Boeken / Fictie

Het dunne vlies van de waanzin

recensie: Eriksson & Sundquist - Het kraaienmeisje

Veel uitgevers maken, al dan niet ten onrechte, gretig gebruik van de term ‘psychologische thriller’. Op de kaft van Het kraaienmeisje wordt  de toevoeging ‘psychologische’ wijselijk achterwege gelaten. Al snel blijkt waarom: om de halfslachtige pogingen tot emotionele diepgang in dit boek als psychologisch te omschrijven zou te veel eer zijn geweest.

de halfslachtige pogingen tot emotionele diepgang in dit boek als psychologisch te omschrijven zou te veel eer zijn geweest.

Een pakkend begin, een meeslepend middenstuk en een verrassend einde. Dat zijn de ingrediënten van een geslaagde thriller. Het kraaienmeisje van Eriksson & Sundquist voldoet hier maar gedeeltelijk aan.

Pakkend begin
Check. Eriksson & Sundquist komen meteen op de proppen met het lijk van een jonge jongen. De gruwelijke omstandigheden waaronder hij zijn einde tegemoet gegaan moet zijn, grijpen de lezer meteen bij de kladden. Dit belooft een intrigerende, maar bovenal spannende zoektocht naar de dader te worden.

Op de rug van de gemummificeerde jongen zaten echter ook een heleboel diepe wonden als van een zweep. […] Het meest opzienbarende was […] dat de genitaliën van de jongen waren verwijderd. Ivo Andriæ (patholoog – red.) zag dat ze met een zeer scherp mes waren afgesneden. Misschien een scalpel of een scheermesje.

Het privéleven van inspecteur Kihlberg
Vervolgens worden we bij het weinig opleverende speurwerk van hoofdinspecteur Jeanette Kihlberg betrokken. De auteurs doen allerlei pogingen om, door middel van persoonlijke perikelen van Kihlberg, de lezer betrokken te laten geraken bij deze hoofdinspecteur. Het inkijkje in haar privéleven moet het verhaal net wat extra diepgang geven, maar om daarin te slagen is het niet overtuigend genoeg. Sterker nog: al die poespas leidt alleen maar af van de zoektocht naar de dader.

Later komt psychotherapeut Sofia Zetterland in beeld. Zij raakt bij de zaak betrokken omdat de naam van haar voormalig patiënt tijdens het onderzoek opduikt. Ook bij Sofia wordt er veel tijd besteed aan haar persoonlijke omstandigheden. Met name haar fascinatie voor een specifieke cliënt (Victoria Bergman) krijgt ruimschoots de aandacht. Dit levert veel verwarrende hoofdstukken op waarin Sofia worstelt met haar relatie met deze cliënt. Het zorgt er ook voor dat de voortgang van het verhaal tot een absoluut nulpunt wordt gereduceerd.

Ze snijdt in het dunne vlies dat haar van de waanzin scheidt. Er is niets met mij begonnen, denkt ze. Er is niets in mij begonnen. Ik ben een dode vrucht die een gedaanteverwisseling ondergaat en op weg is naar verrotting.

Tegen het einde van de roman blijkt al dit omringende Viva-gedoe wel degelijk een functie te hebben. Het is alleen jammer dat je daarvoor door driehonderd pagina’s onsamenhangend geleuter heen moet.

Het einde is tevens het begin
Het verhaal wordt nog even opgerekt om uiteindelijk halt te houden bij een open einde. Het Kraaienmeisje staat namelijk niet op zichzelf. Het is onderdeel van de trilogie Victoria Bergmans zwakheid. Het einde van dit boek moet doen verlangen naar het volgende. Een verlangen dat door het grote halfslachtige middenstuk van deze eerste roman niet echt gevoed wordt. Dat is jammer, want de omliggende stukken zijn echt wel de moeite waard met de gruwelijke spanning die her en der gecreëerd wordt.

Soms wordt de spanning geforceerd met literaire trucjes. Eriksson & Sundquist bedienen zich hier en daar met de flash forward.

Ze weet echter niet dat ze elkaar over minder dan tweeënzeventig uur alweer zullen zien. Dan zal haar zoon bijna een etmaal zijn verdwenen.

Door de mislukte psychologische context komen dit soort trucjes echter niet uit de verf. Ze voegen geen spanning of verwachting toe, maar werken slechts lachwekkend en duwen de lezer met de neus op de gehanteerde schrijftechnieken. Terwijl een goed gehanteerde techniek de lezer juist weg moet voeren van deze toepassingen, in de richting van het verhaal. De schrijvers hebben met Het kraaienmeisje de in de eerste hoofdstukken opgebouwde verwachting niet waar kunnen maken. Ook het einde (dat geen einde is) roept niet op om nog twee delen pseudopsychologisch gezwets te lezen. Jammer, want er werd wel lekker creatief gemoord tussendoor.