Film / Achtergrond
special: Bij de dood van Eric Rohmer

Portretten in intiem licht

.

Net als zijn collegacritici Jean-Luc Godard en Claude Chabrol begon Rohmer als recensent bij het legendarische filmtijdschrift Cahiers du cinéma. Toch was hij in vergelijking met de experimentele Godard en de antiburgerlijke Chabrol een cineast van een heel ander kaliber, die uiteindelijk een zeer eigenzinnige stijl zou ontwikkelen.

De wreedste stad

<i>Le signe du lion</i>

Le signe du lion

Zijn eerste lange film was Le signe du lion (1959), een portret van een Amerikaanse sjacheraar en componist die leeft in Parijs. In zijn picareske leefstijl lijkt hij op een bohémiens personage uit een boek van Charles Bukowski. Hij is de tegenpool van Gene Kelly in het sterk geromantiseerde An American in Paris (1951). In Le signe du lion hoort de componist dat hij een fortuin heeft geërfd. Van geleend geld geeft hij een groot feest en in een fantastische cameo speelt Godard een vreemde partycrasher, verscholen achter zijn herkenbare zonnebril. De erfenis blijft echter uit als er sprake is van een misverstand. Met een pijnlijk realistisch oog filmt Rohmer vervolgens de componist die zonder geld rond moet komen. Als clochard moet hij uiteindelijk bedelen in een wreed en onverschillig Parijs dat ontdaan is van al zijn oppervlakkige charmes. Rohmer vangt de wanhopige toestand van de hoofdpersoon op een onopgesmukte wijze en portretteert hem als een complex en koppige man. In zijn stijl doet de film denken aan Bressons Pickpocket (1959), maar ook aan Louis Malles sterke Le feu follet (1963). Toch werd Le signe du lion geen succes. Wie de film nu ziet en vergelijkt met Rohmers oeuvre, moet bekennen dat de film afwijkt van zijn latere stijl en thematiek. Desondanks is het een sterke film die de relaxtheid van de nouvelle vague uitademt.

Eros in kettingen
Rohmer zou in de jaren zestig en zeventig bekend worden met de films La collectionneuse (1967), Ma nuit chez Maud (1969) en Le genou de Claire (1970). Deze films vormen delen van een serie morele vertellingen, waarin Rohmer steeds een personage in een situatie plaatst waarin hij reflecteert op zijn gevoelsleven en zijn individuele keuzevrijheid. De aanleiding van het gepeins vormen vooral plotselinge ontmoetingen met andere personages. In Rohmers oeuvre is amoureuze of erotische twijfel een belangrijk element. Het gaat om gevoelens van verliefdheid, aantrekkingskracht en sensualiteit. Daar tegenover staat een welbespraakte ratio die zorgt voor twijfels, beschermende barrières en de illusie van zekerheid. De meeste films hebben iets weg van een sensuele polemiek tussen twee mensen die Rohmer op een intieme wijze vangt.

<i>Ma nuit chez Maud</i>

Ma nuit chez Maud

Zo is in Ma nuit chez Maud Jean-Louis Trintingant een man die op het punt staat om te gaan trouwen. Hij verblijft toevallig op een avond bij de sensuele Maud en heeft discussies met haar over filosofie en religie. Deze intellectuele gesprekken verhullen echter niet dat er op een ander vlak ook gevoelens mee spelen. Vergelijkbaar is de rol van Jean-Claude Brialy in Le genou de Claire. In die film gaat Brialy trouwen en reist af naar het meer bij Annecy om een vriendin op te zoeken. Daar ontmoet hij de veel jongere Laura met wie hij gesprekken heeft over vriendschap en liefde. Als hij haar halfzus Claire ontmoet, valt hij gelijk op haar schoonheid. In veel opzichten is de stille Claire de tegenpool van Laura die veel intellectueler en spraakzamer is. Brialy’s fascinatie voor Claire wordt aangewakkerd door haar uiterlijk en vooral haar knieën. Dit vormt een bijna Proustiaans thema als hij in dat lichaamsdeel het teken ziet van de seksuele vrijheid die hij opgeeft. De knie doet hem herinneren aan alle vrouwen die hij bemind heeft en die hij nooit zal beminnen. Cameraman Nestor Almendros, die veelvuldig samenwerkte met Rohmer, legt deze heerlijke luie zomer aan de Zwitserse meren met veel gevoel voor detail vast.

Liefde in de middag

<i>L'amour l'apres-midi</i>

L’amour l’apres-midi

In L’amour l’apres-midi (1972), een hoogtepunt in Rohmers oeuvre, leidt de getrouwde Frédéric een gemoedelijk leven in Parijs. Een gewone man die in voice-overs vertelt over hoe hij geniet van de anonimiteit van de stad. In zijn pauzes dwaalt hij door de straten en kijkt hij naar mensen. Hij hunkert naar vrijheid en spanning en laat zich poëtisch uit over de vrouwen die hij ziet. Rohmer toont dit subtiel als een ongrijpbaar wensbeeld dat ontstaat uit de veilige verveling en verantwoordelijkheid van zijn huwelijk. De hoofdpersoon is zich bewust van deze tegenstrijdigheid en houdt het bij het dagdromen over de verleiding van vluchtige blikken. Als Chloe, een ex van een vriend van hem, op zijn kantoor langskomt ontstaan er echter de Rohmeriaanse twijfels. Het knappe van de film is dat Chloe in de eerste scènes niet overkomt als een typische love interest. Frédéric is wantrouwig over haar motieven die vooral financieel lijken. Ze leeft van dag tot dag en vormt een contrast met zijn burgerlijke bestaan. De overgang die bij hem ontstaat van wantrouwen naar aantrekkingskracht is dan ook subtiel merkbaar, maar nooit geheel uitgesproken. De kijker voelt mee met de positie van Frédéric die in Chloe’s vrije leven de dingen herkent die hij heeft opgegeven.

Ambitieuze bescheidenheid

<i>Conte d'été</i>

Conte d’été

In de jaren zeventig maakt Rohmer films die deels afwijken van de stijl die hij heeft gecreëerd met zijn morele vertellingen. Perceval le Gallois (1978) is een soort filmessay over de gelijknamige middeleeuwse held. Die Marquise von O (1976) is een minimalistische gefilmde kostuumfilm naar de roman van Heinrich von Kleist. In de jaren tachtig en negentig maakt Rohmer films die voortborduren op de thema’s uit de morele vertellingen. La femme de l’áviateur (1981), Le rayon vert (1986) en Conte d’été (1996) zijn bescheiden maar geloofwaardige portretten van de misverstanden die ontstaan in relaties tussen mensen.

Rohmers films zijn niet sexy, snel of flitsend. Ze hebben een intieme kwaliteit die ontstaat door lange shots van mensen die praten of kijken naar elkaar. Je wordt door de camera gewezen op kleine bewegingen en blikken die veelzeggend kunnen zijn en analyse vereisen. Het is zoals wanneer je valt voor iemand en elke lichaamsbeweging, hoe banaal die ook is, ziet als een teken of een signaal. In veel scènes in Rohmers films kijken personages, en daarmee ook de kijker, naar hoe bijvoorbeeld een meisje met haar haar speelt of een man een schittering lijkt te hebben in zijn ogen. De nonlineaire en schijnbaar plotloze structuur van zijn films versterken ook het realisme, waardoor de gebeurtenissen in hun ongeordenheid overkomen als het leven zelf.

Rohmer wordt door bepaalde critici gezien als triviaal en saai. Bekend is de dubbelzinnige verwijzing in Arthur Penns Night Moves (1975), waarin de privédetective gespeeld door Gene Hackman ook naar een Rohmer films is geweest. Zijn oordeel: ‘A bit like watching paint dry’.

Rohmers invloed

<i>Le genou de Claire</i>

Le genou de Claire

Opmerkelijk is wel dat zijn eenvoudige, maar intieme aanpak misschien wel meer invloed heeft gehad dan wordt toegegeven. Wie Rohmers films kent, zal de link met Richard Linklaters Before Sunrise (1995) en Before Sunset (2004) makkelijk kunnen leggen. Ook zijn de twijfelende twintigers uit de films van Andrew Bujalski’s Funny Ha Ha (2002) en Mutual Appreciation (2005) net zozeer bezig met de conflicten tussen hun gevoel en hun verstand. Bujalski’s films, die nu worden gezien als Mumblecore, hebben ook een simpele alledaagse look die de realiteit van de situaties wil benadrukken. Rohmer is de voorloper van dit soort cinema. Hij maakt het tot zijn ambitie om het bescheidene en het schijnbaar triviale  geloofwaardig uit te beelden op het witte doek.

Naast een uitgebreid filmoeuvre, waardoor hij zeker als een onafhankelijke auteurcineast aangemerkt mag worden, is er ook nog Rohmer de schrijver. Wie een idee wil krijgen van zijn kritieken, kan zijn recensies en essays teruglezen in de bloemlezing Le Goût de la Beauté. Uit die teksten blijkt dat hij een erudiet cinefiel was die met gemak kon schrijven over grote meesters als Alfred Hitchcock, Nicolas Ray en Jean Renoir, maar ook obscure avantgardisten zoals Isidore Isou.

Het schijnt dat de hoogbejaarde Rohmer met kinderlijk enthousiasme dagelijks meerdere malen naar de bioscoop ging. Zijn lange passie voor cinema stond gelijk aan zijn unieke bijdrage aan dat medium en hij zal zeker gemist worden als een van de grote nouvelle vague-regisseurs die is heengegaan.