Boeken / Fictie

Beklemmend gezinsleven

recensie: Manon Uphoff - Koudvuur

Met haar nieuwe roman Koudvuur is Manon Uphoff er in geslaagd een rilling van genot en huivering te veroorzaken bij elke omgeslagen pagina. De sfeer van het verhaal is beklemmend, de ontwikkeling van de personages verontrustend. Daarbij gaat er een bepaalde instinctieve kracht uit van alle ellende die er wordt meegemaakt. Uphoffs nieuwe roman verschilt niet wezenlijk van haar eerdere werk, maar is evengoed een verhaal dat beklijft.

Een gezin met dertien kinderen waarvan een aantal uit een eerder huwelijk. Een zoon is overleden, een ander is verstandelijk gehandicapt, en er is een meisje dat handig is met woorden. Het zijn de autobiografische gegevens van Manon Uphoff die ook bij haar romandebuut Gemis, dat in 1997 verscheen, het verhaal bepaalden. Maar was de dertienjarige Mara in Gemis haar seksualiteit en de buitenwereld aan het ontdekken, in Koudvuur beschouwt de jongere Ninon vooral het functioneren van de eigen familie. Als jong kind is ze deel van het geheel, maar met het verstrijken van tijd, en het lezen van verhalen, wordt ze een buitenstaander in haar eigen vreemde geschiedenis.

Filmische distantie

Deze concentratie op de wereld binnen de muren van het ouderlijk huis is vrij letterlijk. Het is net alsof je een scenario leest. Je ziet voor je hoe de kamer van Ninon en haar broertje Sasja er uit ziet, de trap, de gang met de stoel voor de geestelijk gehandicapte Ferdinand. Langzaam zoeft de denkbeeldige camera door het huis, met al zijn geluiden, bedompte geuren en grauwe kleuren. Deze beschouwende stijl doet afstandelijk aan, wat nog eens versterkt wordt door het feit dat het verhaal in de derde persoon geschreven is. Alsof Uphoff haar jeugdherinneringen bewust op enige afstand heeft gehouden. Dat het verhaal evengoed beklijft is te danken aan het heldere taalgebruik en de rake beschrijvingen. Ieder personage wordt met een enkele beweging, een karakteristiek detail, neergezet.

Dreiging

Ninon is de elfde uit het gezin Borgkin. De jaren vijftig zijn, wat benauwdheid en zuinigheid betreft, goed voelbaar. Haar broer Sasja en zusje Lime zijn de jongsten. Moeder, kettingrokend en altijd mopperend, onttrekt zich geheel aan haar kroost. Het is een verbitterd, ontevreden mens. Op een verjaardag van moeder lijkt het zowaar gezellig te worden. Vader schenkt een glaasje in voor zijn vrouw die steeds grappiger en giecheliger wordt, een zeldzame vertoning. Na nog een glaasje stelt vader voor om naar boven te gaan en er ‘nog eentje bij te maken’. De altijd voelbare onderhuidse dreiging breekt dan door als een donderslag: de ontspannen moeder verandert in één klap in een waanzinnige.

“Dat zal wat worden”, zegt ze, reikend naar het kaasbijltje dat rustig op de kaasplank ligt, “als ik er niet meer ben. Dat zal me een bedoening geven, als ik op een mooie dag uit het raam spring. Als ik op een mooie dag m’n polsen doorsnijd en eindelijk mijn rust heb!”

Bemiddelen tussen binnen en buiten

~

Vader daarentegen is een vriendelijke man, die af en toe een driftbui heeft. Hij speelt spelletjes met Sasja en Ninon, altijd dezelfde, en zorgt daarmee voor ritme en regelmaat in het chaotische gezinsleven. Er is nooit geld, Ferdinand wordt steeds gekker, zoon Kai is vermorzeld op het zebrapad en halfzus Toddie wordt gestalkt. Verhard door ellende sleept het gezin zich voort. De functie van Ninon in het gezin is die van bemiddelaar tussen de buitenwereld en het gezinsleven. Zij ziet hoe het gezin afwijkt, maar wil het tegelijkertijd ook helpen en ondersteunen. Langzaam echter wordt ze cynischer, en is zich net als Sasja steeds meer bewust van de abnormale leden van het gezin.

De kinderen kijken naar Ferdinand met zijn open broek en om zijn enkels fladderende broekspijpen, zijn gejaagde blik. Even is het alsof ze worden opgetild, hoog, hoog en ze zichzelf zien zitten naast de kinderen van Toddie op de bank, te midden van het brullend lachen, de kakofonie van geluid, de radio, en de hond die maar tekeergaat en Ferdinand die woesj, zijn rondjes trekt.

Melodrama

Ninon ontsnapt aan de verstikkende situatie door te lezen. De sprookjes van Andersen, Dokter Zhivago en Oorlog en vrede, Diderot en Baudelaire. Ook schrijft ze verhalen, net zo vervreemdend en luguber als de verhalen van Uphoff zelf, met de nodige afgehakte ledematen. Ze begint zich van haar familie te distantiëren en merkt langzaam op hoe melodramatisch ze met zijn allen zijn. Halfzus Toddie, waar Sasja en Ninon eerst zo graag langs kwamen, begint een vervelend dom mens te worden. De leefomgeving van Ninon breidt zich uit, en op een avond – ze is dertien jaar – gaat ze naar het hotel aan de overkant. In de bar ontmoet ze een Chinees die in het hotel verblijft. Met hem brengt ze de nacht door.

De strijd tegen futiliteit

De begeerte en het verlangen om toch een gezin te vormen, om de ellende te ontstijgen, worden mooi omhuld met melodrama. Zo werpt moeder zich, nadat ze haar man jarenlang heeft afgesnauwd, toch nog met een gil op zijn kist. “Henri, laat me niet alleen!” Je zou je kunnen afvragen wat de zin van hun leven is, het ziet er niet rooskleurig voor ze uit, en ook het einde van het verhaal is weinig hoopgevend. Maar ze leven wel, ze geven niet op. Manon Uphoff zei daar over in Vrij Nederland (24 september 2005):

Als je naar Koudvuur kijkt, zijn de personages in hun volhouden en stompzinnig doorgaan een wettig en overtuigend bewijs tegen de futiliteit. Laten zien: het weerwoord zijn wij zelf.

Of Koudvuur een roman is valt te betwijfelen, het is eerder een opeenvolging van verhalen. De wording van de schrijfster Ninon is een van de sterke elementen in het boek, het had meer pagina’s verdiend. Maar de verstikkende, dreigende sfeer laat dit soort uitstapjes misschien niet toe. Koudvuur is wat thematiek betreft niet verrassend, maar de stijl en sfeer die wordt neergezet maken dat zondermeer goed.