Boeken / Fictie

Euske de rat

recensie: Özcan Akyol - Eus

.

 

‘Ik haat schrijvers, allemaal ijdeltuiten die je niks gunnen’ was zo’n beetje de eerste oneliner van Akyol op de vaderlandse televisie. Matthijs van Nieuwkerk wreef zich in zijn handen van genoegen en wist de jonge schrijver vervolgens te ontlokken dat Kader Abdollah hét symbool is van de klassieke migrantenliteratuur, want ‘het gaat altijd over het thuisland, over een berg, een pratend schaap en een vijgenboom’. En daar heeft Akyol niets mee van doen.

Migranten
Gelukkig bleven er naast de recht voor z’n raap uitspraken nog enkele minuten over om zijn boek Eus te bespreken. In deze ‘vrijwel geheel’ autobiografische roman volgen we de jonge Turk Eus als opgroeiend rotjochie, ontluikende rotpuber en criminele rotvolwassene. Zijn vader is een afgekeurde fabrieksarbeider die volledig in de drank leeft, het gezin tiranniseert en de kinderen voornamelijk gebruikt om de benodigde financiën voor zijn alcohol te waarborgen. Moeder is een moeder zoals we die kennen uit het stereotype migrantengezin: hardwerkend en zorgend, het hoofd bedekt en de mond gesnoerd.

Eus wil zoveel mogelijk van twee dingen: meisjes en geld. Hij verlaat het ouderlijk huis zo gauw hij kan, laat zich op school niet meer zien en belandt via de spoelkeuken van een dubieus restaurant al snel in de kleine criminaliteit die langzaam maar zeker steeds groter wordt.

Baantjer
In diverse vraaggesprekken verkondigt Akyol met dit boek te willen vertellen dat geboren worden en opgroeien in een slecht milieu maakt dat je toekomst vastligt en er verder geen enkele keuze meer is. Geen keuze? Juist hierover beschrijft hij een aantal opvallende momenten waarop hij wel degelijk voor een keuze gesteld wordt. Neem alleen al het bewuste besluit niet meer naar school te gaan maar nog wel jarenlang de studiebeurs op te strijken. De sociale tragiek van het opgroeien voor galg en rad om vervolgens in de echte misdaad te verdwijnen mag dan gerelateerd zijn aan zijn afkomst maar wordt door de schrijver wel heel gemakkelijk als vanzelfsprekende basis van zijn Pietje Bel-avontuur neergezet.

Özcan Akyol heeft tijdens zijn gevangenschap in Scheveningen de hele bibliotheek gelezen, begonnen bij Baantjer en geëindigd bij Kafka en Céline. Vooral de laatste heeft hem geïnspireerd dit boek te schrijven in een, volgens hemzelf, directe en brutale stijl. Een stijl die zich beperkt tot een aaneenschakeling van machoverhalen in een overdaad aan scheldwoorden, waarin vrouwen meestal ‘wijf’ of ‘hoer’ heten en drank en geld rijkelijk vloeien.

Ze is wel fockable, maar dat meisje is vooral van het padje. Straks knapt er iets in die kutkop van haar en blijft ze me lastigvallen.

Koekstad
Het vocabulaire van Eus bestaat verder uit veel creatief samengestelde synoniemen voor dezelfde kwalificaties (bruinwerker, zaadjager, longlijer, hangbek, kneuzenkop, befteckel) maar ook, en dat heeft de bajesliteratuur hem bijgebracht, uit een reeks oubollige woorden die deze rauwe geschiedenis tot een haast lachwekkend geheel maken. Een van iedere moraal verstoken crimineel die zich bedient van woorden als ‘vermeiden’ en ‘bombarie’ en ‘falderappes’ en Deventer steevast ‘Koekstad’ blijft noemen, hoe afschrikwekkend is dat? 

Het relaas van Eus/Özcan is een met bravoure en spierballen geschreven schelmenroman waarin nog geen enkele literaire belofte zichtbaar is. Het is wachten op zijn volgende roman. Akyols voorlopige schrijverscarrière is alvast op de rails gezet, niet zozeer door dit boek als wel door zijn goedgebekte en ongepolijste optreden in de media. Zoals DWDD’s Jan Mulder concludeerde: ‘We hebben er een goeie talkshowgast bij!’­

8WEEKLY MediaPlayer