Boeken / Fictie

Een boekje dat geen Boekenweekthema nodig heeft

recensie: Remco Campert - Vrienden, vriendinnen en de rest van de wereld

De Boekenweek begint en dat betekent tafels vol boeken, boekjes en gelegenheidsuitgaves die zo zijdelings mogelijk aan het thema van deze keer raken. Werkjes die over een halfjaar nog steeds op tafel liggen, maar dan in de ramsj.

Op het eerste gezicht lijkt het nieuwe boekje van Remco Campert, Vrienden, vriendinnen en de rest van de wereld (Boekenweekthema 2012: vriendschap, vandaar), een typische haastklus van een uitgever die zijn A-auteur graag nog eens extra onder de aandacht wil krijgen en in de gauwigheid wat oude stukjes van diens hand gebundeld heeft. Hardcover eromheen en verkopen maar. Wie Vrienden leest, weet beter. Natuurlijk, de titel verwijst nogal expliciet naar het door de meeste schrijvers verfoeide Boekenweekthema, maar deze nieuwe Campert-productie is alleen wat betreft de omvang teleurstellend. De inhoud is fris als een glas vers geperste sinaasappelsap.

Moppen zijn nooit leuk

Wat Campert in Vrienden doet, is niet eenvoudig te omschrijven. Ultrakorte verhalen zijn het in elk geval allemaal, maar het één is een prozagedicht, het volgende een mopje en een derde stukje lijkt weer het meest op een roman die door een 300 woorden-mal gedrukt is. De kwaliteit van de verhaaltjes is wisselend, maar een constante blijft Camperts experimenteerdrift met omvang en vorm. De allerkortste onder de verhalen in Vrienden zijn vaak slechts enkele zinnen lang. Die miniatuurtjes blijven ver achter bij de rest. Mopjes zijn het, weliswaar met de pen van de stilist geschreven, maar het blijven mopjes. En die zijn nu eenmaal nooit echt leuk.

Ze besloten elkaar te vergeven.
Ze schudden elkaar de hand en zeiden: even goede vrienden.
Even, maar dan ook geen seconde langer.

Dit wordt de lezer verkocht als één heel verhaal, en hoe zeer je ook je best doet, als Campert-fan, hier komt zelfs een oude meester niet mee weg.

De lichtvoetige schrijver en de melancholicus


Heel veel beter zijn de verhalen die enkele pagina’s beslaan. ‘Wind’ bijvoorbeeld, een poëtische vertelling over het einde van een relatie. Of ‘De teloorgang’, waarin Duimelot, Likkepot en al die andere figuren uit het kinderversje een De Toppers-achtige band vormen. ‘Duim en de dingen’, over Klein Duimpje die collega-sprookjesfiguren een hak zet, is van dezelfde onbekommerde meligheid, die we ook kennen uit Tjeempie, De Lijst Mallebrootje of De Familie Kneupma. Op die manier verschaft Vrienden de lezer een inkijkje in de veelzijdigheid van Camperts schrijverschap. De lichtvoetige schrijver met een afkeer van zwaarwichtigheid (de aanprijzing die al sinds jaar en dag op zijn boeken wordt afgedrukt). En de melancholicus, die oog heeft voor verval en vergankelijkheid, niet in de laatste plaats die van zichzelf. De laatste jaren lijkt deze laatste eigenschap bij Campert de overhand te krijgen, zowel in zijn poëzie als in zijn zaterdagcolumn in de Volkskrant.

En dan, net als je denkt dat de ouderdom de ironie in de ogen van de schrijver heeft gedoofd, volgt er weer een verhaal of een boekje dat bijna uit je handen zweeft, zo licht is het. Het avontuur van Iks & Ei bijvoorbeeld, of enkele verhalen uit Om vijf uur in de middag. Of, in deze bundel, het miniverhaaltje ‘Ó.B.N.’, over een bureau dat een jaarlijkse bijdrage vraagt aan iedere Bekende Nederlander om in hun administratiekosten te voorzien. Indien aan die vraag geen gehoor wordt gegeven, krijgt de Bekende Nederlander in kwestie een knokploeg bestaande uit Frans Bauer, Gordon en Patricia Paay over de vloer.

Dit doet niemand Campert na


Zo kan Vrienden gelezen worden als een volgende bevestiging van Camperts befaamde lichtvoetigheid. De zinnen zijn kort en helder, de verhaaltjes vertellen soms veel en soms juist helemaal niets, maar wat nooit – maar dan ook echt helemaal nooit – in zijn schrijven verzeild raakt, is enige vorm van pretentie. Johan Cruijff zei ooit dat voetbal simpel was, maar dat simpel voetballen het moeilijkste is wat er bestaat. Als dat waar is, is Remco Campert de Johan Cruijff van de literatuur: het lijkt eenvoudig en vederlicht, maar niemand doet het hem na.

De Maker zag dat het niet goed was. Toch besloot hij het verhaal het daglicht te laten zien. De lezer moest het ontbrekende er zelf maar bij bedenken.