Boeken / Achtergrond
special: 2009 blijkt een Proustjaar

Viermaal Marcel Proust

Het is altijd een vreemde gewaarwording om gevleugelde uitspraken en wereldberoemde scènes tegen te komen in hun oorspronkelijke omgeving. Als je Hamlet leest struikel je bijna over het ‘To be or not to be’. Het staat er echt, denk je verbaasd. Ook Marcel Proust heeft zo’n scène aan de literatuur toegevoegd: die waarin een madeleine gedoopt in lindebloesemthee herinneringen wakker maakt en een romanuniversum geboren laat worden.

Met de herziene en deels nieuwe vertaling van Op zoek naar de verloren tijd door Thérèse Cornips, waarvan onlangs het eerste deel ‘De kant van Swann’ verscheen, kan iedereen zich laten binnenvoeren in dat universum. En erachter komen dat de scène met de madeleine maar een nietig deeltje daarin is, dat in de schaduw staat van veel memorabeler episodes.

Ontwaken

~

Laten we bij het begin beginnen. Ook Prousts eerste zin is beroemd: ‘Lang ben ik bijtijds gaan slapen.’ Deze beginzin is meteen een statement van de nieuwe vertaling. In de vorige luidde die namelijk: ‘Heel lang ben ik vroeg naar bed gegaan.’ Het verschil tussen naar bed gaan en slapen is voor de bedlegerige Proust zeer groot en de verdere openingspagina’s gaan precies over slapen, waken en dromen. De oude vertaling liep vaak hortend en stotend, wat het volgen van de extreem lange zinnen van Proust nog lastiger maakte dan het soms al is. Die van Cornips is ontegenzeggelijk beter, want bijna onzichtbaar.

Zien
Onzichtbaar is eigenlijk een verkeerd woord om bij dit werk te gebruiken. Want als Proust iets doet, is het juist dingen zichtbaar maken. Niet alleen door te beschrijven hoe dingen eruit zien, zoals de natuur en mensen; hij besteedt juist ook heel veel aandacht aan hoe dingen gezien worden. Twee voorbeelden. Swann bekijkt mensen met de blik van een kunstkenner – in ieder mens dat hij ontmoet herkent hij een figuur van een oude fresco of middeleeuws schilderij. Dat levert onuitwisbare tekeningen op, zoals van een livrei die staat ’te dromen, roerloos, sculpturaal, overbodig, zoals die louter decoratieve krijgsman die je op de meest wilde taferelen van Mategna in gepeins verzonken op zijn schild ziet leunen, terwijl pal naast hem iedereen erop los stormt en elkaar aan het kelen is’.

Of de ontdekking door de verteller van zijn kunstenaarschap: zittend op de bok van een rijtuig kijkt hij toe hoe twee kerktorens langs de horizon verschuiven, verdwijnen en na een bocht weer opduiken. Dat lijnenspel geeft hem een enorme vreugde, maar hij weet niet waarom. Het enige wat hij kan doen is het opschrijven. Het is een prachtige, beeldende en bloemrijke scène.

Portretten
Hoe beeldend Proust ook schrijft, het is absoluut een leuke aanvulling om het boekje Het Parijs van Marcel Proust hervonden tijdens het lezen erbij te hebben. Hoewel de tekst teleurstelt, doen de illustraties je nog verder wegdromen. Schilderijen en foto’s van soirees, bars en Parijse parken laten zien hoe dat universum zich verhoudt tot de echte wereld van de jaren 1871–1922 (Prousts geboorte– en sterfjaar). Daarnaast zijn er portretten opgenomen van gravinnen, schoolvrienden en courtisanes die model stonden voor personages in Op zoek naar de verloren tijd.

~

Ook Proust verliefd voorziet daarin. William C. Carter geeft bovendien een toegankelijke, maar intelligente duiding van de romancyclus in het licht van Prousts leven. Niets is wat het lijkt, daar hamert Carter voortdurend op. Personages zijn niet een-op-een te herleiden tot een echt bestaand model (hoewel Proust, net als menig groot schrijver, te maken heeft gehad met lezers die zich meenden te herkennen). Dat is ook een thematisch motief in de roman. Telkens weer blijkt dat mensen zich anders voordoen dan ze zijn en een masker dragen. Het snobistische gedrag van het personage Legrandin, bijvoorbeeld, ontleedt de verteller genadeloos. Of hoe de cocotte Odette koketteert met haar onwetendheid. Proust beschikt over een feilloos inzicht in ijdelheid en valse voorwendselen. Ook bij zichzelf; hij spaart zichzelf niet, wat misschien wel het meest bewonderenswaardige van dit werk is.

Poëtica
Het gaat nog verder, want naast een thematisch motief verwijst het masker ook naar een poëticale opvatting. Dat valt te lezen in Tegen Sainte–Beuve, een bundel schetsen en essays die inzicht geeft in het ontstaan van Prousts meesterwerk. Sainte–Beuve was een negentiende–eeuwse criticus die een biografische manier van lezen voorstond en schrijvers beoordeelde op wat ze uitspookten in hun leven. Proust was hier fel op tegen. Hij meende dat het werk niet tot het sociale leven van de schrijver te herleiden is, omdat de kunstenaar twee persoonlijkheden bezit: de uiterlijke en de innerlijke. Kunst komt uit de innerlijke persoonlijkheid voort. De personages met hun maskers en ijdelheden verwijzen naar die dubbele persoonlijkheid. Dat werpt natuurlijk wel de vraag op wat Proust zou vinden van de plaatjesboeken en het biografische gewoel in zijn liefdesleven. Wel, ik denk dat hij – zelfbenoemd roddelaar en koppelaar – ervan zou hebben genoten. Zelfrelativering is hem niet vreemd, zoals gezegd.

Liefde
In Tegen Sainte–Beuve is de werkwijze van de schrijver op een intrigerende manier te volgen. Steeds opnieuw begint Proust met een passage, die subtiel verandert. Zo zie je de indrukken van het eerste deel ontstaan, waarin de verteller in zijn bed ligt en ontwaakt. Is dat eerste deel vooral impressionistisch van aard (de waterlelies van Monet krijgen een papieren equivalent), in deel twee komt de thematiek van de maskerade naar voren in het clubje van de Verdurins. Dan valt er opeens ook veel te lachen. Uiteindelijk gaat liefde – en dan vooral de uitwassen daarvan in verzengende jaloezie – de hoofdrol spelen. De spiegelingen tussen personages en hun verhoudingen nemen een aanvang als in het korte derde deel de verteller zijn eerste verliefdheid beleeft. Nergens zul je zoveel leren over de liefde als bij Proust. Over haar vasthoudendheid, haar desillusies en haar onuitroeibare macht. Dat rechtvaardigt het verschijnen van een boek als Proust verliefd, waarin die onmogelijke liefde centraal staat.

Er valt zoveel te zeggen over Marcel Proust en zijn Op zoek naar de verloren tijd. Het belangrijkste is dat de tekst levend en beschikbaar wordt gehouden in een hedendaags Nederlands, zoals nu is gedaan. Makkelijk zullen die lange zinnen vol metaforen nooit worden. Geef je gewonnen voor die andere, verloren tijd. En ik verklap je: het mooiste moet nog komen. 2009 is zomaar opeens een echt Proustjaar geworden. Op naar de volgende delen.

– Marcel Proust, Op zoek naar de verloren tijd. De kant van Swann (vert. Therese Cornips), De Bezige Bij, 2009, 604 pagina’s, € 49,90.

– Marcel Proust, Tegen Sainte-Beuve. Verslag van een ochtend (vert. Martin de Haan, Rokus Hofstede), Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2009, 324 pagina’s, € 34,95.

– William C. Carter, Proust verliefd (vert. W. Hansen), De Bezige Bij, 2009, 317 pagina’s, € 19,95.

– Henri Raczymow, Het Parijs van Marcel Proust hervonden (vert. Frans de Haan), De Bezige Bij, 2009, 199 pagina’s, € 29,95.