Boeken / Non-fictie

Schrijversportretten uit een al wat oudere doos

recensie: Jan Siebelink - Conversaties. In gesprek met Milan Kundera, Julien Cracq, James Purdy e.a.

Nadat Jan Siebelink met zijn roman Knielen op een bed violen ruimschoots was doorgebroken, had hij nog het een en ander in zijn bureaula liggen waarmee hij zijn uitgever kon verblijden. Een paar decennia geleden kluste hij er als leraar Frans wat bij met besprekingen van en gesprekken met merendeels Franse schrijvers. Een bundeling daarvan is nu verschenen onder de titel Conversaties.

Conversaties.

Daarin paraderen naast zeventien Fransmannen ook onze eigen Johan Polak, die een persoonlijke vriend van Siebelink was, de Amerikaan James Purdy en de Franse Tsjech Milan Kundera. Zes van de twintig zijn geïnterviewd, zodat een titel als Conversaties niet erg voor de hand ligt. Kundera leeft nog, maar Siebelink laat na de overlijdensjaren van de overigen te geven. De bundel komt van pas voor wie met de Franse literatuur kennis wil maken, die overigens gruwelijk snel bezig is van de oude stempel te worden. De meer ingewijde lezer kan zijn geheugen wat opfrissen en lezen hoe Siebelink de schrijvers en dichters karakteriseert.

Betrokken
Hij is vast een leraar Frans geweest (met pensioen inmiddels) die zijn lessen danig voorbereidde, zijn leerlingen niet als kleuters behandelde en evenmin over hun hoofden heen zeverde. Siebelink geeft in betrekkelijk korte bestekken een helder en betrokken beeld van schrijverschappen. Aangestoken door de talloze uittreksels van zijn leerlingen is hij alleen wat al te royaal met het navertellen van verhaallijnen. Dat komt wat schools over. De dichters hebben het geluk er compacter af te komen.

Er passeren geen benijdenswaardige levens, nogal ingedeukt als die zijn door amoureus, alcoholisch, lichamelijk, geestelijk en/of ander ongerief. Niet weinig eindigen ze door de hand aan zichzelf. De heren (dames keken wel uit) vonden het hun taak tot het uiterste te gaan, veelal ook in hun fictie, die daardoor niet altijd even leesbaar was. Ze wilden bijzonder zijn in een getemde wereld. ‘Alles is toegestaan in de queeste van een groots bestaan,’ aldus Siebelink. Roger Vailland schreef: ‘Weer boven water komen uit de zachte waanzin van jazz en gin, op een twijfelachtige morgen… en men is gelukkig… en gebroken.’

Toppers
In de jaren dat Siebelink aan de portretten werkte, telden alle schrijvers stellig nog mee. Inmiddels is dat voor sommigen anders. Zo werd spirituele zwartkijker E.M. Cioran (1911) in de nasleep van de woelige jaren zestig op het schild gehesen van menig jonge Franse intellectueel en voorts wereldwijd vertaald; maar zijn roem bleek kortstondig. Milan Kundera maakte enorme furore met De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, zo’n succesroman waarvan verfilming niet kon uitblijven. Maar wie kent Kundera nog? Emmanuel Bove was bij leven en welzijn een meer dan geslaagd auteur, raakte na zijn dood in diepe vergetelheid en beleefde een herwaardering waar Siebelink accuraat op inhaakte. Maar die opleving was van korte duur. De vertalingen liggen opgetast in het antiquariaat.

Jammer dat Siebelink niet in een epiloog vermeldt hoe het inmiddels gesteld is met de belangstelling in het algemeen en zijn eigen belangstelling in het bijzonder voor deze auteurs, wier portretten hij destijds schreef. Wat niet wegneemt dat toppers als Verlaine, Proust, Mallarmé en Rimbaud nimmer aan glans zullen verliezen. Zij sieren menige boekenkast en zijn onverkort in vertalingen beschikbaar, al kun je je afvragen hoe driftig ze nog gelezen worden. Aan Jan Siebelink zal het niet liggen.