Kunst / Expo binnenland

Jong geleerd, tot op de oude dag doorgegaan

recensie: diverse kunstenaars - Vaders en Zonen: Beeldhouwers kiezen beeldhouwers

.

Carel Visser, 'Voyageant', 1992

Carel Visser, ‘Voyageant’, 1992

Hier hadden de beeldhouwers wel een punt. Tentoonstellingen en prijzen zijn vaak bedoeld om jong, veelbelovend talent in de spotlights te zetten. Ze dienen ter aanmoediging, of stimulering van kunstenaars die zich in de toekomst moeten gaan waarmaken.Wanneer kunstenaars van een oudere generatie een tentoonstelling krijgen of beloond worden met een prijs, dan is dit vaak alleen om hun bewezen kunnen nog eens te bevestigen.

Klaar

Er zijn uitzonderingen. In het Bonnefantenmuseum was bijvoorbeeld vorige zomer de tentoonstelling If something keeps it up that long, there must be something good in it te zien. Centraal stonden kunstenaars die veelbelovend maar ook ouder zijn. De fotografe Marrigje de Maar (1944) begon bijvoorbeeld pas na haar vijftigste aan de kunstacademie, maar werkt inmiddels aan een succesvolle carrière.

Ook aan de oudere generatie Nederlandse beeldhouwers werd uiteindelijk een tentoonstelling gewijd. Het verschil is echter dat deze tentoonstelling, Tijd van oogsten in Akrendam, Beverwijk een overzichtstentoonstelling was. Een afgerond geheel: de kunstenaars leken klaar te zijn en het oeuvre voltooid.

Beelden aan Zee

De tentoonstelling in Museum Beelden aan Zee, Vaders en Zonen: Beeldhouwers kiezen beeldhouwers heeft duidelijk een heel ander uitgangspunt. Tajiri, Slegers, Kneulman, Guntenaar en Visser, selecteerden voor deze tentoonstelling vijf collega’s uit de generatie na hen. Die kozen op hun beurt ook weer vijf opvolgers. Op die manier werd een groep van 15 beeldhouwers bijeengebracht, de oudste geboren in 1915 en de jongste in 1983.

Henk Visch, 'Sculpture, early 21st century Europe #2', 2010

Henk Visch, ‘Sculpture, early 21st century Europe #2’, 2010

Het is jammer dat uit de presentatie niet duidelijk wordt wat de motivaties bij het selecteren zijn geweest. Omdat de tentoonstelling uitgaat van de keuzes van de kunstenaars, zou het interessant zijn geweest om ook te weten hoe zij naar elkaar keken, wat zij van elkaar dachten.

Lijnen

Toch kun je ook zonder die informatie wel lijnen trekken. Piet Slegers (1923), Henk Visch (1950) en Paul de Reus (1963) werken bijvoorbeeld allemaal figuratief en nemen daarbij de mens als uitgangspunt. De onderlinge stijl en materiaalkeuze verschilt, maar allen maken licht geabstraheerde, zonderlinge figuren.

Belangrijker nog dan de verwantschap in stijl en werkwijze, is de overeenkomstige  mentaliteit. Om andermans werk te kunnen waarderen hoef je immers niet in dezelfde lijn te werken.

Experiment

Carel Visser, Joep van Lieshout en Zoro Feigl bijvoorbeeld hebben allemaal een compleet andere beeldtaal. Wat hen wel bindt, is de liefde voor het experiment. Visser (1928) heeft altijd gespeeld met verschillende materialen en de toepassing ervan. Hij maakt verbindingen tussen robuuste traditionele materialen (beton, metalen) en objets trouvés. Zo legde hij voor het werk ‘Wolk’ (1985) een paardenstaart over metaal en combineerde hij een aantal jaren later voor ‘Voyageant’ (1992) een bronzen meisjesfiguur, een stuk hout en metaal.

Atelier van Lieshout, 'Mannen', 1999

Atelier van Lieshout, ‘Mannen’, 1999

Terwijl Visser zich vaak laat inspireren door de natuur, zijn het de stad en de mensen daarin die Van Lieshout (1963) fascineren. Zijn werk heeft veel affiniteit met architectuur en design. Het karakter is hard. Met installaties en objecten, soms ook in massaproductie vervaardigd, wil hij systemen die ons leven en de dood bepalen blootleggen. Provocatie is zijn geliefde stijlmiddel. In het werk van Feigl (1983) worden elementen uit het werk van Visser en Van Lieshout gecombineerd. Natuurkrachten als zwaartekracht en magnetisme drijven de installaties die veel weg hebben van machines. Hiervoor gebruikt hij afgedankte materialen die hij op straat en bouwplaatsen vindt.

Vergelijken

De generatiepaden van Slegers, Visser en de andere beeldhouwers, zijn naar vijf letterlijke paden vertaald. In vijf zichtlijnen worden de werken in chronologische volgorde van kunstenaar achter elkaar geplaatst. Het is de bedoeling dat je als toeschouwer zelf linken gaat leggen tussen de drie generatiegenoten, maar deze opstelling maakt het vrijwel onmogelijk de werken goed met elkaar te kunnen vergelijken. In de relatief kleine ruimte, één zaal en een aangrenzend terras, vervallen alle lijnen tot een chaotisch geheel.

Paul de Reus, 'Wolk', 2009

Paul de Reus, ‘Wolk’, 2009

Ook het grote aantal werken dat het representeren van zoveel beeldhouwers met zich meebrengt, maakt het overzicht niet duidelijker. Het is lovenswaardig dat de curatoren alle kunstenaars recht hebben willen doen door een zo volledig mogelijk beeld van hun oeuvre te geven. Maar er blijft letterlijk geen ruimte over om de beelden in hun eigen recht goed te bekijken, laat staan ze tegenover het werk van een andere kunstenaar te zetten. Bovendien raakt het evenwicht op deze manier verloren: het oeuvre van een beginnende kunstenaar als Feigl kan niet op tegen de massa werken van een oude rot als Visser.

Het was logischer geweest als de tentoonstellingsmakers zich hadden beperkt tot een of een zeer klein aantal beelden per kunstenaar. Zo zou nog duidelijker zijn geweest wat de impact van de oudere generatie Nederlandse beeldhouwers was, maar vooral ίs.