Film / Films

Net niet legendarisch

recensie: I Am Legend

Racen door de straten van New York City, een golfballetje slaan vanaf een straaljager, alle dvd’s kijken die er bestaan. Dat klinkt niet als een slecht leven. Toch is het dat wel voor Robert Neville (Will Smith); hij is namelijk de laatste man op aarde. Terwijl hij probeert niet gek te worden van eenzaamheid probeert Neville andere overlevenden te vinden, en om van een klein ander probleem af te komen. Samen met zijn hond, dat dan weer wel.

Door een menselijk gemaakt virus is de hele wereldbevolking uitgeroeid. Wat begon als medicijn tegen kanker, liep uit op een ramp met apocalyptische gevolgen. Nu is daar alleen nog Robert Neville. Nou ja, Neville en alle nachtinwoners van New York. Zijn ‘kleine’ probleem bestaat namelijk uit gemuteerde vampierzombies die ooit mensen waren en niet stierven aan of, zoals Robert, immuun waren voor het virus. Het is Roberts levensdoel om een geneesmiddel te vinden dat de vampiers weer in mensen laat veranderen, maar tot dusver leverde hem dat vooral veel dode ratten op.

Beklemmende sfeer


~

Het begin van I Am Legend is verbluffend. New York City is verlaten, overal groeit onkruid en alles wat de mensheid ooit heeft opgebouwd begint te verdwijnen. Het is een uiterst realistische weergave van hoe deze wereldstad er écht zonder inwoners uit zou kunnen zien. De beklemmende sfeer is meteen gezet, en je voelt gewoon de eenzaamheid van Neville. Iedereen in zijn plaats zou ook met etalagepoppen gaan praten. In korte, duidelijke flashbacks wordt uitgelegd hoe New York werd geëvacueerd en hoe zelfs alle toegangswegen en bruggen werden vernietigd. Het mag een wonder heten dat Neville niet krankzinnig is geworden in zijn drie jaar als verplichte kluizenaar in een voormalige miljoenenstad. Het verhaal van Richard Matheson, al geschreven in de jaren vijftig, is verbluffend goed overgezet naar deze tijd.

Will Smith geeft gestalte aan de eenzame man die niet alleen wil zijn. Een film als I Am Legend valt of staat met de hoofdrol, en wat dat betreft staat Smith hoog en droog. Hij zet Neville neer als complex personage zonder dat hij daar veel woorden voor nodig heeft. Van briljant wetenschapper tot plunderaar, van rouwend echtgenoot en vader tot militair – hij geeft Neville de diepgang die zo’n solitair karakter nodig heeft. Zijn interactie met de etalagepoppen en eenzijdige ‘gesprekken’ met zijn hond laten hem zijn menselijkheid behouden. Eén blik kan soms meer zeggen dan duizend woorden, en het kijken naar Smith leert dat hij op die manier perfect de nodige emoties over kan brengen. Zodat je als kijker de nodige sympathie krijgt voor Neville, een belangrijk aspect voor een film over één man.

Vampierzombies


~

Na ongeveer tweederde van de film gaat het echter mis. Na een erg ongeloofwaardige plotwending waarin er toch nog twee overlevenden bij Neville aankloppen (alle toegangswegen tot New York zijn weggevaagd, dus hoe zijn zij daar ooit gekomen) is alle logica zoek, en blijkt dat de kracht van de film inderdaad zat in de eenzaamheid en het niet praten van de personages. Opeens komen er vage gesprekken op gang over God en de zin van het leven, die alle spanning uit het verhaal halen. De uiteindelijke en onvermijdelijke confrontatie met de – waanzinnig lelijke – computer geanimeerde vampierzombies kan daar zelfs niets meer tegen doen. De sfeer die zo goed gezet was is weg.

Door het zeer teleurstellende laatste stuk is de film niet het spektakel dat het beloofde te zijn. Het eerste deel is echter zo goed, dat het regisseur Francis Lawrence (Constantine) redelijk vergeven is. Maar een legende? Dat is het niet geworden.