Boeken / Non-fictie

‘Ik ben het: Martin Ros uit Zweden!’

recensie: Marcel van Roosmalen - Het is nooit leuk als je tegen een boom rijdt

Een bijbel. Het boek met de beste journalistieke stukken van Marcel van Roosmalen heeft de omvang van een heilig boek, en zal voor veel beginnende journalisten dezelfde functie krijgen. Een bijbel met een rokende man op een autokerkhof voorop, dat dan weer wel.

Eigenlijk moet je een bundel met de beste stukken van Marcel van Roosmalen helemaal niet recenseren. Citeren moet je, pagina’s lang citeren, en eindeloze passages voorlezen aan anderen. Pas dan weet je of iemand een Van Roosmaliaan is, of kan worden.

In optocht trokken we door Volendam.
Voorop de moeder van Yolanthe.
Daarna de horde.
Daar weer achter drie persvrouwen van de TROS.
En helemaal achteraan liep ik.
Mopperend op Volendam.
(Uit: ‘Bommen op Volendam’)

Zo moet het dus


Lang was Marcel van Roosmalen een journalistieke geheimtip. Moest je nog je best doen om zijn boeken aan te schaffen, en goed opletten in welke media hij schreef. Meestal was dat in HP/De Tijd, af en toe in Hard Gras.
Zijn boekjes over een jaar met Pim Fortuyn en een jaar met Koningin Beatrix waren nauwelijks nog in de handel. Als je mazzel had, kon je ergens een tweedehands exemplaar op de kop tikken.
En toen kwam Vitesse.
In 2006 vulde Van Roosmalen een Hard Gras-special, over een jaar bij en rond zijn favoriete voetbalclub uit Arnhem.
Het werd een van de grappigste sportboeken ooit geschreven. Dat je zo over sport kon schrijven, dat wist niemand. Dat het zo moest, begreep opeens iedereen.
En toen was Marcel van Roosmalen dus geen geheimtip meer.

‘Wat voor artikel ga je schrijven?’ vroeg Rob.
‘Nou gewoon…’ zei ik. ‘Over alles wat ik hier meemaak.’
‘Toch niet over wat ze eten, hè?’ vroeg Rob.
‘Euh…’ zei ik.
Rob dacht even na en zei dat ik veel beter nieuwsberichtjes kon schrijven. ‘Vind ik veel leuker. In VI lees ik ook vooral de kleine stukkies. Die lange lappen tekst met al die onzin daar kom je toch niet doorheen?’
‘Ik zal straks even naar Nederland bellen met dat voorstel,’ antwoordde ik.
(Uit: ‘Frank & Ronald de Boer in Qatar’)

Magie


De Van Roosmalen-bijbel bevat talloze artikelen die Van Roosmalen voor uiteenlopende media schreef. Maar voor wie of wat de freelancer ook werkt, het procédé is altijd eender: hij gaat ergens heen, kijkt rond, ontmoet een paar vreemde vogels en vertrekt weer. Het is natuurlijk een truc, maar dan wel een truc zoals van de allerbeste illusionisten: je staat er met je neus bovenop, maar hebt geen idee hoe ze het doen. Alle stukken in deze bundel zijn dan ook reportages, ook als ze als column of interview werden gepubliceerd. Neem het interview met Martin Ros: geen simpel vraag-en-antwoordspel. Van Roosmalen gebruikt wat hem opvalt, en er valt hem gewoon ontzettend veel op.

In het café liep een jonge vrouw met een kinderwagen. Martin Ros nam een slok bier en stak zijn hoofd in de kinderwagen.
‘Dag, bevindelijk meisje. Daaa-aaag! Ik ben het: Martin Ros uit Zweden!’
Tegen de moeder: ‘Ik ken het Zweedse volkslied. Dat heb ik ooit gezongen op een vernissage in New York, voor een gezelschap van drie grote Haïtiaanse negers. U kent mijn werk? Mijn boek over de Haïtiaanse opstand tegen de Fransen?’
(Uit: ‘Martin Ros’)

Niet zo van de nieuwtjes

Je zou kunnen zeggen: is het niet wat veel van het goede, 360 pagina’s oude reportages in steeds weer dezelfde, kurkdroge stijl? Het antwoord: nee, het is veel te weinig van het goede. Méér willen we, steeds maar méér! Natuurlijk, de bundel ineens achter elkaar uitlezen moet ten strengste worden afgeraden (hoewel het verleidelijk is) wegens te veel van hetzelfde. En ja, er zitten zeker ook een paar mindere stukken bij, maar wie maat weet te houden, wil uiteindelijk iedere dag een beetje. Misschien dat dat er ooit van gaat komen: in een radio-interview in het programma Kunststof zei Van Roosmalen heel graag iedere dag een stukje in een mooie krant te willen schrijven. Het is maar te hopen dat alle hoofdredacteuren geluisterd hebben. En dat Frits Barend dan onmiddellijk zijn abonnement opzegt, moeten ze dan maar voor lief nemen.

Frits ging op een stoel zitten. Hij droeg een donkere zonnebril. Hij zuchtte en zei: ‘Wat is nu eigenlijk je insteek?’
Ik wist het niet. ‘Euh, ik heb geen insteek,’ zei ik. ‘Ze hebben me gevraagd om een stukje over jullie programma te schrijven. Nou, ik ben gegaan. Ik schrijf op wat hier gebeurt. En voor de rest heb ik geen idee wat ik hier doe.’
Frits: ‘Dat straal je ook uit.’
Ik: ‘Ja, dat zal wel.’
Frits: ‘Ja, dat straal je uit.’
Ik: ‘Ach, ik ben niet zo van de nieuwtjes als jullie.’
Frits: ‘En?’
Ik: ‘Dat van die uitstraling ligt ook wel een beetje aan jullie. Ik voel me niet echt welkom…’
Frits werd boos: ‘Ik vind het ongelooflijk onbeschoft wat je nu doet. Onbeschoft en onbeleefd. Respectloos. Ik vind dit echt geen manier van doen. Echt schan-da-lig.’
(Uit: ‘Frits Barend & Henk van Dorp’)