Boeken / Fictie

Groepspandoeren

recensie: Zestiende-eeuwse porno is thans literatuur

Pietro Aretino heeft dan wel een dik boek over onze Heiland en Verlosser geschreven, we kennen hem toch vooral van zijn vieze praatjes. De bundel Standjes hadden we al in het Nederlands, met verhelderende houtsneden. Het wachten was nu alleen nog op zijn dialogen over plaats en positie van de vrouw in de moderne samenleving.

Feitelijk zijn het twee boeken in één band, deze Zes dagen. Het eerste is een vertaling van de Ragionamenti, gesprekken tussen de vriendinnen Antonia en Nanna, de moeder van het meisje Pippa, over wat je als vrouw met je leven aanmoet: het klooster in, trouwen of meteen maar het bordeel. Dat wordt natuurlijk het laatste, want zoals Nanna uit eigen ervaring weet: de andere twee opties houden niet echt iets anders in, maar betalen aanzienlijk slechter.

~

In de tweede reeks dialogen, een vertaling van de Dialoghi, geeft Nanna haar dochter een grondige cursus praktische prostitutie, uiteraard ook weer gelardeerd met nu eens hilarische en dan weer tragische anekdotes uit het leven zelf. De kout wordt afgesloten met wijze tips door Min en Meter over de ins en outs van het koppelen.

Het genre van de filosofische educatie in de vorm van gesprekken kennen we volop in de wereldgeschiedenis. Niet alles daarvan is even goed te pruimen. Na Aretino kan alleen de Goddelijke Markies er mee door, en dan vooral zijn Philosophie dans le boudoir, dat veel aan de Toscaan te danken heeft.

Prei

Wat Aretino eeuwigheidswaarde geeft is een oogverblindende combinatie van stijl, seks en humor – en uiteraard zijn morele gelijk, want laten we wel zijn: meer dan dit is er niet. De toon van de gesprekken is nog luchtiger dan bij zijn iets prudentere collega Bocaccio. Aretino gaat voor zeer expliciet, al overdrijft de grote harige nicht Ilja Leonard Pfeijffer als hij in zijn inleiding stelt:

Onze hedendaagse pornofilms zijn, naar ik mij heb laten vertellen (sic!), brave puriteinse rolprentjes in vergelijking met deze zestiende-eeuwse hardcore.

Naast de enorme levendigheid ontroert ook de manier waarop Nanna als een ware kunstenaar telkens weer nieuwe synoniemen bedenkt voor de daad en de daarbij betrokken delen. Dat gaat zelfs zo ver, dat Antonia op een gegeven moment lichtelijk ontstemd opmerkt:

~

Wat ik je altijd al wilde zeggen, maar ik vergeet het steeds: spreek vrijuit, zeg kont, pik, kut en naaien, want je zult alleen door professoren begrepen worden met je gordel in de ring, obelisk in het achterkasteel, prei in de moestuin, grendel op de deur, sleutel in het slot, stamper in de vijzel, nachtegaal in het nest, pijl in de roos, banier in de ravelijn, degen in de schede. En hetzelfde geldt voor de pin, de bisschopsstaf, de pastinaak, de perzik, de kooi, het geval, de ponjaard, de bladen van het missaal, de daad, de je-weet-wel, dat ding, dat gedoe, de strop, de bokking, de korte lans, de peen, de wortel. Waarom noem je de dingen niet gewoon bij de naam en draai je zo om de hete brij heen? Zeg gewoon waar het op staat, en houd anders je mond.

Waarop Nanna terecht opmerkt:

Weet je dan niet dat beschaafdheid een groot goed is in het huis van gerief?

Zo is het maar net. En verder gaat het weer, over groepspandoeren en ander vermakelijk tijdverdrijf. Behalve dat het prettig lezen is, steek je er bovendien nog iets van op ook. Over de samenleving in het Italië van de renaissance bijvoorbeeld, altijd boeiend.