Muziek / Album

Mooi overzicht van modale solo-carrière

recensie: Pete Townshend - Anthology

Naast The Rolling Stones en The Beatles was The Who de derde parel aan de Britse popkroon in de jaren zestig. The Who onderscheidde zich door de prachtige stem van Roger Daltrey en het virtuoze drumwerk van Keith Moon maar het grote brein van de band was gitarist Pete Townshend. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Townshend de enige was die een behoorlijke solocarrière op poten wist te zetten nadat de band in 1982 uit elkaar viel (hoewel ze in 1989 nog herenigde). Dat zijn muziek zo slecht nog niet is, blijkt uit de onlangs verschenen verzamelaar Anthology.

~

Vermaard waren vooral de live-optredens van The Who, waarbij alle instrumenten aan het eind van het concert aan diggelen gingen. Het was echter niet louter rebellie dat The Who groot maakte. Uit het muzikale hoogtepunt, de conceptuele rockopera over de doofstomme Tommy, die geweldig kon flipperen, spreekt een groot muzikaal en tekstueel talent. Townshends solowerk heeft van die twee peilers de muzikale kant overgehouden.

Op Anthology ontbreken drie van Townshends eerste vier albums, allen gewijd aan een duistere Indiase goeroe luisterend naar de naam Meher Baba. Ik ben niet bekend met deze obscure platen, maar ik vermoed dat ze niet zonder reden niet vertegenwoordigd zijn. Daarnaast vinden we geen nummers terug van de Scoop-uitgaves, waarop solo-demo’s staan van Townshend tijdens zijn Who-tijd.

Hoogtepunten

Wat overblijft zijn zes solo-albums en het duet-album Rough Mix met Ronnie Lane (bekend van The Faces). Vooral deze laatste plaat kent veel hoogtepunten, met onder meer het schitterende Heart to hang onto. Gezien de samenstelling lijkt deze verzamelaar vooral White City (1985) – evenals Tommy een conceptuele plaat en geen verzameling liedjes – naar voren te schuiven als Townshends beste album. Deze plaat is vrijwel integraal opgenomen, maar ook de andere albums zijn goed vertegenwoordigd. Dat geldt ook voor zijn meest recente solo-album, Psychoderelict (1993), dat strak maar tamelijk overgeproduceerd klinkt.

Beetje gelikt

~

In vergelijking met de rauwe muziek van The Who klinkt Townshends solowerk een beetje gelikt en geforceerd. Slecht is het zeker niet, hoewel ook Townshend in zijn latere werk niet gevrijwaard is gebleven van de synthesizer-vervuiling en overproductie, die als een angstaanjagend spook door de jaren tachtig woei om oude rocksterren van het rechte pad af te leiden. Townshend weet nog redelijk weerstand te bieden aan deze sirenes en de productie is in de meeste nummers nog wel te pruimen.

Wat in ieder geval in Townshend te prijzen valt, is dat hij in de loop der jaren is blijven rocken en zijn gitaarspel blijft ook in de minder interessante nummers de moeite van het luisteren waard. Op zijn beste momenten doet Anthology dan ook denken aan het genie van Townshend en The Who, maar ook deze oude ster lijdt aan de onvermijdelijke last van het verleden. Was het motto van de energieke jongensbravoure van The Who nog “Hope I die before I get old”, nu is het vervangen door “I won’t run anymore”, een nummer dat Townshend in de liner notes typeert als een “song about growing up”. De rebel is dus tegen zijn wens in oud geworden en zingt daar nu over. Het is vooral lekkere luistermuziek die de volwassen Townshend maakt: de branie en passie zijn vervangen door contemplatie, maar daar is niks mis mee.