Muziek / Voorstelling

‘Dood! Dat mens moet dood!’

recensie: Richard Strauss – Salome

Met een bijna achteloos pistoolschot brengt koning Herodes de jonge Syrische officier Narraboth om het leven. De joden en soldaten gooien het lijk meteen over een leeg bierkrat, sjorren zijn broek naar beneden en een necrofiele gangbang vangt aan. Zelfs de vorst laat de heroïnespuit daar even voor met rust. Jawel, na vier jaren van afwezigheid door een zware depressie is regisseur Peter Konwitschny terug met zijn visie op Strauss’ Salome.

Wie Konwitschny’s werk ook maar een beetje kent, weet dat zijn enscenering nooit standaard zal zijn, maar zelfs met die voorkennis blijkt deze Salome gruwelijk, verbijsterend, komisch, provocerend en pervers. Maar bovenal fascinerend. En dat constant tegelijkertijd. De opera duurt slechts honderd minuten, maar daarin gebeurt zo veel, dat de toeschouwer na afloop het tomatensap dat de genodigden werd aangeboden in één teug achteroverslaat. Of was het toch een Bloody Mary? Pal na deze productie proef je het verschil niet meer.

Gruwelijk succes de scandale

~

Ook zonder Konwitschny is Strauss’ succes de scandale al gruwelijk genoeg. ‘Waanzin,’ noemde de weduwe van Wagner de opera, de katholieke kerk wilde de opera verbieden en Maria Wittlich, die de titelrol zong bij de première in 1905, omschreef de opera als ‘walgelijk’. Zij weigerde de sluierdans uit te voeren en wilde al helemaal niet het afgehakte hoofd van Johannes de Doper kussen: ‘Ik ben een fatsoenlijke vrouw!’ Strauss had haar gevraagd een ’16 jaar oude prinses te zijn, met de stem van een Isolde.’ ‘Zoiets doet men niet, Herr Strauss,’ riposteerde zij: ‘het is of/of.’

Strauss baseerde zijn opzienbarende opera op een toneelstuk van Oscar Wilde. Centraal staat het Bijbelse verhaal van de puberende Salome, die voor haar stiefvader Herodes danst, maar als prijs daarvoor het hoofd van Johannes de Doper eist. Deze wil haar namelijk niet aankijken en als ultieme wraak kust zij de lippen van het afgehakte hoofd. Tot afgrijzen van de koning, die haar meteen laat doden. Ontluikende seksualiteit, hysterie, geweld – het was ruim een eeuw geleden veel te veel.

Verbijsterende wendingen
Dood gaan Salome en Johannes ook bij Konwitschny. En toch niet. Johannes wordt weliswaar onthoofd, hij loopt nota bene met zijn afgehakte hoofd rond, maar hij wandelt aan het eind van de opera wel springlevend het toneel af, samen met Salome, die dan juist door soldaten gedood zou moeten zijn.

Salome zelf wordt bij de eerste verwandlung al neergestoken, waarna alle aanwezigen zich met mes en vork op haar storten om zich letterlijk aan haar tegoed te doen. Kannibalisme en incest gaan hier hand in hand. Salome staat even later echter wel gewoon weer op, alsof er niets gebeurd is. Dat kan dus niet. Of toch?

Komisch theologisch twistgesprek
Een van de grappigste scènes uit de opera behelst het theologische getwist tussen vijf joden. Herodes durft Johannes niet te laten doden – wat zijn vrouw Herodias de hele opera door verlangt – omdat hij meent dat Johannes God heeft aanschouwd. Dat kan niet, meent de een, de laatste die God heeft gezien is Elias. Maar was dat wel God, vraagt een tweede, of slechts een schaduw. God is overal, brengt een derde naar voren. Dan roept Johannes dat de Messias is gekomen. Kan niet. Kan wel, want er worden wonderen verricht. Wonderen bestaan niet. Jawel, er worden zelfs doden opgewekt. Hoho, dat mag niet, komt Herodes tussenbeide:

Ik verbied hem dat te doen.

Het zou verschrikkelijk zijn als de doden terugkwamen!

Maar ze komen terug bij Konwitschny, en hoe! Het resulteert in een radicale omkering van het einde van de opera.

Provocerend happy end
De slotscène is buitengewoon lyrisch. Salome kust niet alleen de lippen van Johannes, maar vertelt hem dat het geheim van de liefde groter is dan het geheim van de dood. Het krijgt bijna iets van een liefdesduet, zeker wanneer beiden hand in hand als een verliefd stelletje het toneel afrennen.

Het is de ultieme provocatie, dit happy end. De laatste woorden in Strauss’ partituur zijn immers ‘Mann töte dieses Weib!‘, waarna volgens zijn toneelaanwijzingen de soldaten zich op Salome storten en haar onder hun schilden begraven, waarna het doek snel zakt.

Pervers

~

Bij Konwitschny is het doek al eerder gezakt. Daarachter toont Konwitschny ons een tot op het bot verziekte groep mensen. De hele opera speelt zich niet af in het paleis, maar in een claustrofobische bunker waaraan geen ontsnappen mogelijk is. In die bunker vindt een pervers laatste avondmaal plaats, waarbij alle personages aanwezig zijn, ook Johannes. Hij zingt echter niet vanuit de kelder, maar heeft een zak over het hoofd, zodat hij de perverse handelingen niet kan zien.

En pervers is het getoonde. Koningin Herodias laat zich onder de tafel door alles en iedereen nemen, haar man zuipt zich een ongeluk, zet een heroïnespuit, of sluit zich met koptelefoon af voor al het geweld om hem heen, terwijl Salome zich laat blinddoeken en door allen betasten. In de notoir lastig te ensceneren ‘Dans van de zeven sluiers’ tekent Salome tevergeefs een deur op de achterwand, en ook de pogingen van de anderen mislukken. Niemand kan eruit, iedereen zit vast in dezelfde nachtmerrie. Johannes zelf wordt en passant nog even door Herodias besprongen.

Tevreden dirigent
Het kan allemaal bij Konwitschny, die zelfs het verbijsterde publiek een stap voor is. In deze enscenering komt ‘Mann töte dieses Weib!‘ namelijk niet uit de mond van Herodes, maar van een acteur in het publiek. ‘Dood! Dat mens moet dood!’ roept hij woedend als Salome en Johannes het toneel aflopen.

Dirigent Stefan Soltesz slaat het allemaal tevreden gade. Hij is van mening dat een geslaagde uitvoering van Salome ook vandaag de dag nog moet choqueren. ‘Tegelijkertijd besef ik dat we tegenwoordig zoveel geweld te zien krijgen dat een afgehouwen hoofd niet zoveel mee voorstelt. Voor mij is de kus op dat bloederige hoofd niet hetgene dat de gruwelijkheid van Salome bepaalt. Het afschrikwekkende van het verhaal is de decadentie van de personages.’

Stoltesz leidt het voortreffelijk spelende Nederlands Philharmonisch Orkest feilloos door de zeker voor 1905 revolutionaire muziek, want niet alleen het bijbelse onderwerp, maar ook Strauss’ complexe ritmes en ongehoorde klankeffecten zorgden voor veel ophef. De titelrol is buitengewoon zwaar, maar geen probleem voor de jonge Zweedse sopraan Annalene Persson. Nog indrukwekkender is de Duitse bariton Albert Dohmen (Johannes), die zelfs in de luidste passages aangenaam warm klinkt. Doris Stoffel is een voortreffelijke sloerie Herodias en Gabriel Sadé zet overtuigend de waanzin van Herodes neer.

Meer dan twintig jaar deed De Nederlandse Opera met Harry Kupfers enscenering van Salome. Konwitschny’s nieuwe zit zo bomvol, dat hij gemakkelijk ook viermaal kan worden hernomen. Salome was grensoverschrijdend en is dat nu weer.