Film / Films

Babylon in brand

recensie: No Country for Old Men

.

De samenwerking tussen de gelauwerde, rasamerikaanse auteur Cormac McCarthy en regisseurs Joel & Ethan Coen, virtuoze kroniekschrijvers van de zelfkant van de samenleving (Blood Simple, Fargo), levert in No Country for Old Men een magistrale verfilming op. McCarthy’s apocalyptische wereldvisie is hierin teruggebracht tot kleine, menselijke proporties.

~

Pulitzerprijswinnaar McCarthy brengt tegenwoordig veel tijd door in het Santa Fe Instituut in New Mexico, waar excellente wetenschappers uit de hele wereld driftig filosoferen over de toekomst van de planeet. Hun aartspessimisme hebben ze met McCarthy gemeen, hij voelt zich daar thuis, zegt hij. Hij betreurt de verloedering, maar is een fatalist. Onlangs vertelde hij in Rolling Stone: maak je maar geen zorgen over het klimaat, de hebzuchtige mens met zijn gewelddadige inborst en drang tot zelfvernietiging zal van de aardbodem verdwenen zijn lang voor het probleem nijpend wordt. Overigens woont McCarthy al dertig jaar in de gewelddadigste staat van een gewelddadig land, en tevens de setting voor No Country for Old Men. Zeker geen staat voor cultuuroptimisten. En geen land voor oude mannen.

West Texas: 1980. Llewelyn Moss (Josh Brolin) vindt tussen een aan flarden geschoten drugsbende in de woestijn een koffer met miljoenen. Door het geld mee te nemen start hij een kettingreactie die zo explosief is dat zelfs de laconieke, rechtschapen Sheriff Bell (Tommy Lee Jones) eronder dreigt te bezwijken. Moss is zijn achtervolgers, waaronder een door de drugskartel gestuurde psychopaat Anton (Javier Bardem), lange tijd te slim af. De slimme privé onderzoeker Carson Wells (een geweldige Woody Harrelson) wil bemiddelen, maar is er nog tijd?

Koele opportunist

~

Het eerste kwartier is zo ongemeen spannend dat je je afvraagt of dit een hele film lang vol te houden is. Het antwoord is een volmondig Ja. De hoofdrolspelers zijn stuk voor stuk fenomenaal. Josh Brolin schitterde onlangs in Ridley Scott’s American Gangster, en hier is hij als de koele opportunist die de regenboog in zicht krijgt zelfs nog beter. Tommy Lee Jones (In The Valley of Elah) is de over de meltdown in de beschaving en de groeiende wetteloosheid jammerende sheriff Bell, Cormac McCarthy’s alter ego.

Het kale, troosteloze landschap van West Texas is magnifiek in beeld gebracht door Roger Deakins, de vaste cameraman van de Coen broers. Zijn beelden zijn bevolkt door personages die even spartaans en troosteloos zijn als het landschap en de dialogen die ze uitkramen. Als Llewelyn op het punt staat de woestijn in te gaan, een onzekere tijd tegemoet, zegt hij tegen zijn vrouw Carla Jean: “If I don’t come back tell mother I love her.” “Your mother’s dead, Llewelyn” antwoordt Carla Jean. Llewelyn knikt: “Then I’ll tell her myself.”

Carla Jean is de Schotse actrice Kelly MacDonald (Trainspotting, Elizabeth), een niet voor de hand liggende keuze voor de dociele trailertrash vrouw van Llewelyn, maar toen de Coens haar auditie lieten doen wisten ze dat de rol op haar lijf geschreven was. De kleinere rollen zijn even gedenkwaardig. Een Felliniaanse vleesberg van een motelbazin (Kathy Lamkin) weigert Anton stoïcijns informatie te geven over een klant. Anton’s blik bezorgt je kippenvel want wij weten waartoe hij in staat is, zij nog niet.

Zinderende finale

~

Anton is zo angstaanjagend dat hij Norman Bates (Tony Perkins) in Psycho reduceert tot een Teletubbie, en zijn aandoenlijke jaren zestig kapsel maakt hem alleen maar enger. Zijn wapenkeuze is bizar: een met gas gevulde blunderbus die normaal alleen te vinden is in het slachthuis. En als Anton een ruimte binnendringt op zijn hoogst originele manier zit je vastgenageld op het puntje van je stoel, al zou je er nog liever onder kruipen. Maar blijf vooral zitten. Alleen dan zie je de zinderende finale van deze meesterlijke vertelling.