Boeken / Fictie

De liegende moeder en de schrijvende zoon

recensie: Adriaan van Dis - Ik kom terug

Na twee uitstapjes – het Parijse De wandelaar en de Zuid-Afrikaroman Tikkop – is Adriaan van Dis met Ik kom terug weer terug bij zijn literaire geboortegrond: zijn jeugd in een Indisch-Nederlandse familie en zijn ouders. Na zijn vader is het nu de beurt aan zijn moeder, in een voortreffelijke confrontatie.

Van Dis, kort na de Tweede Wereldoorlog geboren, is de gentleman van de Nederlandse literatuur: keurig gekleed, welbespraakt en welgemanierd krijgt hij het land op de knieën wanneer hij ergens dit voorjaar De Wereld Draait Door overneemt en een drietal boeken aanprijst. Het is makkelijk te vergeten dat zijn debuut, de novelle Nathan Sid, alweer meer dan dertig jaar geleden verscheen.

Na die novelle verscheen een gestage stroom aan romans, (reis)verhalen en poëzie, waarin één thema overheersend is: de trauma’s van een in Nederland geboren zoon van twee verindischte ouders. Voor wie niet alleen Nathan Sid, maar ook Indische duinen en Familieziek heeft gelezen is het een bekend verhaal: vader sloeg en teisterde de jonge Adriaan, die met zijn witte huid en geboortejaar 1946 een mismatch was in het uit Indië gekomen gezin, tot hij – de vader – in de jaren vijftig jong overleed. Met deze vader heeft Van Dis al meerdere keren literair afgerekend, en nu, na al die jaren, is het tijd voor zijn moeder.

De grote zwijger
Aanleiding daarvoor was de dood van Van Dis’ moeder enkele jaren geleden, op bijna honderdjarige leeftijd. Ik kom terug vertelt het verhaal van de maanden voorafgaand aan haar dood, waarin zoon de schrijver een pact sluit met moeder de zwijgende leugenaar: hij een verhaal, zij een pil. Hij rijdt met haar onder andere naar haar Zeeuwse geboortegrond, waar hij over allerlei familieleden leert die hij nog niet kende; en zo gaat het daarna eigenlijk constant. De lijken en andere verrassingen vallen en masse uit de kast. Vanuit het perspectief van de zoon is Ik kom terug vooral een geschiedenis van de ontmaskering.

Haar Tweede Land, zoals ze het noemde, speelde een voorname rol in mijn romans, niet dat zíj er zoveel over sprak, nee, nooit, bedacht ik me, mijn op Java geboren vader dicteerde thuis de verhalen. Ik had me zijn leugens toegeëigend en er nieuwe aan toegevoegd. Mijn moeder was de grote zwijger thuis.

Ik kom terug is niet zozeer een poging de al bestaande leugens te corrigeren: er komen eigenlijk alleen maar leugens bij. Het is moeilijk in te schatten wanneer de stokoude moeder liegt en wanneer zij de waarheid spreekt. Ze is als het ware met haar leugens vergroeid: als ze zit, houdt ze een kussen voor haar buik. Meerdere keren betrapt haar zoon haar op contradicties in wat ze zegt, onmogelijkheden waar ze dan maar snel overheen stapt.

De zoon staat als het ware tussen de moeder en de lezer in. Bijna alles wat zij zegt, wordt door hem gekleurd. De niet al te subtiele eerste zin van de roman maakt dat al duidelijk: ‘We stonden tegenover elkaar, mijn moeder en ik.’ Wanneer haar laatste nog levende dochter uit Italië overkomt om voor de dan inmiddels stervende vrouw te zorgen, slaagt ze er ook nog eens in hen tegen elkaar uit te spelen.

Omgaan met de herinneringen
De schrijvende hoofdpersoon in Ik kom terug lijkt in alles (jeugd, levensloop, gedrag) op zijn schepper, en beschreven anekdotes komen overeen met verhalen verteld in Van Dis’ eerdere romans. Is Adriaan van Dis dan ook deze bijna parasitaire schrijver? Kortom, is Ik kom terug niet een roman, maar een memoire? Interessanter is de ontwikkeling die Van Dis’ Indiëromans doormaken.

Er kan een zekere lijn ontdekt worden, een beweging naar een empathisch vermogen die de hoofdpersonen in die romans langzaam maken. De uitgesproken haat jegens de vader uit Nathan Sid verdwijnt langzaam naar de achtergrond, en in Familieziek is er zelfs sprake van een soort verzoening. Voor het eerst komt de hoofdpersoon in het reine met zijn verleden en de persoon die zijn vader was. Ik kom terug is een volgende stap in dit proces.

‘In Nieuw-Guinea was ze nooit geweest, niet echt, maar Just [haar man] wel, zijn verhalen werden de hare,’ vertelt de schrijver over zijn moeder. Dit is zeker de kern van Van Dis’ Indiëromans, en misschien wel van zijn hele oeuvre: de overlevering van verhalen, het overnemen of toe-eigenen van andermans verhalen en leren omgaan met die herinneringen. Af en toe worden verhalen van de ouders die van de zoon; wanneer dat gebeurt, en gelukkig komt dat in Ik kom terug enkele malen voor, schittert Van Dis’ proza van levendig- en menselijkheid.