Muziek / Interview
special: Interview met Britse singer-songwriter Frank Turner

De hervonden boosheid van Frank Turner

Voor zijn tiende studioalbum Undefeated keert de Britse singer-songwriter Frank Turner terug naar de boosheid uit zijn jeugd. In de eerste single van het album zingt Turner ‘Now I’m suprised to report that as I enter my forties, I’ve returned to being an angry man’ en zet hiermee de toon voor het hele album. Na de release van Undefeated (3 mei) volgt een tour door Amerika en Europa. Hoog tijd dus om voor een gesprek en te horen waar deze herontdekte boosheid vandaan komt.

Voor Undefeated put Turner inspiratie uit de boosheid van zijn jeugd, maar ook uit het overleven van zogeheten midlife uitdagingen. Zo zingt hij over identiteit en verloren dromen, vriendschap, en ook over de nasleep van de pandemie. Op deze manier worden menselijke emoties vanuit verschillende kanten verkend en gecombineerd met melodieën die beïnvloed zijn door een eclectische mix aan muzikale voorbeelden, van hardcorepunkband Black Flag tot (folk)rockband Counting Crows.

Terwijl Turner moet multitasken om honderden lp’s te signeren, belt 8WEEKLY met hem om de nodige vragen te stellen over dit aanstaande album.

Laat me je om te beginnen feliciteren met alweer je tiende studioalbum! Dat klinkt als een indrukwekkende mijlpaal. Aan de ander kant: na zoveel albums wordt het misschien ook lastiger om nog inspiratie voor je tekst en melodieën te vinden. Merk je dat het schrijven van dit album anders is dan bij je eerste albums?

Na een korte denkpauze reageert Turner instemmend: ‘In zekere zin, ja. Maar het concept ‘inspiratie’ is voor mij een vrij vaag begrip. Ik dwing mezelf nooit om te schrijven.’ Hij legt uit dat sommige bands een opnamestudio boeken, om vervolgens te gaan schrijven zodat ze wat hebben om op te nemen. Zo gaat hij niet te werk: ‘Ik ben eigenlijk altijd wel iets aan het schrijven. Op het moment dat er dan voldoende ligt, regel ik pas tijd in een studio.’ Hij benadrukt dat hij zichzelf nooit dwingt om te schrijven, maar: ‘Ik check wel altijd of ik niet te veel in herhaling val met mijn muziek, ik moet wel écht een goede reden te hebben om weer de studio in te gaan.’

Verder is er natuurlijk sprake van een leeftijdsverschil, hij begon als twintiger en is nu in de veertig: ‘Dat betekent ook dat ik meer oefening heb gehad als schrijver. Plus, ik probeer nu andere dingen te vertellen met mijn muziek.’ Het hele proces van schrijven en muziek maken is verder wel hetzelfde gebleven. Turner: ‘En dat is geruststellend!’

Je zegt zelf eigenlijk al dat de dingen die je wilt vertellen met je muziek verschillen per leeftijd. In de eerste single (‘No Thank You For The Music’, red.) zing je dat je teruggekeerd bent als boze man. Bij je vorige album, FTHC, gaf je juist aan een soort rust en tevredenheid te hebben gevonden. Wat is er sindsdien gebeurd?

Turner schiet in de lach en begint te vertellen: ‘Het eerste wat ik over deze tekst kan zeggen is: het klinkt gewoon cool!’ Om daarna te vervolgen: ‘Veel mensen denken in hun jongere jaren dat alles zwart-wit is. Ze zijn boos op de wereld, omdat ze zelf denken alles te weten. Maar naarmate je ouder wordt besef je dat er meer grijstinten zijn. Het ligt allemaal ingewikkelder.’ Verder reflecterend vertelt hij: ‘Ik bereikte een punt in mijn dertiger jaren dat ik zó goed werd in het snappen van het perspectief van de andere persoon dat ik mezelf overal uit kon redeneren – met als resultaat dat ik bijna geen meningen meer had. Maar in recentere jaren, of het nu gaat om persoonlijke dingen of bijvoorbeeld de muziekindustrie of grote politieke discussies, zeg ik tegen mezelf: ik kan begrijpen waarom andere mensen anders denken, maar… fuck them!  Snap je?’

Ik snap het helemaal, zeker in sommige discussies is er gewoon duidelijker een ‘goede’ of ‘slechte’ kant om te verdedigen.

‘Precies! Dat is wat ik bedoel. Maar ik vind het wel belangrijk om te blijven proberen het perspectief van die ander te zien, te begrijpen waar zij vandaan komen.’ Hij illustreert zijn punt met het, naar eigen zeggen makkelijke, voorbeeld van Amerika: ‘Ik ken mensen die wat meer vergevingsgezind zijn ten opzichte van Donald Trump. Ik probeer hun perspectief te begrijpen, en daarin mee te nemen hoe en waar ze leven, hoe ze zijn opgegroeid, wat hun prioriteiten zijn. Maar tegelijk, fuck die man. Voor altijd.’

Het zijn natuurlijk ook spannende tijden met de komende verkiezingen

Turner stemt daarmee in en vertelt dat hij ontzettend van Amerika houdt: ‘Het is heel verdrietig. En beangstigend, zoals je al zei, maar het stemt me vooral droevig voor mijn Amerikaanse vrienden. Ik ken geen mensen, van beide kanten van het politieke spectrum, die denken dat de twee beste presidentskandidaten in Amerika Joe Biden en Donald Trump zijn.’ Dat vergelijkbare politieke bewegingen terug gezien worden in andere landen is ook hem niet ontgaan: ‘Zeker, in het Verenigd Koninkrijk, in Europa… het zijn beangstigende tijden voor een nadenkend en zorgzaam persoon.’

Die ontevredenheid, of zelfs boosheid, betreffende de politiek is ook te horen in het nummer ‘Pandemic PTSD’. Ik moet hierbij een disclaimer geven dat ik zelf onderzoeker ben op het gebied van publieke gezondheid en mentale gezondheid en collega’s heb die zich bezighouden met dit onderwerp. Ik zal hen dus zeker dit nummer toesturen zodra het officieel uitgebracht is.

Turner moet lachen: ‘Het is geruststellend om te weten dat het nummer door professionals wordt opgemerkt!’

Het is dus misschien als preken voor je eigen parochie, maar wat was je motivatie om dit nummer te schrijven?

Turner vertelt dat hij zijn vorige album FTHC heeft geschreven én opgenomen tijdens verschillende lockdowns. Maar: ‘Op dat album heb ik niet direct gepraat over de pandemie. Dat leekt toen te voor de hand liggend. Net als iedereen, wilde ook ik het graag over iets anders hebben.’ Maar tegenwoordig ziet hij dat, zeker voor mensen buiten de muziekindustrie, de pandemie een onderwerp is dat voorbij en niet langer relevant lijkt. ‘De 24-uur cyclus van het nieuws houdt zich nu met andere onderwerpen bezig. Maar voor veel mensen in de onafhankelijke muziekindustrie is het zo van: hey, what the fuck, wacht even! Dat de pandemie voorbij is betekent niet dat de aangerichte schade en pijn ook weg is. Daar moeten we over praten.’

Hij legt uit dat dit natuurlijk niet alleen voor de muziekindustrie geldt, maar ook voor andere terreinen. ‘Ik weet niet hoe het in Nederland is, maar in het Verenigd Koninkrijk is er een groot probleem met jongeren die niet meer terugkeren naar school. Zij vielen tijdens de pandemie uit en zijn nooit meer teruggekomen. Dat is verschrikkelijk, en beangstigend.’ De zanger vertelt ook dat het hem nog persoonlijk raakt, zo heeft hij meer last van agorafobie (i.e. pleinvrees) dan vroeger. De gevolgen van de pandemie zijn dus nog op verschillende niveaus duidelijk terug te vinden.

Hij deelt graag nog een weetje: ‘Ik denk dat jij dit wel waardeert, maar mijn vrouw is een psychotherapeut. Toen ik het eerste couplet en het refrein had, zei ze dat ik de term PTSS niet zomaar als spreektaal, als informele term, moest gebruiken. Het heeft immers een échte definitie. Dus heb ik haar psychologiewoordenboek gelezen en daar de definitie van PTSS uitgehaald. Ik heb het voor elkaar gekregen om die definitie woord voor woord in de songtekst te verwerken!’ Turner herhaalt enthousiast, uit zijn hoofd, de woordelijke definitie en vertelt dat hij de hernieuwde versie aan zijn vrouw liet horen. Lachend voegt hij eraan toe: ‘Ze zei meteen beledigd: hey, dat is niet wat ik bedoelde!’ Op een serieuzere toon benadrukt de zanger nog: ‘Het is echt een onderwerp waar wij, de samenleving, serieus over moeten praten.’

Als je dan groot mag dromen, zijn er specifieke mensen van wie je hoopt dat ze dit nummer horen? Wie hoop je hiermee te bereiken?

Turner: ‘Ik heb een beslissing gemaakt aangaande politiek, los van alles over Donald Trump wat ik zojuist al gezegd heb. Ik praat alleen over issues die betrekking hebben op mijn eigen industrie.’ Hij legt het uit aan de hand van het liefdadigheidswerk dat hij doet, zo is hij betrokken bij een organisatie die zich bezighoudt met hoe toegankelijk concertzalen zijn voor mensen met een beperking. Turner: ‘Natuurlijk is die toegankelijkheid ook een issue buiten concertzalen, maar die zalen, dat is het deel waar ik kennis over heb.’ Hij verduidelijkt dit nog wat: ‘Ik wil niet een van die muzikanten zijn die over bijna alles wat willen zeggen, en klinken alsof ze overal expert in zijn, alleen omdat ze een aantal platen hebben verkocht.’ Hij beperkt het liever tot waar hij kennis van heeft, zoals de toegankelijkheid van concertzalen. ‘En misschien dat andere mensen daar dan het initiatief oppakken en meenemen naar buiten die zalen!’

Daarna wijdt de zanger verder uit over de situatie in het Verenigd Koninkrijk: ‘De subsidies voor de muziekindustrie, die zijn historisch laag. In 2021 was er iets van steun, maar daarna niet meer. Dat is erg problematisch voor onafhankelijke zalen en locaties.’ Hij vertelt over zijn ambassadeurschap voor het Music Venue Trust en over de moeilijkheden die juist die kleine concertzalen ervaren. ‘Maar deze plekken zijn juist het levensbloed van de muziekindustrie! We hebben ze keihard nodig.’

Als we dan kijken naar de rest van het album, valt het nummer ‘Do One’ extra op. Naast de Engelse versie heb je hier een Duitse versie van uitgebracht, en ik begreep dat je werkt aan een Spaanse en een Franse versie …

‘En een Italiaanse! En misschien op een dag ook een Nederlandse!’ Hij vertelt dat hij het, uit een oogpunt van respect, belangrijk vindt om mensen in hun eigen taal te kunnen aanspreken. Als jonge jongen woonde hij ooit een Zweedse punkrockband bij. ‘Zij spraken ons in het Engels toe. Ik weet nog dat ik dacht: wow, als ik ooit in Zweden ga optreden, moet ik leren het publiek in het Zweeds toe te spreken! De Duitse versie bleek overigens zo’n succes dat ze daar wilden dat ik het nummer live op het podium, en zelfs op televisie, ging zingen.’ Dat is wel iets anders dan een paar zinnen in een andere taal leren. Wat als dat elders ook verwacht wordt? Turner: ‘Om eerlijk te zijn, soms heb ik wel wat geheugensteuntjes op papier staan, maar vertel dat maar niet verder!’

Voor degenen die nog niet bekend zijn met het fenomeen Frank Turner is het best lastig om uit te leggen in welk genre je past.

Turner onderbreekt enthousiast: ‘Heel goed! Dat vind ik leuk om te horen, dat maakt me erg blij.’

Soms is het meer punk, dan weer meer folk. Ik heb je wel eens aan mensen omschreven als ‘genre fluid’. Hoe zou je het komende album omschrijven?

Turner: ‘Wauw, ik houd van die term! Maar er is een deel van mij dat denkt dat het concept ‘genres’ bedacht is om muziekjournalisten iets te geven om over te praten.’ Hij hoopt dat mensen, zeker met alle beschikbare streamingdiensten, zelf gaan luisteren en er hun eigen mening over vormen. Eigenlijk probeert hij de vraag expres te ontwijken. ‘Ik groeide op luisterend naar punkrock, maar ook singer-songwriter muziek, country, van alles. Het is een soort combinatie van dit alles. Maar het is een mooie gedachte dat elk lied waar ik zelf naar luister invloed kan hebben op wat ik maak. Of het nu gaat over ABBA of Black Flag, of iets totaal anders!’ De zanger zegt nog zich bewust te zijn dat hij niet bepaald avant-garde is, hij is niet bezig met het ontwikkelen van iets totaal nieuws. Maar: ‘Het is dan misschien niet origineel, het is wel uniek, het is écht ik.’

Je gaat ook touren met je nieuwe album. Zijn er specifieke nummers waar je naar uit kijkt om die live uit te voeren?

De zanger legt uit dat het altijd spannend is om nieuwe muziek uit te voeren. Immers: ‘Je ontdekt écht snel of een lied goed valt bij het publiek of niet. Een nummer als ‘Do One’ is een duidelijke meezinger. Maar de liedjes op het einde van het album… Voor mij is het belangrijkste nummer op het album bijvoorbeeld het lied ‘Somewhere In Between’. Dat is niet bepaald een meezinger maar voor mij als zanger en schrijver juist een van de belangrijkste liedjes.’ Hij legt uit dat hij dan ook enorm benieuwd is naar hoe het publiek hierop gaat reageren. Maar: ‘Uiteindelijk ben ik een enorme sucker voor meezingers. Elk lied dat zorgt dat het publiek gaat meezingen is voor mij helemaal prima!’

Nou, ik ben heel benieuwd hoe dat in oktober gaat zijn!

Turner reageert enthousiast: ‘Ja, we zijn terug in Tilburg!’ De zanger vertelt verder dat hij zijn vrienden van de bands Skinny Lister en The Meffs meeneemt op tour. ‘Je kan wel stellen dat ik plannen heb om nog voor een héél lange tijd met dit album te gaan touren!’ Hij wil net als zijn held Leonard Cohen graag zo lang mogelijk blijven optreden. En op zijn wensenlijstje staat ook dat hij nog graag naar die delen van de wereld wil waar hij nog niet heeft opgetreden. ‘Mijn witte walvis, mijn eenhoorn, dat is Zuid-Amerika. Daarover zijn, gelukkig, ook gesprekken gaande!’ Maar de tours worden niet meer zo lang als vroeger. ‘Ik heb wel eens dertien maanden getourd zonder ooit eens thuis te zijn! Tegenwoordig doen we iets van vier weken. Los van het feit dat ik en mijn bandleden een leven buiten de band hebben… we hebben allemaal echtgenotes, partners, kinderen.’

Tot slot voor onze Nederlandse en Belgische lezers; hoe kunnen we ze overtuigen om dit najaar naar je concert te komen?

Turner legt uit wat hij interessant vindt aan live shows: ‘Het wordt pas goed als het een gesprek is, in plaats van een monoloog. Het gaat over de uitwisseling van energie. Ik wil niet gaan schreeuwen in een ruimte met mensen die alleen maar stilzitten.’ Maar wat precies de magie van zijn live shows is, wil hij niet over-analyseren. ‘Ik wil het niet vermoorden door het te gaan ontleden!’ Hij voegt er nog aan toe: ‘Ik doe wel iets geks, ik ben een singer-songwriter die een optreden geeft alsof hij in Black Flag zit!’

 

Hoe dat er precies uitziet kan je meemaken in Turner’s ‘Undefeated Tour 2024’ die in oktober en november door Europa trekt. Op 28 oktober speelt hij in 013 in Tilburg en op 14 november in Trix in Antwerpen. Ben jij benieuwd wat precies de magie is van zijn live shows? De concerten zijn nóg niet uitverkocht, maar die van Tilburg bijna wel. Zorg dat je erbij bent!

Boeken / Non-fictie

Lachen om niet te huilen

recensie: Jelle Brandt Corstius - Spullen Brengen

Voor Jelle Brandt Corstius kon een publicatie over Oekraïne eigenlijk niet uitblijven. Hoewel de aanleiding een treurige is, weet de Rusland-duider des vaderlands in Spullen Brengen de roadtrip toch met de nodige humor te verslaan.

Brandt Corstius’ nieuwe tv-serie stond al even in de steigers; Generatie P, over jonge Russen die hun buik vol hebben van de machtswellustige Poetin. Door covid was de productie al twee jaar uitgesteld, maar met de inval van Rusland in Oekraïne begin 2022 ging er definitief een streep door de plannen. Ook onze Rusland-kenner had de inval niet voorzien: ‘Poetin is gek, maar ook weer niet zo gek om het grootste land van Europa, bewoond door 43 miljoen inwoners, proberen binnen te vallen.’ Helaas is de realiteit anders gebleken. Brandt Corstius voelt zich machteloos en gedesillusioneerd, zijn liefde voor Rusland is in één klap verdwenen.

Hulpkonvooi

De leegte die ontstaat door het wegvallen van Generatie P vult Brandt Corstius met het maken van podcasts over Oekraïne. Maar na een tijdje begint het te knagen dat hij enkel vanaf veilige afstand verslag doet. Veel overredingskracht heeft collega-schrijver Jaap Scholten dan ook niet nodig om Brandt Corstius te strikken voor zijn initiatief Protect Ukraine. Scholten rijdt sinds de uitbraak van de oorlog af en aan met auto’s, helmen en kogelvrije vesten. Brandt Corstius vergezelt hem op zo’n barre roadtrip en doet hiervan verslag in Spullen Brengen.

Ditmaal bestaat het team, naast Scholten en Brandt Corstius, uit een bont gezelschap: oude studievrienden van Scholten, Tommy Wieringa en een paar kennissen van hem, oud-correspondenten waarmee Corstius in Moskou heeft gezeten, de zoon van Scholten én twee hoogblonde vrienden van hem – die al snel tot ‘de drie jonge Ariërs’ worden gedoopt. Het plan is om in vier dagen met zeven auto’s naar Kiev te rijden, om vervolgens met de trein en het vliegtuig terug te keren.

Voorzichtig optimisme

Een deel van de auto’s sneuvelt al tijdens de rit of hangt aan elkaar met ijzerdraad. Ook de auto’s die het wél halen, houden het waarschijnlijk slechts enkele weken uit in het oorlogsgebied. Maar al is het een druppel op een gloeiende plaat, het is tenminste íets. Aan deze strohalm klampt Brandt Corstius zich vast.

Zijn reisverslag is hartverscheurend, maar er zijn ook lichtpuntjes. Het is alsof je naast Brandt Corstius in de auto zit, terwijl hij vertelt over de oorlogspropaganda van het Kremlin, zijn eerste reis naar Oekraïne en de Tweede Wereldoorlog. Hij voert je mee langs jagershutten en kastelen van graven, maar ook langs schuilkelders en geïmproviseerde oorlogsmusea. Brandt Corstius is dé gids voor deze plek en deze tijd.

Boeken / Fictie

De pampa: een labyrint zonder muren

recensie: De Haas – César Aira

Een boek van César Aira blijft altijd een verrassing; pas aan het einde begrijp je wat voor verhaal je hebt gelezen. Aira legt in zijn werken een bewonderenswaardige durf aan den dag, waarmee hij met verschillende genres en vertelstijlen experimenteert.

Zo bediende Aira zich in Het literatuurcongres al, nogal plotseling, van sciencefictionachtige elementen en verraste het anders tamelijk nostalgische Hoe ik een non werd de lezer met een wel erg sinistere plotwending. Op vergelijkbare wijze kronkelen in De haas dramatiek, spanning en filosofie continu om elkaar heen.

De haas vertelt het verhaal van een nogal onstuimige zoektocht naar de – overigens fictieve –legibreriaanse haas op de Argentijnse pampa’s. En die zoektocht verloopt niet zonder moeilijkheden: oorlogen, intriges en mysteries blijven elkaar in een wervelwind van gebeurtenissen opvolgen en werken samen toe naar een overrompelende ontrafeling. Al met al is De haas een koortsachtige onderzoeking van de raadsels van de Argentijnse pampa’s, van de sublieme schoonheid en verwoestende kracht van hun meteorologie en van het ruige leven van de inheemse Patagonische bevolking dat zich erop afspeelt.

Een leerling van Borges?

Zoals het werk van Aira zich niet gemakkelijk laat onderbrengen in een enkel genre, zo is ook zijn schrijfstijl niet eenvoudig te kwalificeren. De moderne Argentijnse auteur schrijft nu eens poëtisch, dan weer ironisch en af en toe opvallend informeel. Hoewel die aanpak bij wijlen wat onelegant taalgebruik oplevert, maakt het de tekst bovenal bijzonder verrassend en onnavolgbaar.

Precies vanwege die volkomen herkenbare stijl manifesteert Aira zich als een op zichzelf staande auteur met een unieke stem in het Argentijnse literaire landschap. Het feit dat Aira zich in zijn schrijven van magisch-realistische elementen bedient, is dan ook niet voldoende om hem zonder meer naast Jorge Luis Borges te plaatsen. Toch worden deze auteurs niet zelden met elkaar in verband gebracht: zo wordt Aira door de Frankfurter Allgemeine Zeitung een ‘leerling van Borges’ genoemd, en schrijft het literair platform Tzum dat de lezer in De haas ‘[net] als in het werk van … Borges’ in een magisch-realistisch verhaal terechtkomt. Maar dat Aira’s werk magisch-realistische elementen bevat, maakt alleen duidelijk dat Aira zich aansluit bij een inmiddels welbekende gewoonte van Latijns-Amerikaanse schrijvers, zoals Isabel Allende, Gabriel García Márquez en Tomás Eloy Martínez: zij mobiliseren het magisch-realistische genre om tot een uiteindelijk natuurgetrouwe weergave van de mysteries van het continent te komen.

Een geometrisch doolhof

De hoofdpersoon in De haas, Clarke, begeeft zich op de pampa’s in de hoop de zeldzame legibreriaanse haas in het echt aan te treffen. Toch laat hij zich zonder veel weerstand van zijn doel afleiden, om zich te mengen in de intriges van de indianen met wie hij meereist en om uiteindelijk een sleutelrol te spelen in de confrontaties die zich tussen de stammen ontspinnen. Gedurende dit alles probeert Clarke herhaaldelijk de wetten van de pampa te leren kennen. Op die manier raakt hij met regelmaat verstrikt in geometrische en metafysische overpeinzingen:

[…] bovendien leende de pampa met zijn gebrek aan topografie zich niet voor dat soort grappen. Het was puur terrein, geometrie […] Alles beperkte zich tot het trekken van lijnen, hoe sneller hoe beter: lijnen van aankomst en vertrek, die elkaar op magische wijze op élk punt kruisten, niet op een concreet punt. (p. 203)

De schijnbare eenvoud van de kale vlaktes is bedrieglijk; samen vormen zij een labyrint van lijnen, driehoeksmetingen en afstanden. Hoewel Aira zich loszingt van de bestaande Argentijnse literatuur en hij er zijn eigen fascinaties op nahoudt, moge het duidelijk zijn dat er in passages zoals die hierboven toch wat belangrijke inhoudelijke overeenkomsten met het werk van Borges te ontdekken zijn. Zo doen Clarke’s observaties over de pampa’s denken aan Borges’ verhaal De twee koningen en de twee labyrinten, waarin de ene koning de andere laat verdwalen in het labyrint van een woestijn. Ook een vergelijking met De dood en het kompas, waarin het labyrint bestaat uit één enkele, rechte lijn, ligt voor de hand.

De haas: feit of fictie?

Het verhaal is doorspekt met verwijzingen naar ‘de haas’, hoewel je als lezer geen grip krijgt op wat daar nou eigenlijk mee bedoeld wordt, omdat iedereen die het begrip in de mond neemt er iets anders mee lijkt aan te duiden. Gaat het om een daadwerkelijke haas, een diamant in de vorm van een haas, of is de haas een symbool voor iets veel abstracters?

Er ligt een waas van vaagheid over het Patagonische strijdtoneel in De haas. Door de taalproblemen en in elkaar overlopende mysteries voel je je als lezer bij vlagen net zo verdwaald in het verhaal als Clarke zich ontredderd voelt tussen de indianen. Maar Clarke is uiterst leerbaar: op den duur raakt hij eraan gewend dat sommige raadsels nou eenmaal onoplosbaar zijn, en probeert dan maar zijn schouders op te halen over zijn verrassende wederwaardigheden op de pampa’s.

En precies op het moment dat je denkt dat hem dat is gelukt, worden in de tamelijk bombastische ontknoping, die van zoveel plotwendingen is voorzien dat het haast parodistisch lijkt, alle losse eindjes nauwkeurig aan elkaar geknoopt. Zo nauwkeurig, dat je je als lezer niet kan voorstellen dat Clarke nog met een onopgelost mysterie blijft zitten.

Je kan dan haast niet anders dan concluderen dat hij zijn legibreriaanse haas heeft gevonden. Al is die van een totaal andere aard dan al die tijd voor de hand lag.

Film / Serie

Sterk drama over de onmenselijke keuzes van de Joodse Raad

recensie: De Joodse Raad
De Joodse Raad - de EOde EO

De vijfdelige dramaserie over de oprichting en het functioneren van de Joodse Raad legt ingewikkelde en pijnlijke geschiedenis bloot. De makers zetten een hoogwaardige Nederlandse serie neer, waarin onder meer Pierre Bokma en Claire Bender groots acteren. Een prestatie in onze historie van Nederlandse series.

Dramaserie De Joodse Raad vertelt in vijf delen het verhaal van het comité dat tijdens de Tweede Wereldoorlog regels tegen de Nederlandse Joden invoerde in opdracht van de bezetter. Het verhaal volgt voorzitters David Cohen (Pierre Bokma) en Bram Asscher (Jack Wouterse), en het gezin van Cohen in het bijzonder – waaronder zijn vrouw Cornelia (Monic Hendrickx) en dochter Virrie (Claire Bender). Met de aanstelling van de Joodse Raad in 1941 raken anti-Joodse maatregelen in een stroomversnelling. Waar hoogleraar Cohen en diamantair Asscher eerst nog goede hoop hebben op een gelijkwaardige samenwerking met de Duitse bezetter, blijkt deze (evident) grillig en onbetrouwbaar.

Vader versus dochter

De serie focust zich op de band tussen vader David en dochter Virrie en legt het grote contrast bloot tussen de twee. Virrie werkt eerst in een Amsterdams ziekenhuis, waarna ze in het verzet gaat. Ze helpt Joodse kinderen te verplaatsen van de crèche, tegenover de Hollandsche Schouwburg, naar onderduikadressen. David staat met ijzingwekkende dilemma’s aan het hoofd van de Joodse Raad, ten overstaan van de gehele Joodse gemeenschap. Zijn pragmatisme zit hem in de weg, en hij moet volgens hemzelf telkens kiezen tussen twee kwaden. Deze vorm werkt goed, en creëert tegelijkertijd een groter inlevingsvermogen bij de kijker. Je krijgt inzicht in het hachelijke functioneren van de Joodse Raad en stelt je tegelijk belangrijke vragen. Waren voorzitters Cohen en Asscher zo naïef? Werden ze overdonderd? Wat wist de Joodse Raad precies over het lot van de Joden?

Hoge productiewaarde

De Joodse Raad is een productie van hoog niveau. Vanuit de Nederlandse mediawereld is geregeld te horen: ‘Het gat met Amerikaanse films en series wordt steeds groter.’ Critici denken dat we het niveau van Hollywood niet kunnen bijbenen door allerlei redenen als lagere investeringen, gebrek aan artistieke vrijheid en belangenverstrengeling. Bij de coproductie van Levitate en de EO is in elk geval geen sprake van mindere kwaliteit. De enscenering in zijn geheel maakt indruk en doet met waarachtige kostuums en realistische decors niet onder voor kwalitatieve oorlogsfilms. Evenals het sterke dramaspel van de cast.

Confronterend

Hoe het is afgelopen voor de Joden is alom bekend. Met plaatsvervangende schaamte zien we in de miniserie hoe overlevende Joden bij terugkeer worden onthaald in Nederland. Huizen en inboedel die zijn geconfisqueerd; verloren kinderen die met tegenzin moeten worden ‘teruggegeven’; en zelfs door de Nederlandse overheid bevroren erfenissen van vermiste familieleden, die pas na tien jaar kunnen worden opgeëist na het achterhalen welke geliefden in welke volgorde zijn overleden. En de waanzin ervan is; dit is echt gebeurd. Pierre Bokma stelt in interviews dat dit een van de zwaarste rollen uit zijn carrière is. Die rol heeft hij in ieder geval met verve gespeeld. Een prachtige en confronterende serie over een zwarte bladzijde uit onze geschiedenis.

Theater / Voorstelling

In Amsterdam moeten mensen wijken voor geld

recensie: Café 749 – Orkater
Café 749 - fotografie Bas de Brouwer (naamsvermelding altijd verplicht)-67_kleinBas de Brouwer

Voor wie Amsterdam kent als een dure stad van yuppen en expats is Café 749 een goede eyeopener. Aan de hand van het verhaal van de historische figuur Salomon de Miranda brengt Orkater in een rommelige maar charmante voorstelling de geschiedenis van de bíjna jubilerende hoofdstad. Een geschiedenis waarin juist de armoede zwaar weegt.

Amsterdammers zijn niet over één kam te scheren. Er zijn mensen met een dak boven het hoofd en mensen zonder woning. Er zijn rijke, arme, oude en jonge mensen die elkaar maar moeilijk begrijpen, is het uitgangspunt van Café 749.

Monne de Miranda

Amsterdam kende altijd al woningnood, al sinds de zestiende eeuw. Rond 1900 was de situatie zó nijpend, dat grote gezinnen in verkrotte eenkamerwoningen leefden. Wethouder Salomon ‘Monne’ de Miranda (1875-1942), een Sefardische Jood, sprong voor de armen in de bres. Mede door zijn toedoen werden overal in de stad woningbouwprojecten gestart om de ergste nood te lenigen.

Vroeger en nu

Muziektheatergroep Orkater legt de link tussen de huidige situatie en die in de tijd van De Miranda. Daartoe voeren ze de grijze kroegbaas Ben de Mens (Geert Lageveen) op. Zijn café moet wijken voor nieuwbouw. Daarmee verdwijnt een plek waar stamgasten decennialang lief en leed met elkaar deelden. De kroegbaas vertegenwoordigt de oude generatie.
Zijn paniekerige dochter Sara verdient de kost met paaldansen en wil het huis uit. Vanwege de woningnood is dat voor haar onbetaalbaar. Sara (Cripta Scheepers) staat voor de jongvolwassen Amsterdammer die geen woning kan vinden.
Haar oude vriendin Janice (Quiah Shilue) speelt de regisseur die een musical maakt over leven en werken van de socialistische wethouder Monne de Miranda. De stamgasten van de kroeg zijn de acteurs in die musical.

Daar tussendoor zet een groep acteurs de feestelijke en minder feestelijke kanten van de hoofdstad voor jonge Amsterdammers neer. Een koppel dat twijfelt of ze in deze verrotte wereld een kind willen krijgen. Een doorgesnoven yup die zich half in het Engels uitdrukt en die XTC uitdeelt.
En tussen dat alles door sjouwt de oude kroegbaas Ben, die veranderingen met lede ogen aanziet, en hen tevergeefs probeert tegen te houden.

Centrale Markthal

Orkater heeft de prachtige Centrale Markthal uit 1934 op het oude bedrijventerrein aan de Jan van Galenstraat ingericht als een groot uitgevallen café. Er zijn – binnen! – kermistenten die dienst doen als bar, regiecabine en tribune. Er is een hoog podium waarop musici zitten. Het Amsterdams Andalusisch Orkest, aangevuld met onder anderen het multitalent Dafne Holtland, voorziet Café 749 vanaf dat podium van sfeervolle en opzwepende muziek. Ook op dat hoge podium brengen de ‘stamgasten’ de gezongen biografie van De Miranda.
Een grote houten verhoging, midden in de ruimte, doet dienst als laag podium. Daar omheen zitten de toeschouwers op caféstoeltjes en barkrukken.

750-jarig bestaan

Orkater maakt deze voorstelling naar aanleiding van het aanstaande 750-jarig bestaan van Amsterdam. De tekst is geschreven door Leopold Witte (tevens regie) en Geert Lageveen (die ook de kroegbaas speelt). Door én de woningnood aan te kaarten – zowel die van vroeger als de huidige –, én het levensverhaal van Monne de Miranda te vertellen, én de sores van ouderen aan bod te laten komen, én de drugsproblematiek, én de klimaatprotesten, én de twijfels over de toekomst, hinkt Café 749 op erg veel gedachten tegelijk. Daardoor wordt deze vriendelijke, charmante voorstelling onvermijdelijk rommelig.

Plezierig

Plezierig is dat de tekst een heel stel punten van kritiek, of zelfs aanklachten bevat tegen de hedendaagse gang van zaken in Amsterdam. Tegen het gegeven dat mensen moeten wijken voor geld; alles is te koop. Tegen buitenlandse projectontwikkelaars. Tegen het ongebreidelde hedonisme in het clubcircuit. Tegen de manier waarop het vertrouwen van jongeren in de toekomst wordt ondermijnd. Tegen de expats, die het winnen van de gewone Amsterdammers.

Aanrader

Orkater maakte deze voorstelling in een paar weken tijd, met een heleboel medewerkers; en dan ook nog in een markthal waar ze de toeschouwers naartoe moeten brengen met behulp van een treintje vanaf de ingang van het terrein. Maar de sfeer zit er goed in, er is uitstekende muziek, er zijn drankjes. En er zijn vooral zeer bevlogen en gepassioneerde makers. Daarmee is Café 749 ondanks de rommeligheid wel degelijk een serieuze aanrader.

 

Tekst: Leopold Witte, Geert Lageveen
Regie: Leopold Witte
Spel: Geert Lageveen, Cripta Scheepers, Quiah Shilue, Niyazi Güveli, Stijn Schootstra, Lizzy van Vleuten, Danisha Violet Maris, Lowel caron, Hanna Rekveldt en vele anderen

Muziek: Jip van den Dool, Dafne Holtland, Remco Sietsema, Daniel van Huffelen, Hamza Amrani, Dwight Breinburg
Kostuums: Arien de Vries
Decor: Ruben Wijnstok
Lichtontwerp: Stefan Dijkman

Muziek / Concert

Tess Merlot bezingt het leven met verve

recensie: Tess Merlot chante la vie - Concordia Haastrecht

Als geboren en getogen Nederlandse klassieke Franse chansons uitbrengen, je moet het maar durven. Tess van der Zwet, bekend onder de artiestennaam Tess Merlot, ging die uitdaging aan nadat dat idee ontstond tijdens een regenachtig weekend in Parijs met haar geliefde. In maart van dit jaar kwam haar nieuwe album Chante la vie uit, dat ze ten gehore brengt tijdens haar show Tess Merlot chante la vie.

Tess Merlot is al enkele jaren actief als chansonnière. Wellicht een kleine niche in de met pop- en rapmuziek overladen Nederlandse muziekindustrie, maar wel één die door programma’s als Chansons! in populariteit is gegroeid. In 2017 bracht ze samen met Les Moutons het album met de toepasselijke titel Chansons pour non-francophones uit, gevolgd door haar debuutalbum Tess Merlot in 2021. Merlot, dochter van een sierkweker, maakte haar musicaldebuut in De Schone van Boskoop over de kwekerswereld. Na een tour door onder andere Australië, bracht ze in maart 2024 het album Chante la vie uit. De plaat bestaat vooral uit liedjes die ze schreef met haar pianist Guillame Marcenac, maar ook met de Parijse tekstschrijfster Zoé Simpson.

Van Brel tot Bakvislied

Merlot trapt af met de klassieker ‘La Vie en rose’ van Édith Piaf, voor elke chansonliefhebber een echte meezinger. De setlist is een mooie mix van haar eigen nummers en een paar klassiekers van enkele ‘grote meesters’ van het Franstalige lied: Jacques Brel, Charles Aznavour en de in Nederland relatief onbekende George Brassens. De grote ‘tranentrekkers’ passeren de revue voor de pauze, na de pauze is het tijd voor meer swingend repertoire.

Tussendoor vertelt Merlot over de betekenis en de achtergrond van de verschillende nummers, wat erg fijn is voor de gemiddelde Nederlander met matige kennis van de Franse taal. Vooral de verhalen achter ‘Une passante’, haar naar eigen zeggen ‘bakvislied’ dat ze schreef nadat ze spontaan verliefd werd op een muzikant die ze zag spelen in de Leidse Schouwburg, en ‘Mandoline’, over Tess die het muzikale verleden van haar oma ontdekt, maken indruk. Daarnaast zingt ze een Nederlandse versie van het nummer ‘Ma maison’, dat ze schreef toen haar ouderlijk huis werd verkocht, speciaal voor haar in de zaal aanwezige vader. Het lied doet qua tekst en melodie sterk denken aan het bekende nummer ‘Het dorp’ van Wim Sonneveld, dat ook een Franstalig origineel heeft.

Een intieme setting en een prachtige stem

Theater Concordia in Haastrecht, een charmante kleine zaal uit begin twintigste eeuw, is zeer geschikt voor de intieme setting die een dergelijk concert nodig heeft. Merlot wordt vergezeld door een klein gezelschap: haar vaste pianist Marcenac en vier strijkers.

Foto: Lisa Wibier

De zangeres voelt de vrijheid om grapjes te maken, te dansen en spontaan uit te wijden tijdens een achtergrondverhaal. Zelfs de aanwezige recensent van 8WEEKLY wordt kort aangesproken, in de hoop dat zij niks zal schrijven over haar moeders veel te grote schoenen die Tess noodgedwongen moet dragen (en die in de loop van de show ook uit gaan).

De zangeres zingt prachtig, zuiver en vol gevoel. Ook als de toeschouwer het Frans niet machtig is, weet zij mede door de korte uitleggen tussendoor de emotie van het lied zeer goed over te brengen. Haar repertoire is duidelijk geïnspireerd door de klassieke Franse chansonniers. Covers van oude nummers weet zij net wat frisser en eigentijdser over te brengen dan het origineel, zelfs de toegift; de jaren 70 meezinger ‘Voici les clés’ van Gérard Lenorman. Dit doet je afvragen hoe zij nummers van de huidige generatie chansonnières, zoals Angèle, Louane, Pomme of Clara Luciani, zou vertolken.

Een nieuwe generatie liefhebbers

In de jaren 70 en 80 was het Franstalige lied erg populair onder jonge Nederlanders, maar die populariteit is langzaam vervaagd. Het is mooi om te zien dat jonge mensen als Tess Merlot het Franse lied omarmen, eigen maken en zo een bijdrage leveren aan de bekendheid van het chanson. Tess Merlot is een aanrader voor iedereen die houdt van mooie, verhalende liedjes. Of je nou moeiteloos een boek van Honoré de Balzac leest of met een zwaar accent nog net ‘au revoir!’ tegen de Parijse ober kan zeggen, je begrijpt direct de emotie die Tess Merlot wil overbrengen. En dat is het allerbelangrijkste.

Film / Documentaire

Vermakelijk uitstapje naar de jaren tachtig

recensie: The Greatest Night in Pop - Bao Nguyen

The Greatest Night in Pop vertelt het verhaal achter het benefietnummer ‘We Are The World’, een initiatief om geld in te zamelen tegen honger in Afrika. Op 28 januari 1985 kwamen tientallen wereldartiesten bij elkaar om het nummer in één nacht op te nemen. De documentaire kan niet tippen aan de legendarische status van die befaamde nacht, maar biedt voldoende vermaak.

De kijker wordt door Lionel Richie meegenomen in het hele verhaal, van begin tot eind. Dit is een erg prettige entree voor de kijkers die de jaren tachtig niet (bewust) hebben meegemaakt of die om wat voor reden dan ook het fenomeen gemist hebben. Er is dus geen voorkennis vereist, bij The Greatest Night in Pop wordt er vanuit gegaan dat de kijker volledig blanco de film aanzet. Het is niet per se nodig dat films een groot publiek aanspreken, maar het zal de drempel om deze docu te kijken wat verlagen.

Vermaak boven vernieuwing

De stijl van de documentaire is verder vrij klassiek. Het verhaal wordt verteld middels een reeks interviews, gepaard met een karrevracht aan nooit eerder vertoond beeldmateriaal. Het betreft een historisch fenomeen, de moeilijkheden, de risico’s, het ‘onverwacht’ slagen, en het uiteindelijke succes en de daaropvolgende impact. Veel biopics en documentaires houden deze stijl aan, denk aan Air (2023) en de serie The Movies That Made Us (2019-2021). De gangbaarheid van het format werkt zowel in het voordeel als in het nadeel van de film. Het maakt de film comfortabel om te (blijven) kijken, maar het zorgt er ook voor dat hij zich niet onderscheidt van de rest.

Het échte verhaal?

Ook qua inhoud weet de film niet iets unieks te bieden. Een diepere laag is ver te zoeken, aangezien alleen het verhaal van de opname wordt verteld. Over de individuele artiesten wordt amper iets verteld. Daarnaast lijkt de film de wat duisterdere kanten te willen vermijden. Het drankgebruik van Al Jarreau wordt kort genoemd, maar verder lijkt de film zich vooral te wijden aan hoe goed de artiesten wel niet zijn en hoe gaaf het was dat ze allemaal meededen aan dit project. Over de opbrengst en het goede doel wordt al helemaal weinig vermeld. Bij de opnamestudio hing er destijds een bordje met de tekst ‘check your ego at the door’. De film had dit advies wat meer ter harte mogen nemen.

Conclusie

Alles bij elkaar is The Greatest Night in Pop wel een vermakelijke film voor een ontspannen avond op de bank. Er zijn geen diepere lagen of complexe, nieuwe stijlen. Het is simpelweg Lionel Richie die het verhaal van zijn passieproject mag komen vertellen. En soms is dat precies wat je op een avond nodig hebt.

Film / Films

Het zit in een hoekje

recensie: Boléro - Anne Fontaine
Bolero, un film d'Anne FontaineTriple P Entertainment

Hoe zet je de making of van een muziekstuk, in dit geval de bekende Boléro van Maurice Ravel (1875-1937) om in een film? Een beetje zoals Anne Fontaine dat doet dus. Zij is bekend door onder meer haar film Coco avant Chanel. Het script voor Boléro schrijft ze in samenwerking met Claire Barré en Jacques Fieschi. Ze baseren het op de biografie over Ravel van de bekende Franse musicoloog en Ravelkenner Marcel Marnat.

Wanneer het verhaal insteekt, is Ravel (Raphaël Personnaz) al een beroemd componist. De Russische choreografe Ida Rubinstein (Jeanne Balibar) weet wel wie ze vraagt om nieuwe, gewaagde en sensuele balletmuziek voor haar te schrijven. Die vraag legt een grote druk op de componist en hij komt tot niets. Hij, die de bijnaam ‘horlogemaker’ heeft en een sensueel ballet?

De geboorte van de Boléro

Er zijn vier momenten in de film die de stappen van de geboorte van de Boléro (1928) verbeelden.

Het eerste moment speelt zich af in een fabriekshal. Ida en Maurice horen het ritmisch stampen van de machines. Hij hoort er muziek in, zij niet.
We maken een sprongetje in de tijd. Ravel is op tournee door de Verenigde Staten. Hij hoort er een jazzsaxofonist en je ziet hem denken: dát zijn ze, die – wat hij noemt – ‘dronken syncopes’. Maar daar blijft het op dat moment weer bij.
Het derde moment is wanneer Misia Sert (Doria Tillier), de kunstbeschermer met wie hij een lange, platonische relatie heeft, met een waaier zit te spelen. Ravel kan maar geen genoeg krijgen van de repetitieve bewegingen. Het scheppingsproces gaat op dat moment een stapje verder en hij zegt: ‘Het zit in een hoekje en ik moet het pakken’. En toch zit hij wéér met leeg muziekpapier en een horloge voor zich. Er komt niets op dat papier, maar de tijd gaat dringen.
Het vierde en laatste moment is het liedje Valencia dat zijn dienstbode Madame Revelot (Sophie Guillemin) zingt. In de begeleiding die Ravel erbij speelt, hoor je niet alleen het kenmerkende ritme van de Boléro ontkiemen, maar ook de melodie ervan. De rest is hard werken aan de piano. Met een sigaret in de mond, zoals hij op veel foto’s staat.

Ravel en zijn tijd ‘gepakt’

Regisseur Anne Fontaine pakt Ravels wezen en de tijdgeest op een rake manier. Op een subtiele wijze legt ze nog een wordingsgeschiedenis vast, naast die van de Boléro. Namelijk Ravels bewustwording van zijn (waarschijnlijke) homoseksualiteit. Ze duidt het subtiel aan, maar spreekt niets in die richting echt uit.

Ravel mag dan wel de bijnaam ‘horlogemaker’ hebben, wanneer hij bij Misia is, worden de camerabeelden van Christophe Beaucarne soms opeens schokkerig (schouder-/handcamera?), als drukken ze emotie uit. Wanneer Ida en Maurice tegen het eind van de film weer terugkeren naar de fabriek, overhandigt hij haar het manuscript van het orkeststuk als symbool voor de moderniteit, een diepere laag die in de film wordt aangeraakt.

In dit verband hadden de flashbacks van Ravels dienst tijdens de Eerste Wereldoorlog meer binnen dat kader mogen worden betrokken. Nu is het gissen in hoeverre dit invloed heeft op het ontstaan van de Boléro.

Biopic en documentaire

Dit is de eerste biopic over Ravel en diens Boléro, het meest uitgevoerde twintigste-eeuwse stuk uit de klassieke muziek. Als origineel en in tal van arrangementen. Aan het begin van de film komen ze kort langs. Net als in een documentaire over de Boléro uit 2016 van Fabien Caux-Lahalle, waarin ook beelden van Ravel zelf zijn te zien. En waarin eveneens het verband met de fabriek wordt gelegd. In de film vernemen we ook dat het manuscript van de Boléro weer in 1992 opduikt en nu, als staatseigendom, wordt beheerd in de Bibliothèque Nationale de France in Parijs.

Eigenlijk zou je beide films, de biopic en de documentaire over met name rechtenkwesties aangaande het stuk, in relatie tot elkaar moeten bekijken.
De film van Fontaine ging in première tijdens het afgelopen International Film Festival Rotterdam en draait vanaf 2 mei 2024 in de filmtheaters.

Theater / Voorstelling

Oude roots en nieuwe culturen in sterke breakdancevoorstelling

recensie: Kromanti – ISH Dance Collective/Dietrich Pott

Licht is de bron van alles. Van inspiratie, van energie, maar in dit geval vooral: van dans. De vijf dansers in Kromanti van ISH Dance Collective, in samenwerking met choreograaf Dietrich Pott, worden door het licht aangestuurd in een fraaie voorstelling waarin culturen en stijlen samenkomen.

Midden op de dansvloer staat een grote kom, waarin van bovenaf een sterke spot schijnt. Het licht van de spot wordt weerkaatst door de blinkende bodem van de kom, zodat het in talloze spetters reflecteert op plafond en wanden, en op de dansers. Ze spelen met die reflecties op hun handen, op hun ledematen, op elkaars ledematen.

Inspiratie

‘En er was licht’ is duidelijk niet alleen een bijbels begin van alle leven: het reflecterende licht vanuit de kom is ook het startpunt van Kromanti, een voorstelling die is geïnspireerd door Suriname en door Afrika. Choreograaf en breakdancer Dietrich Pott reisde daarheen, om terug te komen met traditionele dansstijlen en gebruiken.

De titel Kromanti verwijst naar een Afro-Surinaamse geheimtaal die samenhangt met rituelen. Het is echter geen ‘gewone’ spreektaal, hij wordt vooral gebruikt tijdens winti-rituelen. De Marrons in Suriname gebruiken dan wel Kromanti.

Volwaardige dansvorm

Pott streeft ernaar breakdance tot een serieuze, volwaardige dansvorm uit te laten groeien. In Kromanti combineert hij die met andere elementen van streetdance, en met hiphop, moderne dans en acrobatiek. Hij heeft daartoe vijf sterke dansers tot zijn beschikking.

De Surinaamse Winston Adaba figureert in dit gezelschap als de ‘leider’. Door met zijn voeten te stampen maakt de virtuoze Adaba ritmes en muziek. Zijn expressieve gezicht bepaalt geregeld de toon; in die zin stuurt hij het ‘verhaal’ van deze voorstelling aan.

Luciano Hiwat is behalve danser ook acteur, wat zijn sterke uitstraling verklaart. Giorgio Prijor verdiende zijn sporen als freestyle danser en breakdancer. Stephano Linkers (ook uit Suriname) en Jean Salazar Tavera – alias ‘ShiShan’ – zijn extreem sterke breakdancers. Linkers kan zo’n beetje elke spier afzonderlijk inzetten, waardoor zijn dans opvallend expressief wordt. De mannen zetten de ene na de andere adembenemende breakdance neer, nu en dan zelfs met meerdere dansers synchroon. Spectaculaire salto’s en verwante acrobatiek-hoogstandjes bezorgen de dans een speels element.

Tribaal

©Shot By The Kid – Fawaka Studio

Het eerste gedeelte van Kromanti is het sterkste. Daarin bouwen de vijf dansers, in zwart gekleed, het licht-thema uit. Dat is de oorsprong, de energiebron is van deze dans. Wie zich ‘wast’ met het licht uit de grote kom, ontvangt zo inspiratie.

In de tweede helft van de voorstelling overheerst het tribale element, meer Afrikaans georiënteerd. De dansers dragen broeken met een felle print, spelen zelf op trommels, leggen nu en dan contact met het publiek. Dat gedeelte is weliswaar vrolijk en sympathiek, maar de focus op de dans is daardoor minder scherp dan in het eerste deel.

Hartslag

De dans wordt aangedreven en ondersteund door muziek die varieert van monotone soundscapes, van het geluid van een versnellende hartslag, tot Afrikaanse tribale muziek en steeldrums (muziek: Jurre Jan Hofman).
De subtiele belichting krijgt extra accenten door het gebruik van reflecties en blacklight. Door rook in de ruimte te blazen worden de lichtbanen extra zichtbaar (lichtontwerp: Mike den Ottolander).

Door zulke verschillende dansstijlen met elkaar te laten versmelten, zet choreograaf Pott een sterke voorstelling neer waarin oude roots en nieuwe culturen doorklinken.

 

Choreografie: Dietrich Pott
Dans: Giorgo Prijor, Jean ‘ShinShan’ Salazar Tavera, Luciano Hiwat, Stephano Linkers, Winston Adaba
Decor- en kostuumontwerp: T.b.a.
Lichtontwerp: Mike den Ottolander
Muziek: Jurre Jan Hofman 
Techniek: Tijs van der Heijden

Franz-Marc_Kaempfende-Formen_1080x1550px
Boeken / Non-fictie

Strijd in de digitale schemerwereld

recensie: Huib Modderkolk – Dit wil je écht niet weten
Franz-Marc_Kaempfende-Formen_1080x1550px

Onderzoeksjournalist Huib Modderkolk benoemt in zijn boek Dit wil je écht niet weten de gevaren van moderne technologie en welke schemerpraktijken er achter de schermen plaatsvinden. Delen van dit onderzoek waren onderwerp van de laatst verschenen documentaire Niemand die het ziet van BNNVARA. Hierin onderzocht hij de wereld van spionage, sabotage en desinformatie en ging op zoek naar de rol van de inlichtingendienst AIVD bij een aanslag op een kernreactor in Iran. In zijn boek krijg je het complete verhaal. Geschreven als een spionageroman. Verontrustend in al zijn facetten.

Huib Modderkolk is al meer dan tien jaar onderzoeksjournalist op het gebied van technologie, privacy en de inlichtingendiensten. In zijn eerste boek Het is oorlog maar niemand die het ziet beschrijft hij hoe de veiligheidsdiensten door de verbetering van technologie hun invloed hebben kunnen vergroten. Hierdoor hebben we tegenwoordig te maken met grootscheepse spionage en beïnvloeding, iets wat burgers en overheden kwetsbaar maakt en democratische rechtstaten ondermijnt – Russische hackers die stroom in Europa uitzetten, Chinezen die kostbare informatie stelen en Britse en Amerikaanse hackers die binnendringen bij telecomproviders, advertentiepartijen en het internationale bankverkeer. Technologie is lang het paradepaardje geweest van onze maatschappij, maar hoe lang nog?

Niemand is meer anoniem

Tegenwoordig is het geen geheim meer: bijna ieder bedrijf verzamelt data over je. Overal waar je een account aanmaakt worden gegevens opgeslagen: zoals bij je aanmelding voor de tennisvereniging, bij je webwinkelbestelling of je sollicitatie. Daarnaast weten de grootste dataverzamelaars als Meta en Google minutieus wie je bent, waar je bent, waar je het over hebt, naar kijkt, naar zoekt en hoe vaak je online bent. Alles wordt opgeslagen in databases en hackers kunnen hiertoe toegang krijgen.

Hoe meer online activiteit een gebruiker heeft, des te nauwkeuriger het profiel.

Niemand is meer anoniem. Daarnaast is moderne apparatuur (zoals de smart-tv, de robotstofzuiger, de moderne deurbel en de nieuwe auto) makkelijk te hacken door systeemfouten. Deze almaar groeiende surveillancemogelijkheden zijn logischerwijs een walhalla voor hackers en inlichtingendiensten. Hier wordt dan ook op grote schaal misbruik van gemaakt. Met alle gevolgen van dien.

Cyberoorlog

Sinds 2010 veranderde er iets fundamenteels in de digitale inlichtingenverzameling. Met de inzet van het Stuxnet sabotagevirus – geïnitieerd door Amerika en Israël – is er een nieuw middel toegevoegd aan het digitale domein, namelijk oorlogvoering. Rond die tijd zag de mondiale hack-gemeenschap dat er een nieuw virus rondwaarde dat de potentie had àlle Windows-computers te infecteren. Een van de hackers analyseerde het virus en kwam er achter dat het als einddoel had om een Siemens apparaat te ontregelen. En niet zomaar een Siemens apparaat: een Siemens computer waarvan er maar één op de wereld bestond en die zich bevond in een nucleaire faciliteit in de Iraanse woestijn. Het was de start van digitale oorlogvoering. Sindsdien is het hek van de dam.

Oorlogszuchtige AIVD en MIVD

Opvallend genoeg wil Nederland ook een rol in die giftige geopolitieke cocktail. Sinds een wetswijziging onder Balkenende handelden de AIVD en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst MIVD lange tijd als ‘cowboys’ en verkregen daardoor een dikke vinger in de pap in de geopolitieke inlichtingenwereld. Nu ze een plek hebben bemachtigd, willen ze deze natuurlijk ook behouden. Daarom lobbyen ze steeds vaker voor versoepeling van de huidige wetgeving om goed aangemerkt te blijven bij de grote inlichtingenspelers. Toch kun je je afvragen waarom Nederland zich überhaupt mengt in geopolitieke oorlogvoering net als bij Stuxnet; wij zijn helemaal niet in oorlog met Iran. Het antwoord blijkt te liggen in de Nederlandse handelsgeest: met goede inlichtingen kun je kennelijk ook handel drijven.

China is klimaatverandering

Hacken door veiligheidsdiensten is gemeengoed geworden. Rusland, Iran en China focussen zich veelal op westerse doelen, maar vice versa gebeurt er net zoveel. Rusland en Iran willen voornamelijk hun tegenstanders verzwakken, het Westen is gericht op inlichtingen en ontregeling. China heeft een andere insteek: het is merendeels uit op diefstal van gevoelige informatie. Omdat het een opkomende macht is, heeft het er veel belang bij om kennis te vergaren, zoals die van chipmaker ASML, maar ook die van General Electric die vliegtuigmotoren ontwerpt. Zij doen er alles aan om minder afhankelijk te worden van het Westen. Door informatie te stelen – momenteel met honderdduizenden hackers en vaak zonder een spoor achter te laten – besparen ze kostbare ontwikkeltijd en dus miljarden aan euro’s. Onder westerse inlichtingendiensten geldt: ‘Rusland is een storm, China klimaatverandering.’ Modderkolk schrijft dat het Chinese beleid toch geregeld uit de publiciteit wordt gehouden, vaak vanwege de grote belangen.

Geopolitieke pionnen

Gewone burgers zijn helaas niks meer dan pionnen; muisklikkers die een phishingmail (nepmail) openen en daarmee hun computer infecteren zodat hackers toegang kunnen krijgen. Maar ook manipulatie maakt van ons marionetten. Rusland beïnvloedt ons bijvoorbeeld via streng orthodox-christelijke instellingen die zijn gevestigd in het Westen. Deze wakkeren bij ons discussies aan over zaken als lhbtq+-rechten, onderwijs of ze proberen gevoelige onderwerpen te problematiseren. Goede voorbeelden zijn hierin het cancelen van kinderboekenschrijver Pim Lammers, de Week van de Lentekriebels of MH17. Wij trappen er ook voortdurend in. Zelfs politici vallen voor deze manipulatie.

Technologie met consequenties

Modderkolk vindt dat we daarom goed moeten nadenken of we nieuwe technologieën wel zo snel moeten omarmen. Hij ziet daarin een groeiend probleem: ‘Burgers, bedrijven en overheden [hebben] amper zicht op de ingrijpende en langdurige gevolgen van digitalisering. Ze vinden het belangrijk dat hun apparaten functioneren.’ Nieuwe technologie staat gelijk aan grotere winsten voor bedrijven, opsporingsdiensten beloven daarmee meer veiligheid; toch is er geen oog voor de sluimerende consequenties. Wat we volgens hem nu zien: een jeugd die telefoonverslaafd is, datalekken die iedere Nederlander zullen treffen, bedrijven die niet weten of er hackers in hun systemen zitten (zij het Chinese of westerse), demonstranten die nooit meer anoniem zijn en ondermijning van onze democratie met desinformatie. De vraag is: waar gaat dat heen?

Dit wil je écht niet weten is een verontrustend boek over wat er speelt in de schemerwereld van het digitale domein, welke belangen er zijn en hoe weinig wij er als individu vaak aan kunnen doen. Toch is het belangrijk dat het aangekaart wordt, Modderkolk doet dat uitstekend.

Dit wil je écht niet weten van Huib Modderkolk is 5 maart 2024 verschenen en is verkrijgbaar via de bekende boekhandels.