het belang van de academische beschouwing van literatuur. Dat is een vaststelling waar velen het mee eens zullen zijn. Echter, wanneer de kritiek uit het kamp van de academici zélf komt, boet Vaessens’ boek een en ander aan urgentie in. De schrijver preekt immers voor eigen parochie.

Vaessens is onmiskenbaar een zeer geleerd man. De revanche van de roman is dan ook een zeer geleerd boek, waarin zeer geleerde zinnen niet zelden worden afgesloten met een verwijzing. Liefst 345 voetnoten telt het werk, het merendeel daarvan verwijst naar grote filosofen en (vaak Engelstalige) literatuurwetenschappers. De ongetrainde lezer zal het waarschijnlijk al na enkele alinea’s duizelen, maar ook de geoefende lezer zal bepaalde passages enkele keren moeten herlezen voordat de portee van de zinnen tot hem doordringt.

De literatuur mag in deze jaren op discursief niveau ernstig onder druk komen te staan (als gevolg van de postmoderne deconstructie van het humanistisch discours), dat neemt niet weg dat van die neergang tegelijkertijd op institutioneel niveau niet zoveel te merken was.

Laatpostmodernisme
De tweede helft van het boek – een verkenning van het laatpostmodernisme in de Nederlandse literatuur – is een stuk beter behapbaar. Hier zet Vaessens zes bekende (hoewel, bekend…Wie kent Robert Vernooy nog?) Nederlandse auteurs centraal en met behulp van een belangrijke roman van hun hand bespreekt hij het maatschappelijke engagement dat het laatpostmodernisme in vergelijking met het vaak zo cynische postmodernisme kenmerkt.

Vaessens sluit af met een oproep aan zijn vakbroeders: blijf niet aan de zijlijn staan als het object niet meer vanzelf serieus genomen wordt! De vraag is waar de maatschappij meer baat bij heeft: academici die ingezonden brieven schrijven of schrijvers en wetenschappers die vanuit hun ivoren torens het gewoel beneden hen trachten te duiden?

O ja, op 1 november 1954 landde Audrey Hepburn op Schiphol en Gerrit Achterberg won één der Amsterdamse poëzieprijzen. De meeste Nederlanders bleven gewoon thuis.