Boeken / Fictie

Een lichtstraal door een klein raam

recensie: Richard Yates - Veertien soorten eenzaamheid

Als je als levende schrijver nauwelijks gelezen wordt is dat heel erg, maar je kunt je daar met een zeker cynisme doorheen slaan. Op feestjes geef je knarsetandend antwoord op waarom het toch niet wil lukken en je antwoordt gevat, terwijl je het van binnen echt meent dat het gewone volk een genie als jij toch niet kan bevatten. Je berust en hoopt dat men je dan tenminste waardeert nadat je gestorven bent. Als je na je verscheiden dan echter nog steeds niet gelezen wordt, ja dan kun je in het hiernamaals rustig een lagedrukgebied opzoeken en er een depressie van jewelste uitzitten.

~

Richard Yates werd bij zijn leven nauwelijks gelezen en na zijn dood ook niet. William Styron ken je van Sophie’s Choice, Kurt Vonnegut ken je, Don DeLillo ken je ook. Tijdgenoten die er wel in slaagden een sterretje aan het firmament te worden. Maar Yates werd vergeten. En op zich is dat ook niet zo verwonderlijk, als je naar zijn werk kijkt. Niet dat het slecht is, o nee, allerminst. De verhalen deden zichzelf de das om.

Er gebeurt niets

De verhalen uit de bundel Veertien soorten eenzaamheid bestonden al sinds eind jaren ’50, maar werden pas in 2004 vertaald, door Marijke Emeis, die in een goed en verhelderend nawoord uitlegt waarom ze bepaalde keuzes bij haar vertaling heeft gemaakt. In Veertien soorten eenzaamheid staan veertien kleine verhalen. Het zijn vertellingen over kleine dingen, zoals een laatste dag op school voor de kerstvakantie, een bezoekje aan het ziekenhuis. Actie of spanning is in deze verhalen ver te zoeken, het kabbelt een beetje voort. De hoofdpersonen worden niet gedreven door een innerlijke onrust, worden niet van buitenaf gestuurd door onvoorziene gebeurtenissen. Gemoedelijk zou het juiste woord zijn, als dat niet een zekere vrolijkheid impliceerde. En de hoofdpersonen bij Yates zijn niet zo vrolijk. Gelaten eerder. Hun idealen hebben ze al lang geleden opgegeven voor een pijnlijke waarheid, die nog pijnlijker is omdat ze zich zo goed herinneren dat ze eens vol dromen zaten.

Hun gelatenheid hangt als een sombere deken over hun leven. Er gebeurt weinig, afleiding is welkom maar de dagen gaan elke keer volgens hetzelfde patroon voorbij. Ze zijn saai en die saaiheid kruipt ook in de verhalen. Daardoor ontstaat echter wel een ander soort spanning: zou er überhaupt nog iets gaan gebeuren? Hoe moet dit aflopen? Dit kan toch zo niet eeuwig doorgaan? De vragen die je je als lezer stelt heeft de hoofdpersoon zich ook ooit gesteld. Maar het antwoord op elk van deze vragen is ontkennend: er gebeurt nauwelijks iets, het eindigt niet, het gaat eeuwig door. Een climax of ontknoping is vaak ver te zoeken in Veertien soorten eenzaamheid.

Hard werken

Wanneer zo’n verhaal als een nachtkaars is uitgegaan kun je je voorstellen dat Yates tijdens zijn leven de roem die hij nastreefde niet verkreeg. Het zijn geen vrolijke verhalen en als lezer moet je hard werken. In Nergens last van rijdt een vrouw met wat vrienden naar het ziekenhuis. Daar bezoekt ze haar man en aan het einde wordt ze weer opgehaald door de vrienden, die inmiddels aardig dronken zijn. Je hebt het gevoel dat je het verhaal niet begrepen hebt, iets belangrijks over het hoofd hebt gezien, maar wat dat precies is, is moeilijk te zeggen. Een flink aantal van de verhalen heeft daarbij ook last van de tand des tijds. Het ziekenhuis in Nergens last van is een tbc-ziekenhuis. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog waren er vele, maar enige verdieping of uitleg krijg je niet van de schrijver. Je moet zelf op zoek. Hetzelfde geldt voor De BAR-schutter, die in een vlaag van woede iemand in elkaar slaat. Het verhaal hint naar het McCarthyisme en communistenjacht, maar omdat dit onuitgesproken blijft en niet verduidelijkt wordt, blijf je als lezer met een onbevredigd gevoel achter. De goede vertaling van Marijke Emeis, die geprobeerd heeft “hobbels die immers door de auteur niet bewust waren aangebracht maar ontstaan [waren] door ouderdom” glad te strijken, kan dat euvel helaas niet verhelpen.

Pareltjes

De meeste verhalen zijn zo klein, zo gelaten en zo alledaags dat je al gauw mist dat er wel degelijk een pareltje onder je ogen voorbijglijdt. O, Jozef, ik ben zo moe is een prachtige sfeertekening waarin de personages waarlijk leven, maar ook hier gebeurt niets. Afscheid nemen van Sally kabbelt voort zonder uitzicht, maar tekent tegelijkertijd de hopeloze maskerade van sterren en wannabe’s in Los Angeles. Maar het mooiste verhaal is wel Bouwers, dat kenmerkend genoemd kan worden voor het levensgevoel, de gelatenheid van alle personages uit Veertien soorten eenzaamheid.

In Bouwers zien we door de ogen van Robert Prentice, een man die droomt van succesvol schrijven. Prentice ziet zichzelf als de volgende Hemingway of Fitzgerald, maar hij kan maar nauwelijks rondkomen en hij is dan ook aangenaam verrast wanneer hij gevraagd wordt ghostwriter te worden. Van de taxichauffeur Bernie, die zijn waargebeurde en hartverwarmende belevenissen uit wil geven. De idealen van Prentice liggen echter niet bij de happy endings die Bernie graag ziet, maar Prentice heeft het geld nodig en verlaat zijn principes. Yates kruipt helemaal weg in de huid van Prentice: we zien hem worstelen met optimisme dat hij zelf niet bezit en zijn artistieke standaard verlaten voor geld. Bernie ziet elk verhaal als een een huis, met als belangrijkste element de ramen:

“Dát is de vraag. Waar komt het licht naar binnen? Want begrijp je wat ik daarmee bedoel, met dat licht dat binnenkomt, Bob? Ik bedoel de filosofie van je verhaal; de wáárheid die het bevat.”

Na een aantal opdrachten scheiden de wegen van Bernie en Prentice. Wanneer Prentice jaren later gescheiden van zijn vrouw en mislukt is als schrijver van een prachtig tragisch verhaal, denkt hij terug aan de metafoor van Bernie. Het is een van de mooiste passages van de hele verhalenbundel, die het hele gevoel waar Veertien soorten eenzaamheid op gebaseerd is, treffend weergeeft:

En waar zijn de ramen? Waar komt het licht naar binnen?
Bernie, oude vriend, neem me niet kwalijk, maar daar heb ik geen antwoord op. Ik weet niet eens zeker of er in dit speciale huis wel ramen zítten. Misschien moet het licht maar gewoon, zo goed en zo kwaad als het gaat, binnenkomen door alle spleten en kieren die het gebrekkige vakmanschap van de bouwer heeft opengelaten, en als dat zo is kunt u er zeker van zijn dat niemand zich dat meer aantrekt dan ik. God weet, Bernie; God weet dat er hier toch ergens een raam zou moeten zitten, voor ons allemaal.

Yates verdient een heldere lichtstraal die door een klein, maar wijd open raam op zijn werk valt. Veertien soorten eenzaamheid is zware kost, maar wel een delicatesse.