Boeken / Fictie

Verwikkeld in verhalen die niet de jouwe zijn

recensie: Joost de Vries - Clausewitz

.

In een tijd waarin je nauwelijks nog meetelt als schrijver als je niet af en toe een flink rookgordijn rond jezelf optrekt (Grunberg, Van der Kwast), schreef Joost de Vries een roman over de mystificatie der mystificaties: een onaantastbare schrijver, een gek, behorend tot een intellectuele vriendenclub – die sterk doet denken aan het vriendenclubje van Mulisch, Van Mierlo, Van Dam en Schat – verdwijnt spoorloos en laat een klein maar fijn oeuvre over.

Betoverd

Hoofdpersoon Tim, een jonge, ambitieuze academicus, doet onderzoek naar LeFebvre. Niet alleen is hij betoverd door diens oeuvre, maar vooral ook is hij op het spoor gezet door zijn overleden vader, die een briefwisseling met LeFebvre voerde, een briefwisseling die Tim in handen heeft en waarmee hij het geheim van LeFebvre denkt te kunnen ontrafelen.

Wat volgt is een soort literaire achtervolging door heden en verleden, een rondgang langs verfomfaaide schrijvers, verwarde vrouwen van schrijvers en professoren die hun beste tijd achter zich hebben liggen. Af en toe betoont Tim zich een niet aflatende terriër, die zijn tanden in een zoektocht heeft gezet waarvoor hij kennelijk onafzienbare hoeveelheden tijd, geld, energie en intelligentie tot zijn beschikking heeft. Daarnaast is hij ook nog humoristisch, goed met vrouwen en lief voor zijn moeder. Een soort academische Übermensch dus.

Hoofdweg

Clausewitz is een debuut, en niet zomaar een. De Vries – uit 1983, historicus en nu al geroemd recensent van De Groene Amsterdammer – durft, in tegenstelling tot veel andere debuterende twintigers, buiten de gebaande paden van zijn eigen ervaringen te treden. Zijn kennis van de Nederlandse literatuur zorgt ervoor dat de beschreven omgeving van LeFebvre een zoekplaatje vol bekende intellectuelen is (denk aan Remco Camperts Tjeempie!).

Er zijn twee eigenschappen die van Clausewitz een klassedebuut maken. Ten eerste: De Vries’ stijl. Allemachtig, wat een souplesse. Schijnbaar achteloos beschrijft hij de ene na de andere niet even alledaagse situatie waarin Tim terecht komt, alles met een geroutineerde vanzelfsprekendheid. Opvallend daarbij is het veelvuldige gebruik van vergelijkingen: vaak schitterend, hier en daar misschien een beetje kitscherig, maar altijd gedurfd.

Tweede forte van Clausewitz is de suggestie. Er wordt vooral veel níet gezegd. De Vries laat het meeste over aan de verbeelding en gaat daar misschien wat ver mee – zo kan het even duren voor het tot je doordringt dat een ‘geciteerd’ deel van LeFebvres werk méér is dan een aardig gelukte stijloefening. Maar door op tijd weer van allerlei zijpaden terug te keren op de hoofdweg van het verhaal, doet de schrijver niet vergeefs een beroep op de spanningsboog van zijn lezers.

De bibliotheek uit

Of Ferdynand Lefebvre bestaat of bestaan heeft? Het doet er eigenlijk niet zoveel toe. Clausewitz is namelijk niet het verhaal van LeFebvre, maar van Tim, die tot slot, op de laatste pagina van het boek, de zaak nog even uitstekend samenvat: ‘Dit was het risico van de bibliotheek uit gaan, dat je verwikkeld raakt in verhalen die niet de jouwe zijn.’ Moge Joost de Vries nog maar vaak de bibliotheek uit gaan.