Film / Achtergrond
special: Verboekingen als commerciële producten

Dubbelgangers

De overgrote meerderheid van de Hollywoodfilms – zo’n tachtig procent – is een verfilming van bestaand literair werk. De rest wordt genoveliseerd: tegelijk met de film verschijnt een op het scenario gebaseerde roman. Novelization is een wijdverspreid, maar relatief onzichtbaar fenomeen. Verboekingen – zoals de Nederlandse term luidt – worden namelijk niet tot de kunst gerekend, maar tot de kitsch. Ze vormen een gemarginaliseerd genre, dat doorgaans niet bij serieuze boekhandels te verkrijgen is. De auteurs van verboekingen zijn broodschrijvers, die voor een schijntje door de filmmaatschappij worden ingehuurd, om onder vaak hoge tijdsdruk het boek te schrijven. Er zit dan ook veel troep tussen – soms nemen of hebben schrijvers niet eens de tijd om zichzelf te herlezen.

Dat vertelt Jan Baetens, hoogleraar aan het Instituut voor Culturele Studies van de Universiteit van Leuven. Hij doet onderzoek naar verboekingen; de vaak lage kwaliteit betekent immers niet dat ze geen interessant onderwerp vormen voor onderzoek. Overigens zijn niet alle verboekingen slecht, vindt Baetens. Hij raadt vooral het werk aan van Christopher Priest (http://www.christopher-priest.co.uk), die onder meer eXistenZ van David Cronenberg noveliseerde (lees daarover een interview op Image and Narrative, http://www.imageandnarrative.be/performance/vanparys.htm).

Commercieel

~

Dit boek werd in eerste instantie afgewezen door de productiemaatschappij, omdat het niet zou bijdragen aan het gewenste imago van de film. Priest zag zich gedwongen zijn tekst te herschrijven. Dit laat zien dat de motivatie achter het maken van verboekingen vooral een commerciële is. “Een filmmaatschappij probeert haar product in zoveel mogelijk media te exploiteren”, geeft Baetens aan. De verboeking functioneert als extra reclame-instrument bij de film: daarom liggen de boeken ook bij voorkeur in de winkel op het moment dat de film uitkomt.

Dat betekent wel dat een verboeking al tijdens de opnamen van de film geschreven moet worden. Vandaar dat een verboeking, in tegenstelling tot een boekverfilming, geen adaptatie genoemd kan worden; er is geen sprake van een transfer van het ene naar het andere medium. De schrijver van een verboeking werkt namelijk op basis van het scenario van de film, niet op basis van de film zelf. Baetens ziet nog een andere reden om verboekingen geen adaptaties te noemen: “Een adaptatie is in principe niet een adaptatie van het boek zelf, maar van een bewerking van dat boek, namelijk het scenario. Bij een adaptatie gaat men in principe heel vrij te werk. Terwijl mij in het geval van de novelization, uitzonderingen daargelaten, geen gevallen bekend zijn waarin heel vrij met de materie wordt omgesprongen.”

Dubbelganger


Omdat de verboeking moet functioneren als een dubbelganger van de film, neemt de auteur vaak zo weinig mogelijk risico’s. Er komen bijna geen beschrijvingen in voor, want die zouden wel eens niet kunnen kloppen met wat kijkers in de bioscoop te zien krijgen. Toch zijn novelizations volgens Baetens geen als boek vermomde scenario’s. “Ze hebben juist alle kenmerken van de populaire literatuur. Zo staat het verhaal centraal, en heeft alles wat er gezegd wordt wel ergens een betekenis. Ook worden er gedachtes weergegeven (wat in films, behalve in de vorm van een voice-over, onmogelijk is, NB), zij het zeer functioneel. Maar het belangrijkste is het leesritme. Er moet een hoog tempo inzitten. Een goede verboeking lees je uit in de tijd die je nodig hebt om de film te zien.”

Literaire variant


~

Naast de commerciële verboeking bestaat er volgens Baetens ook een meer ‘literaire’ variant. Deze wordt doorgaans zo’n twintig tot veertig jaar na de release van de film geschreven, op eigen initiatief van de auteur. De motivatie erachter is dan ook meer een soort jeugdsentiment. Zelf maakte Baetens er zo één, naar aanleiding van Vivre sa vie van Jean-Luc Godard uit 1962, een film die in zijn top tien van favorieten staat. Hij schreef het boek volledig op basis van eigen herinneringen, en bekeek de film pas daarna opnieuw. “Uiteindelijk bleek natuurlijk dat ik hele happen film vergeten was, en andere in mijn herinnering verzonnen had.”

Een meer recent voorbeeld is het lange gedicht Callahan uit de bundel Callahan en andere gedaanten van Onno Kosters. Zoals de titel verraadt, is dit verboeking van de Dirty Harry-films. Kosters deelde zijn gedicht op in vijf delen, die hij elk de titel meegaf van één van de vijf films. Daarnaast verwerkte hij talloze citaten van Harry Callahan in zijn gedicht. Het was, vertelt Kosters, echter niet zijn bedoeling een adaptatie te maken. “Het is eerder zo dat Dirty Harry het vehikel wordt voor mijn hoofdpersoon, iemand die vooral in zijn hoofd leeft en allerlei problemen heeft op te lossen. Deze figuur zoekt een mythische held, iets wat groter is dan hijzelf. Daarom adopteert hij Dirty Harry.”

In Nederland worden ook commerciële verboekingen gemaakt, zij het dat het fenomeen hier minder algemeen is dan in Hollywood. Ook kunnen auteurs in meer vrijheid werken, althans, dat ervoer Akke Holsteijn, die voor producent Lemming de kinderfilms Lepel en Knetter noveliseerde. “Maar,” zegt ze, “die vrijheid heb ik niet aangegrepen om dingen te veranderen ‘om het veranderen’, of om te laten zien dat ik zelf zo goed kan schrijven. Het originele idee is van de scenarioschrijver, en in grote lijnen probeer je dat uit te werken in het boek.”