Film / Films

Heilig slachtoffer

recensie: China Blue

De documentaire China Blue speelt zich af in en rond een spijkerbroekenfabriek in een Zuid-Chinese stad. Voor onder andere Wal-Mart (waartegen regisseur Peled al eerder ageerde in Store Wars) worden er voor een schijntje jeans geproduceerd door een leger zwaar onderbetaalde werknemers voor wie een werkdag van 20 uur zonder pauze geen uitzondering is.

Het is verbazingwekkend hoeveel vrijheid de filmmakers kregen: de arbeiders worden voor, tijdens en na hun werk gefilmd, en spreken openhartig over hun leven en werk in de fabriek, waar ze buiten werktijden in slaapzalen bivakkeren. Volgens Peled ging dit niet zonder slag of stoot, maar de makers kregen vreemd genoeg toestemming van de eigenaar van de fabriek (‘Mr. Lam’), die in de veronderstelling was dat de documentaire een rooskleurig beeld van zijn onderneming zou tonen.

Uitgeput

~

Het is een eigenaardige man: een voormalig politiebeambte die besloot een slaatje te slaan uit Deng Xiaopings liberale marktpolitiek en schijnbaar met succes een klein imperium leidt over de ruggen van kinderen en arme boeren die voor werk naar de stad getrokken zijn. Je vraagt je af hoe Lam zo naïef had kunnen zijn, maar zijn waan lijkt niet gespeeld: hij spreekt vol trots over zijn prestaties en beweert glashard dat zijn werkers verwend zijn, en dat ze van hem alles krijgen wat ze nodig hebben.

Zulke beelden zijn ontluisterend, net als de scènes waarin we een ontstellend knullige onderhandeling met een Britse opdrachtgever zien over de prijs van een spijkerbroek (iets meer dan 4 dollar, zo blijkt), en een bezoekje aan de fabriek door decadente Canadese zakenlui, die grijnzend zeggen te zien hoezeer de arbeiders het naar hun zin hebben. Ook sterk zijn de zwijgende beelden waarin uitgeputte werkers in slaap vallen op de gigantische stapels spijkerbroeken, en het feit dat ze hiervoor op hun schamele loon gekort worden.

Tienermeisje

~

Helaas zijn zulke momenten de enige kracht die in China Blue schuilt. We krijgen geen realistisch inzicht in de problematiek anders dan de stelling dat de grote westerse merken de Chinezen dwingen tot slavenarbeid. Iedereen die het nieuws bijhoudt weet dat er in onderontwikkelde landen veel gruwelijkere dingen gebeuren dan in Lams fabriek. Dit is op zich geen probleem, maar Peled maakte een ernstigere structurele fout die de potentiële impact van zijn film verder afzwakt: hij hing de film op aan het relaas van een tienermeisje van het platteland, dat zich laat uitbuiten maar de positieve kanten van haar nieuwe leven in de stad probeert te blijven zien. Deze ironie is geen moment aangrijpend, omdat het verhaal sentimenteel gebracht wordt, en grotendeels in scène gezet is. De beelden van de arbeidsvloer zijn voorzien van een voice-over met (zogenaamde) dagboekteksten van het meisje, dat wordt afgeschilderd als een bijna heilig naïef slachtoffer van de kwade machten van de fabrikant en westerse hebzucht. Deze simplistische greep maakt wellicht indruk op kinderen en mensen die onwetend zijn van onrecht in de wereld, maar ondermijnt een echt realistisch beeld van de wantoestanden.