Film / Achtergrond
special: Nordische Filmtage 2010

Scandinavische cinema in Lübeck

Het jaarlijkse festival Nordische Filmtage Lübeck is een van de zeer weinige die zich richten op de Scandinavische cinema, en naar het schijnt het grootste ter wereld. Enkele hoogte- en dieptepunten van de 52e editie.

Inhoud: A Somewhat Gentle Man | Anita | Home for Christmas | Everything Will Be Fine | Mamma Gógó | Incident by a Bank | The Experiment | The Interrogation | Beyond | Shameless | The Snow Queen | Dreams in Copenhagen | Sound of Noise

Het eerste wat opvalt aan het Scandinavische filmfestival in de Duitse Hanzestad is de professionaliteit: er waren nauwelijks annuleringen of vertragingen, alle vertoningen werden ingeleid door deskundige, meertalige explicateurs en de gasten variëren van obscure acteurs en producenten tot oudgediende-auteurs en sterren.

Generiek

<i>A Somewhat Gentle Man</i>

A Somewhat Gentle Man

De meest in het oog springende daarvan was het internationale team achter A Somewhat Gentle Man (En ganske snill mann, 2009): de Zweedse acteur Stellan Skarsgård, de Deense scenarist Kim Fupz Aakeson en de Noorse regisseur Hans Petter Moland, die door het publiek als sterren werden onthaald. Maar de film was het creatieve dieptepunt van het festival: een volstrekt generiek scenario vol oubollige grappen, met alarmerende luiheid verfilmd door een regisseur die ooit — met Zero Kelvin — terecht werd gezien als een van de redders van de Scandinavische cinema. Het is pijnlijk duidelijk dat Moland die rol nooit zal vervullen.

Het enige dat niet derivatief en afgezaagd is aan de film, is het subtiele acteerwerk van Skarsgård, die ook als jonge twintiger te zien was in het gedateerd faux-sociaalrealistische Anita: Swedish Nymphet (Anita: ur en tonårsflickas dagbok, 1973). Hierin speelt hij, nog erg onwennig, een pyscholoog in opleiding die — om duidelijke narratieve redenen — de geestelijke toestand probeert te duiden van een nymfomane, gespeeld door een even jonge Christina Lindberg (de latere cultheldin en muze van Tarantino). Lindberg gaf zelf nog een trotse acte de présence; de film draaide als onderdeel van een uitgebreid retrospectief over Zweedse seksfilms, en gaf een aardige indicatie dat het genre vooralsnog geen serieuze kritische aandacht verdient.

Metafictie

Bent Hamer, ook te gast, hield met zijn kerstfilm Home for Christmas (Hjem til jul, 2010) meer vast aan zijn status als bescheiden auteur, maar dat speelt hem deze keer parten: voor het eerst in zijn oeuvre slaat de balans door in de richting van sentimentalisme, en de losjes verbonden personages van het mozaïekscenario zijn vaak karikaturen en sjablonen.

<i>Everything Will Be Fine</i>

Everything Will Be Fine

Christofer Boe daarentegen, die na de grote belofte Reconstruction helaas nog steeds geen internationale distributie voor zijn films heeft weten te bemachtigen, leverde zijn beste film sinds zijn debuut. Everything Will Be Fine (Alting bliver godt igen, 2010) is een onderhoudend staaltje metafictie waarin een regisseur het verdriet over het verlies van zijn vrouw omzet in een complottheorie met zichzelf als middelpunt. Uiteraard schuilt hierin een commentaar op de essentie van films maken, die met net zoveel speelse melancholie wordt neergezet als in Boes eerste films.

Eigen stijl

<i>Mamma Gógó</i>

Mamma Gógó

Ook Fríðrik Þór Fríðriksson revancheerde zich na een aantal mislukkingen met een prachtfilm. Mamma Gógó (2010) is net als Boes film metafictie over films maken, maar de IJslander gaat verder door zichzelf als uitgangspunt te nemen. De film speelt vlak vóór zijn Oscarnominatie voor Children of Nature — in werkelijkheid 1991, in de film het recente IJsland van tijdens de crisis. Een soort postmodern-autobiografische pastiche dus, maar tegelijkertijd een ode aan zowel cinema als ouder worden. De tweede hoofdpersoon is namelijk Fríðrikssons dementerende moeder, gespeeld door de inmiddels bejaarde Kristbjörg Kjeld, de ster uit de inmiddels vergeten IJslandse klassieker ’79 af stöðinni, waaraan de film ook nog eens een opmerkelijk ontroerend eerbetoon vormt.

<i>Incident by a Bank</i>

Incident by a Bank

De enige andere regisseur die in de selectie nog steeds een eigen stijl leek te hanteren, was Ruben Östlund, die ons vorig jaar nog vertelde dat hij zijn opvolger van Involuntary zou baseren op de YouTube-hit ‘Battle at Kruger‘. Het resultaat is het 12 minuten durende Incident by a Bank (Händelse vid bank, 2010), dat net als zijn inspiratiebron bestaat uit een ononderbroken beeldverslag van een toevallig aanschouwd voorval. In de YouTubefilm is dat een strijd tussen groepen wilde dieren, in Östlunds film een poging tot een overval op een bank, die hij vanaf de overkant van de straat met pannende camera laat zien. De belangrijkste partijen zijn de overvallers, het beveiligingspersoneel en twee laconiek toekijkende mannen, die het gebeuren zelf filmen. Je beseft dat de choreografie een hels karwei moet zijn geweest, maar je vraagt je tegelijkertijd af waarom Östlund niet meer zinvols doet met zijn methode: het enige element van betekenis is het gebrek aan ethisch besef bij de getuigen, die te beroerd zijn om hulp in te schakelen en klagen over de slechte resolutie van de camera waarmee ze het voorval filmen. Net als bij Involuntary vestigt Östlund de aandacht op zijn eigen formalisme, waarbij de kijker zelf mag betekenis zoeken, maar daar is — in tegenstelling tot Involuntary — weinig van te vinden.

Machtsverhoudingen

<i>The Interrogation</i>

The Interrogation

Ander werk verdiende het stempel van auteursfilm niet, maar was even waardevol. Louise Friedbergs debuut The Experiment (Eksperimentet, 2010) bijvoorbeeld, over het met alle macht inlijven in de jaren 50 van inheemse Groenlandse kinderen als Deense voorbeeldburgers, is een ietwat brave maar zeker integere poging Deense historische misstanden aan de kaak te stellen. Jörn Donners The Interrogation (Kuulustelu, 2009), dat speelt in Finland tijdens WOII, is intiemere historische revisie en concentreert zich op de psychologische machtsverhoudingen tussen een opgepakte Russische spionne en haar Finse ondervragers, waarvan één in het bijzonder een intellectuele en emotionele band met haar wil scheppen. De film stelt uiteindelijk teleur door een gebrek aan een duidelijk doel, maar is fantastisch geacteerd en in beperkte ruimtes erg knap gestileerd.

Beyond (Svinalängorna, 2010), het regiedebuut van topactrice Pernilla August, deed met verve alles wat talloze male eerder is gedaan: via flashbacks een melodrama neerzetten over een jonge vrouw die gebukt gaat onder haar jeugd met alcoholistische en gewelddadige ouders. Noomi Rapace acteert uitstekend in de hoofdrol en August regisseert netjes volgens het arthouseboekje, maar wie meer verwacht van een film met zoveel beproefd talent, komt bedrogen uit.

Fiasco

<i>Shameless</i>

Shameless

Het is uiteraard lastig uit een beperkte regio voldoende topfilms uit een periode van één jaar te vertonen, en het siert de programmeurs dat hun selectie goeddeels serieus te nemen viel en weinig echte missers bevatte. Één onherkend fiasco haalden ze wel naar binnen: het opzichtige prestigeproject Shameless (Maskeblomstfamilien, 2010) van Petter Næss, die op kleine schaal ooit zo charmant vermaakte met Elling. De film gaat over een jongen met een niet nader verklaarde fysieke aandoening die een half incestueuze band met zijn moeder heeft, zich na de dood van zijn vader ontpopt als enfant terrible en uiteindelijk — geloof het of niet — op school een toneelrol verwerft als Oedipus. Ik heb Lars Saabye Christensens roman, waarop Næss zijn ondraaglijk pretentieuze film baseerde, niet gelezen, maar ik vermoed dat die iets meer diepgang bevat dan het vormloze arthousegeneuzel (handgedragen-camerawerk, een overdaad aan zinloze close-ups en uitgebleekte kleuren) waarmee Næss vergeefs emotie probeert op te wekken.

Nog twee films waaraan onbehoorlijk veel geld is verspild waren het Estische The Snow Queen (Lumekuninganna, 2010) en de documentaire Dreams in Copenhagen (Drømme i København, 2010). De eerste was een emotieloze en in negatieve zin ondoorgrondelijke versie van het sprookje van Andersen, de tweede een beoogde ‘meditatie’ op de stadsarchitectuur van de Deense hoofdstad, die met geënsceneerde gesprekken over het onderwerp en alledaagse huistaferelen via weelderig camerawerk iets van betekenis probeert te suggereren. Op papier zijn dit interessante films, in werkelijkheid allerminst.

<i>Sound of Noise</i>

Sound of Noise

Een film die het festivalcircuit ook nooit zal ontstijgen, maar wel geslaagd eigenzinnig was, was het niemendal Sound of Noise (2010), een absurd idee opgerekt tot speelfilmlengte. Navertellen heeft weinig zin: je moet hem zien (of de korte film Music for One Appartment and Six Drummers, waar hij op voortborduurt) en zelf bepalen of je het lef van de makers waardeert en het volledige gebrek aan dramatische logica voor lief kunt nemen. De jury deed dat en bekroonde de Zweedse film met de Baltische Filmpreis; het publiek koos voor The Good Heart, dat wij eerder kraakten.