Boeken / Achtergrond
special: 1. Coetzee in het Nederlands

Het nut en nadeel van vertalingen

Wat is een goede vertaling? Waarom wordt er eigenlijk vertaald? Is een vertaling slechter dan het origineel? Of juist beter? Deze en andere vragen zullen aan de orde komen in deze serie over vertalingen. 8WEEKLY hoopt hiermee een licht te kunnen werpen op het belang van vertalingen uit en naar het Nederlands. In deze eerste aflevering gaan we in op Coetzees Dagboek van een slecht jaar en vooral op het feit dat de Nederlandse vertaling van dit boek eerder verschenen is dan het origineel.

~

‘Wereldprimeur’, staat op het alarmrode stickertje dat de uitgever op het omslag van Dagboek van een slecht jaar heeft laten plakken, het nieuwe boek van Nobelprijswinnnaar J.M. Coetzee, in Nederlandse vertaling en met Hollandse handelsgeest aan de man gebracht alsof het om de nieuwe beaujolais gaat of om het eerste interview met Paris Hilton nadat ze op vrije voeten was gekomen.

Henk Pröpper schreef in Vrij Nederland al over de ongerijmdheid van zo’n stunt, die van literatuur een competitie maakt, ‘haaks op de bezonken, teruggetrokken attitude die Coetzee zo zeer kenmerkt’. Wedloop, competitie en markt vormen een belangrijk thema in de mini-essays die ongeveer de helft van Dagboek van een slecht jaar beslaan. Pröpper had kunnen citeren uit een van de ‘Uitgesproken meningen’ van het centrale personage in het boek, een schrijver:

Ten gunste van de kunst kan tenminste worden gezegd dat hoewel iedere kunstenaar naar het beste streeft, pogingen om de sfeer van de kunst in een jungle van concurrentie en competitie te veranderen weinig succes hebben gehad. (p. 108)

De meeste uitgesproken meningen worden op andere plekken in hetzelfde boek weer onuitgesproken, maar die hoge opvatting van kunst, waaraan competitie en markt vreemd zijn, eigenlijk niet – die blijft intact. Toch moet Coetzee, de schrijver buiten het boek met wie de schrijver binnen het boek veel gemeen lijkt te hebben, een contract hebben gesloten met Eva Cossee, zijn Nederlandse uitgever, wetend dat het haar erom te doen was dat boek in Nederlandse vertaling uit te brengen vóór het Engelse origineel, en daar publicitaire winst en winst tout court uit te slaan.

Literatuur als markt en strijd

Dat is een kwestie van geld, van keiharde pegels. Al langer bestond de tendens bij Nederlandse uitgeverijen om vertalingen van Engelse boeken vóór de Engelse paperbackeditie uit te brengen, zodat de Nederlandse vertaling in ieder geval tijdelijk geen prijsconcurrentie van het Engelse origineel zou hoeven te dulden. Die wedloop legde een behoorlijke druk op het uitgeefproces. De deadlines voor vertalers werden krapper en harder, vertalers moesten vaker in duo’s of in ploegen van drie of vier werken, en vaker op basis van tijdens het proces nog aan wijzigingen onderhevige manuscripten. De laatste jaren doen uitgevers er dus een schepje bovenop: de vertaling moet er eerder zijn dan het origineel. De Bezige Bij met Donna Tartt en Philip Roth, De Harmonie met Ian McEwan, Cossee met J.M. Coetzee, ze steken elkaar om het hardst de loef af. De voordelen voor de uitgever zijn evident: niet alleen is er gedurende een bepaalde periode geen concurrentie met het Engelse boek, simpelweg omdat dat er nog niet is, maar ook concentreert de aandacht in de media zich geheel op de vertaalde titel.

Het feit van vertaling kan ondertussen worden verdonkeremaand. Recensenten die een oordeel over de vertaalkwaliteit willen geven, staan in feite buiten spel. Natuurlijk, ze zullen zich niet laten weerhouden. Zo oordeelt Henk Pröpper:

De Nederlandse vertaling door Peter Bergsma is overigens zeer prettig leesbaar, zowel in de essayistische als in de verhalende delen adequaat. De vertaler heeft duidelijk veel gevoel voor het specifieke idioom van Coetzee. Diens zoektocht naar een fluïde stijl en mededeling is fraai weergegeven. (Vrij Nederland, 25-8-2007)

Wat is zulke lof waard? Wat betekent adequaat als je niet kunt weten waaraan adequaat? Zo maken recensenten zich willig ondergeschikt aan marketing- en uitgeefstrategieën. Henk Pröpper, die een vertaling prijst waarvan het origineel niet beschikbaar was, heeft als directeur van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds de missie om vertalingen van Nederlandse boeken aan buitenlandse uitgeverijen te slijten. Natuurlijk zal die missie hem beter afgaan als vertalers ‘prettig leesbare’ vertalingen produceren – ongeacht de vraag of de brontekst wel zo leesbaar is. Leesbaarheid impliceert per definitie aanpassing aan de smaak en de taal- en cultuurnormen van het doelpubliek, en een vertaalstrategie die daarop mikt, vertegenwoordigt op de markt van het boek een economische waarde. Een uitgeverij die erin slaagt leesbaarheid als criterium voor vertaalkwaliteit de overhand te laten krijgen door het origineel vóór te zijn, heeft een grotere kans op survival in de ‘jungle van concurrentie en competitie’ die de markt van het boek is.

Wat ondertussen ongezien het loodje legt, is een levendige vertaalcultuur, want die gedijt alleen op de mogelijkheid van serieuze kritiek.

De omweg via vertaling

~

Dagboek van een slecht jaar gaat onder meer over de totstandkoming van de essaybundel waaraan de schrijver in het boek (getooid met de initiaal C) meewerkt, en het is moeilijk om géén analogie te zien tussen die geschiedenis en de werkelijke uitgeefgeschiedenis van de roman Dagboek van een slecht jaar. Meneer C schrijft zijn essays, de ‘Uitgesproken meningen’, in het Engels, maar voor een Duitse uitgever. Ze zullen dus eerst in vertaling verschijnen – precies zoals Dagboek van een slecht jaar zelf.

Welke andere betekenis dan alleen een knipoog naar de buitenliteraire uitgeefanekdote zou die omweg via vertaling kunnen hebben, dat gegeven dat de essays van C eerst in het Duits zullen verschijnen? Ik vermoed een verband met een overpeinzing van de schrijver in ‘Over de moedertaal’, een van de minder uitgesproken meningen in het tweede deel van het boek:

Misschien is het wel zo dat alle talen uiteindelijk vreemde talen zijn, vreemd aan ons dierlijke wezen. Maar op een manier die letterlijk onuitgesproken is, onuitsprekelijk, heb ik niet het gevoel dat het Engels een rustplaats voor mij is, een thuis. (p. 166)

Ook in het Engels, als vreemde taal, een voor hem ’twijfelachtige moedertaal’, vertaalt meneer C eigenlijk al wanneer hij erin schrijft, dus dat vertalen in het Duits kan hem niet echt verder van huis brengen, thuis was hij toch al niet. Dat verklaart mogelijk ook waarom vertaling in het boek verder nauwelijks gethematiseerd wordt, noch als kunst, noch als probleem, laat staan als marketinginstrument. Of het moest zijn dat het personage van de typiste de rol van de vertaler overneemt.

De typiste?

Vertalers kun je niet erger beledigen dan door te zeggen dat zij een boek alleen maar ‘overtikken in een andere taal’. Anya, de typiste in Dagboek van een slecht jaar, tikt niet eens in een andere taal over. Zij werkt alleen de ingesproken bandjes van de schrijver uit – de opnames van zijn sprekende stem vertaalt ze, heet het in de Nederlandse vertaling, in 14puntsletters (p. 115). Voor de schrijver op leeftijd in Dagboek van een slecht jaar, weerloos tegenover Anya’s jeugd en vormen, is het verschil overigens op z’n best gradueel. Hij neemt haar in dienst, ook al kwalificeert weinig haar voor de taak, en

ook al heeft Bruno Geistler van Mittwoch Verlag GmbH mensen in zijn staf die perfect in staat zijn om Engelse dictafoonbandjes in een piekfijn Duits manuscript om te zetten. (p. 23-24, mijn cursivering)

Uit te tikken staat er nog net niet. Maar Anya is niet helemaal een doorsnee typiste. Ze typt de bandjes van de schrijver niet alleen uit, maar verbetert en passant ook zijn Engels. Zo maakt ze de essays van C, met een beproefde vertaalstrategie, leesbaarder:

Kalefater ze ook hier en daar op waar ik kan, waar ze een bepaald iets missen, een bepaalde charme, al wordt hij geacht de grote schrijver te zijn en ik alleen maar de kleine Filippijnse. (p. 31)

Hoe vertaling op zichzelf wijst

De uitgeef- en marketingstrategie van uitgeverij Cossee is vertaling zo onzichtbaar mogelijk te maken, en de achteloosheid waarmee het verschijnsel vertaling in de tekst van Dagboek van een slecht jaar bejegend wordt, spiegelt die strategie aardig. Maar zo makkelijk kom je er niet vanaf, bij literatuur. Jaag vertaling door de voordeur naar buiten, door het raam zal ze even gezwind weer naar binnen komen. Zoals vaak het geval is in literatuur, gaat Dagboek van een slecht jaar wél over taal, over zijn eigen taal, de taal waarin het geschreven is – het Engels. Er is een hoofdstuk ‘Over Engelse uitdrukkingen’, waarin ook in de Nederlandse vertaling Engelstalig idioom besproken wordt.

Maar in die strategie is de Nederlandse vertaling niet consequent, en dat lijkt me typisch voor vertalingen, dat is nu net een van de kenmerken waardoor vertalingen vaak als vertaling zichtbaar worden. Typiste Anya veroorlooft zich bijvoorbeeld commentaar op de woordkeuze van de schrijver:

Uw Engels is heel goed, alles bij elkaar genomen, maar we zeggen geen belradio, dat slaat nergens op, we zeggen praatradio. (p. 49)

Praatradio klinkt mij, als Nederlandse moedertaalspreker, niet bekender of moedertaliger in de oren dan belradio. Het voorbeeld laat zien dat de vertaling soms ook over Nederlandse woorden spreekt als waren het Engelse, waardoor de woorden zó door en door van vertaling doordesemd raken dat ze inderdaad in geen enkele taal meer thuis zijn.

Met haar moeder uit Manila en haar lukrake internationale opvoeding is Anya zelf waarschijnlijk ook niet voor honderd procent thuis in het Engels – wat is de ‘moedertaal’ van deze segretaria, de tipitista met haar vérgaande invloed op de doeltekst die Dagboek van een slecht jaar is? Het lijkt me geen toeval dat juist wanneer het in het boek over de typiste gaat, of wanneer zij aan het woord komt, de vertaling zichzelf als vertaling zichtbaar maakt. Ik geef een ander voorbeeld. C, de schrijver in het boek, maakt zich veel drukker om Anya’s tikfouten en spelling dan om het lot dat zijn tekst in handen van de Duitse vertaler bij Mittwoch Verlag GmbH zal wedervaren. In de parallelle tekststrook met zijn dagboekaantekeningen merkt hij op:

Soms staar ik vertwijfeld naar de tekst die ze inlevert. Volgens Daniel Defoe, lees ik, heeft de rasechte Engelsman een hekel aan ‘paasgezangen en papenkoppen’. (p. 29)

Wat Anya eigenlijk had moeten tikken, kon je een tiental pagina’s eerder lezen, in een van de essays die boven het dagboek staan afgedrukt:

Men herinnere zich Daniel Defoes commentaar op de godsdiensttwisten in Engeland: dat volgelingen van de staatskerk de eed aflegden op hun afschuw van pausgezinden en papendom zonder te weten of de paus een man was of een paard. (p. 18)

De fouten (paasgezang in plaats van pausgezind, papenkoppen in plaats van papendom) zijn natuurlijk fouten van vertaler Peter Bergsma of zijn Nederlandse spellingchecker. Typiste Anya legt zelf feilloos haar vinger op de zere plek:

We hebben het over typen. We hebben het over spelling. Waarom moet het Engels eigenlijk goed gespeld worden als het toch in het Duits wordt vertaald? (p. 30-31)

Graag geef ik haar het laatste woord, dat lijkt me een daad van rechtvaardigheid. Aan het eind van het boek schrijft ze een brief aan de schrijver waarin ze hem veel geluk wenst:

Ik hoop dat uw boek gauw in het Engels uitkomt, en een groot succes wordt in de boekwinkels. (p. 162)

Die mag Eva Cossee van mij in haar zak steken.

Matthijs Bakker heeft vertaalwetenschap gestudeerd. Hij vertaalde o.a. werk van Jean Genet uit het Frans. Verder werkte hij enkele jaren bij het Steunpunt Literair Vertalen.


Titelgegevens: J.M. Coetzee • Dagboek van een slecht jaar (Diary of a Bad Year) • Vertaling: Peter Bergsma • Cossee • Prijs: € 22,90 (gebonden) • 304 bladzijden • ISBN 978-90-5936-169-0

Ook in deze serie: 2. Slechte ondertitels | 3. Tweemaal Rimbaud: vertaalpraktijk | 4. Tweemaal Rimbaud: opvattingen | 5. Literair vertaler: hoe word je dat?