Film / Achtergrond
special: Powell & Pressburger in het Filmmuseum

Schot in de roos

Als regisseurs zo divers als George A. Romero, Ken Russell en Martin Scorsese jouw films tot hun favorieten rekenen, dan heb je als filmmakers iets goed gedaan. Dat kan van het wonderlijke filmduo Michael Powell en Emeric Pressburger zeker gezegd worden. Toch zijn er maar weinig oeuvres die tegelijkertijd zo ontzettend herkenbaar, en toch redelijk moeilijk te duiden zijn. Een klein Powell & Pressburger-programma in het Filmmuseum biedt in ieder geval een (hernieuwde) kans op kennismaking met hun fantasierijke films.

<i>>Michael Powell (links) en Emeric Pressburger</i>
Michael Powell (links) en Emeric Pressburger

Michael Powell (1905-1990) en Emeric Pressburger (1902-1988) hadden beiden hun sporen in de filmindustrie verdiend op het moment dat ze in 1939 voor het eerst met elkaar samenwerkten aan de film The Spy in Black. Powell deed vanaf de jaren twintig veel ervaring op met het vervaardigen van vele zogenaamde ‘quota quickies‘ (genoemd naar een quotum voor Britse films dat werd ingesteld om de Britse filmindustrie te stimuleren). De van oorsprong Hongaarse Pressburger werkte als scenarioschrijver voor de UFA Studio’s in Berlijn, maar belandde – op de vlucht voor de nazi’s – via Frankrijk in Engeland. Hij ging als schrijver aan de slag voor London Films van de eveneens Hongaarse producent Alexander Korda, en het is hier dat Powell en Pressburger voor het eerst met elkaar samenwerken.

The Archers

Het duo werkte nog aan een aantal voornamelijk propagandistische oorlogsfilms alvorens in 1942 productiemaatschappij The Archers op te richten. Uniek hieraan was dat ze de scenario-, productie-, en regiecredits samen deelden. Dat gebeurt in de filmgeschiedenis niet al te vaak, en dan ging (en gaat) het vaak om broers (denk aan de gebroeders Coen, Dardenne, Wachoski, etc.). De reden was dat er weliswaar sprake was van een onderverdeling in werk – Powell regie, Pressburger scenario en productie – maar dat hun taken verre van strak afgebakend waren. Hierbij moet tevens niet de inbreng van de mensen met wie zij samenwerkten onderschat worden. Uit Magic Hour, de autobiografie van cameraman Jack Cardiff, wordt duidelijk dat het duo enorm open stond voor suggesties en eigen inbreng. En of het nu om cameramensen, componisten of acteurs ging: ze werkten vaak meerdere malen voor het duo. Hierbij verdient de lange en invloedrijke samenwerking met production designer Alfred Junge een bijzondere vermelding. Vaak leverde het een wonderlijke symbiose op – films maken was bij hun meer dan ooit een collectieve bezigheid.

Oogstrelend zwart-wit

De vijf films die het Filmmuseum vertoont geven een fraaie dwarsdoorsnede van Powell & Pressburger’s oeuvre en een aantal ervan worden als hun hoogtepunten beschouwd. Hoewel de eerste gedachte bij hun films vaak uitgaat naar oogverblindende Technicolor-producties, excelleerde het duo zeker ook in zwart-witfilms. A Canterbury Tale (1944) is hier een goed voorbeeld van. Het sprookjesachtige verhaal gaat over drie moderne pelgrims (een Britse vrouw, een Britse soldaat en een Amerikaanse sergeant) die op weg zijn naar Canterbury. Het lijkt op het eerste gezicht een simpele zoektocht naar een mysterieuze man die lijm in de haren van vrouwen gooit zodat ze niet met Amerikaanse troepen uitgaan. Maar het gaat ook over de rol van vrouwen, over de mythische kwaliteiten van het Engelse platteland, en over de verhouding tussen Britten en Amerikanen (waarvan er miljoenen tijdens de Tweede Wereldoorlog in Groot-Brittannië hebben gebivakkeerd). Thema’s die in hun latere films zullen terugkeren.

<i>'I Know Where I'm Going!'</i>
‘I Know Where I’m Going!’

De oorlog speelt bij zowel deze film als de twee die volgen, ‘I Know Where I’m Going!’ (1945) en A Matter of Life and Death (1946) nog een rol, zij het vaak als achtergrond. Een vrouw die vanaf de geboorte heel goed wat ze wil (rijkdom, luxe) is in ‘I Know Where I’m Going!’ van plan om een verstandshuwelijk aan te gaan met een rijke industrieel op een afgelegen Schots eiland. Door het slechte weer strandt ze en raakt ze, onder invloed van de exotische gaelic omgeving, bewust van het feit dat ze verliefd is geworden op een Schot. De films zijn in oogstrelend zwart-wit gefilmd, waarbij soms verrassende keuzes gemaakt zijn. Zo speelt het begin van A Canterbury Tale zich bijna compleet in de duisternis af – ten tijde van de oorlog moest Engeland immers ’s avonds en ’s nachts verduisterd worden om luchtaanvallen te voorkomen. En in ‘I Know Where I’m Going!‘ zijn personages soms slechts weergegeven als strakke silhouetten tegen dreigende wolkenpartijen.

Oogverblindende kleuren

<i>Black Narcissus</i>
Black Narcissus

Een transformatie onder invloed van exotische elementen is een thema dat na ‘I Know Where I’m Going!’ in een veel extremere variant terugkeert in Black Narcissus (1947), te zien in een geheel gerestaureerde versie. Hierin richten vijf nonnen een school en ziekenhuis op in een oud paleis hoog in de Himalaya. Het paleis blijkt de vroegere verblijfplaats van concubines te zijn, en hangt vol met erotische schilderingen. Onder invloed van de exotische maar harde omgeving komen allerlei verdrongen (seksuele) gevoelens bij de nonnen naar boven, een onderwerp dat in het Groot-Brittannië van de jaren veertig gewaagd genoemd kan worden. Deborah Kerr (die voor de derde keer met Powell & Pressburger samenwerkte) was de ster van de film, maar het is de vrijwel onbekende Kathleen Byron die de show steelt als de gek wordende zuster Ruth. Het is bovendien nauwelijks te geloven dat bijna de gehele film in een studio opgenomen is, zo realistisch zien de buitenshots eruit.

<i>A Matter of Life and Death</i>
A Matter of Life and Death

De fraaie Technicolorbeelden kwamen bij Black Narcissus voor de tweede keer voor rekening van cameraman Jack Cardiff. Zijn eerste film voor The Archers was A Matter of Life and Death (1946), een romantische fantasiefilm in zowel kleur als zwart-wit, waarin een Engelse piloot vlak voor hij neerstort contact heeft met een Amerikaanse radio-operatrice. Hij overleeft op miraculeuze wijze de crash, maar aangezien dit niet in de plannen van een hemelachtige wereld past wordt er een afgezant naar aarde gestuurd om de piloot op te halen. Hier aangekomen blijkt dat de Engelsman en de Amerikaanse verliefd op elkaar zijn geworden, waardoor er uiteindelijk een gigantische rechtszaak in de andere wereld aan te pas moet komen om te bepalen of de piloot op aarde mag blijven. Het is typisch The Archers dat ze, door bepaalde zaken om te keren, tot iets verrassends komen. Zo werden de mannen- en vrouwenrol omgedraaid (het waren immers vaak Amerikaanse soldaten die er met Britse vrouwen vandoor gingen), en waren de scène’s op aarde in kleur terwijl de ‘hemel’ in zwart-wit werd neergezet.

Fantasie

<i>The Red Shoes</i>
The Red Shoes

Jack Cardiff was ook verantwoordelijk voor de cinematografie van The Red Shoes (1948), waarschijnlijk Powell en Pressburgers beroemdste film. In deze bewerking van het sprookje van Hans Christian Andersen wordt een talentvolle ballerina verscheurd door de keuze die ze moet maken tussen haar vak en de liefde. In de film zit een lange, speciaal hiervoor geschreven, duizelingwekkende balletscène waarin cast en crew zich compleet konden uitleven – met verbluffend resultaat. Het is een Powell & Pressburger-productie in optima forma. Ze weten van iets simpels (in dit geval een bewerking van een sprookje) iets bijzonders te maken. Door het vermengen van diverse disciplines (film, muziek, ballet), een uitgekiende casting en met behulp van een ongeëvenaarde visuele flair zorgden ze voor iets wat hen uniek maakt in de filmgeschiedenis. Zeker in de Britse cinema, waar de films van The Archers vaak geplaatst werden in een ‘strijd’ tussen realisme en fantasie, nemen ze een bijzondere plaats in. Wellicht dat hun creatieve en fantasievolle benadering van het medium film – en daarmee het risico van onbegrip bij critici en publiek – een verklaring is voor het feit dat hun films daar niet altijd in even goede aarde vielen.

Na The Archers

In 1956 werd The Archers ontbonden, hoewel Powell en Pressburger vrienden bleven en nog een aantal keer met elkaar samenwerkten. Pressburger schreef nog het scenario van een aantal films, terwijl Powell’s carrière bijna compleet tot stilstand kwam na de vernietigende reacties na het verschijnen van Peeping Tom (1960). Hierin legt een moordenaar met zijn camera de reacties van de vrouwen die hij vermoordt vast. Het was een te verontrustende film voor de critici – achteraf gezien misschien merkwaardig aangezien deze in hetzelfde jaar uitkwam als Hitchcocks bejubelde Psycho. Powell kwam hierna in ieder geval nauwelijks meer aan werken toe. Pas in de jaren zeventig, nadat het British Film Institute retrospectieven had vertoond en Coppola en Scorsese vurige pleitbezorgers van hun werk werden, keerde het tij en kregen ze eindelijk de waardering die ze verdienen.

Het Filmmuseum vertoont vanaf 27 september t/m 25 oktober de volgende films: A Canterbury Tale, ‘I Know Where I’m Going!’, A Matter of Life and Death en The Red Shoes.

De gerestaureerde versie van Black Narcissus is vanaf 11 oktober in het Filmmuseum en Filmhuis Den Haag te zien, en daarna ook elders in het land.