Boeken / Non-fictie

De Meester van de filippica slijpt de messen

recensie: José Saramago (vert. Ruud Ploegmakers) - De andere kant

José Saramago was al op respectabele leeftijd (85 jaar) toen hij besloot toe te treden tot het wereldleger van miljoenen webloggers die hun dagelijkse beslommeringen, hun familiekiekjes en hun proza met de rest van de wereld willen delen. In deze democratische uithoek van de literatuur begon de Portugese Nobelprijswinnaar in september 2008 iedere dag een stukje te schrijven. Een column, een overpeinzing, whatever. Of, om in Saramago’s idioom te blijven: ‘wat ook maar voor het lemmet van mijn sikkel komt’.

Lef kan de bejaarde balling – hij woont al jaren op Lanzarote – niet worden ontzegd. Fans wisten al: Saramago’s hele oeuvre getuigt van durf. De Portugees schuwt in zijn romans het grote gebaar niet, zijn boeken stoelen vrijwel altijd op een hoogst origineel uitgangspunt: is het niet een stad die getroffen wordt door een blindheidsepidemie, dan wel een stad waar opeens iedereen blanco stemt, waar opeens niemand meer doodgaat of een man die zijn alter ego in een videofilm ziet lopen. In zijn fictie legt Saramago feilloos de zwakheden van de mens en van de maatschappij bloot door hen voor ongelooflijke (maar nooit ongeloofwaardige) problemen te stellen. Zelden komt de mensheid er goed vanaf.

Virtuoos gescheld
In De andere kant, de verzamelde weblogartikeltjes die Saramago schreef tussen september 2008 en maart 2009, verschuilt de schrijver zich niet langer achter de fictie en legt hij in vaak vlijmscherpe columns aan de lezer uit wat er allemaal niet deugt in de wereld. Saramago mag dan een zwakke gezondheid hebben, broos en bijna doorschijnend van ouderdom zijn; hij bewijst dat hij ze allemaal nog prima op een rijtje heeft. Neem het derde stukje dat Saramago schreef op zijn weblog, op 18 september. Een lesje “Virtuoos schelden voor gevorderden”:

George Bush is wellicht de kleinste van allemaal. Met zijn middelmatige intelligentie, peilloos diepe onwetendheid en verwarde taalgebruik, dat permanent en onweerstaanbaar neigt naar de zuiverste kletskoek, heeft deze man zich aan de mensheid gepresenteerd in de groteske pose van een cowboy die de wereld erft, maar denkt dat het zijn vee is.

Het moge duidelijk zijn: Saramago heeft zich een half jaar lang ongegeneerd laten gaan op het web. Keiharde, soms bijna ongenuanceerde meningen (Umberto Eco in zijn voorwoord: ‘Is deze meester van de filippica altijd zo razend?’) worden afgewisseld met langere essay–achtige beschouwingen over het bestaan, de werkelijkheid en religie (Eco: ‘Dan verschijnt de filosoof–verteller Saramago weer ten tonele, niet langer boos, maar onnadenkend en onzeker’). Af en toe maakt Saramago ruimte voor een klein eerbetoon. Dan worden zijn literaire vuistslagen strelingen, over de hoofden van bewonderde schrijvers, zoals José–Luis Sampedro, Carlos Fuentes en Jorge Amado.

Andere kant van Saramago
Twee thema’s blijven terugkeren in de weblogs: de hypocrisie van het geloof in het algemeen en de katholieke kerk in het bijzonder én de Palestijnse kwestie. In beide zaken neemt Saramago duidelijk stelling: hij is militant atheïst (zoals de goede lezer ook al wel na lezing van zijn romans had kunnen weten) en tégen de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden. Eco schrijft in zijn voorwoord dat Saramago met die laatste stellingname de verdenking van antisemitisme op zich laadt en hij heeft gelijk: in de stukken over de Palestijnse kwestie vliegt Saramago uit de bocht als hij schrijft dat hij de Holocaust uiteraard niet goedkeurt, maar dat de joden sindsdien toch wel beter zouden moeten weten, etc., etc.

Wie het talent van Saramago bezit – en dat is eigenlijk alleen Saramago zelf – heeft zo’n scheldpartij niet nodig. Enkele dagen later revancheert hij zich al, met een poëtische vergelijking tussen de strijd tussen David (Israëliet) en Goliath (Filistijn) enerzijds en die tussen de Goliath van vandaag (Israël) en de kleine David (de Palestijnen). En voor wie er ondanks alles nog in een God gelooft, heeft de auteur ook nog een mededeling:

Alles kan, als God het wil. Onder de voorwaarde dat hij bestaat, daar kunnen we niet onderuit. (…) God is eeuwig, zegt men, en hij heeft overal de tijd voor. Eeuwig mag Hij zijn, we moeten de paus immers iets toegeven, maar dan wel eeuwig in zijn niet–bestaan.

De andere kant (uitgegeven in een grijs paperbackje, waarom is Meulenhoff ooit gestopt met die prachtige hardcoverserie van Saramago’s werk?) toont inderdaad een andere kant van één van de grootste schrijvers van de twintigste eeuw. Een harde, maar menselijke kant. Er zijn slechts een paar schrijvers van wie ieder woord de moeite waard is gelezen te worden; José Saramago is er één van.