Film / Achtergrond
special: In gesprek met Thomas Vinterberg

Filmen met een puur hart

De befaamde regisseur vertelt over zijn nieuwste film Submarino, de verschillen met het boek waar hij die op baseerde, zijn werkwijze, zijn ambities en drijfveren en het verloop van zijn carrière.

Thomas Vinterberg

Thomas Vinterberg

Thomas Vinterberg, die er in colbert en sportschoenen nog net zo opgewekt jongensachtig uitziet als tien jaar geleden, vertelt soms abstract, vaak met beeldspraak en ironie, en verwijst naar zichzelf in de eerste, tweede en derde persoon. Je moet hem waarschijnlijk horen praten om het laconisme in zijn commentaar te herkennen en het niet voor pretenties aan te zien. De Deen maakt met de literatuurverfilming Submarino ontegenzeglijk zijn comeback: het is de eerste film die zowel internationale distributie als voornamelijk lovende recensies ten deel viel sinds zijn tweede, het bewierookte Festen (1998).  Zelf blijkt hij zijn herwonnen succes eerder als een terugkeer naar het begin van zijn carrière te zien, jaren vóór zijn grote hit, aan de filmacademie.

Was het je eigen idee om Jonas T. Bengtssons boek te verfilmen?
Het was een echte gelukstreffer: mijn producente vroeg me om het te lezen. Ik vond het een goed boek en besloot het te verfilmen, iets wat ik nooit eerder had gedaan. Ik had wel een hekel aan de eerste honderd pagina’s, waarin Nick zonder de context van zijn jeugd wordt beschreven als een kwade, agressieve man die naar de muur staart. Ik begreep niet waarom ze wilde dat ik het las. Maar toen las ik het verhaal van Martins vader en Nicks jeugd.

De roman bestaat uit interne monologen. Heb je niet overwogen een voice-over in te voegen?
Dat hebben we in het scriptstadium geprobeerd, maar het beviel niet. Dat werd veel te letterlijk, het voegde niets toe. De stilte en de eenvoud van de film werd verpest door al die woorden.

Het boek is ook bijzonder naargeestig. In de film lijkt meer hoop te zitten.

Jakob Cedergren in <i>Submarino</i>

Jakob Cedergren in Submarino

Dat was een bewust besluit. Niet om commerciële redenen, want we wisten van tevoren dat dit geen commerciële film zou zijn. Maar ik vond dat er aan het einde van het boek een aantal verhalen nog niet verteld waren. Die wilde ik vertellen. Het feit dat Nick het boek als een brief aan Martin schrijft, is een soort ontmoeting, die ik naar de film wilde vertalen. Toen begon ik een volledig ander einde te schrijven, met de kerk, de flashback naar de jongens. Zo werd het een cirkelbeweging in plaats van het open einde van het boek. Dit gaf een gevoel van hoop dat ik wel gepast vond. Het verhaal gaat over twee broers die hun best doen naar de oppervlakte te klimmen. Een van hen slaagt daarin — in mijn film althans. Dat bevalt mij wel.

Was het ook een bewuste keuze om van Nick de menselijkere en sympathiekere van de twee broers te maken? In het boek is het omgekeerd.
Vind je? Misschien wel. Dat was niet bewust. Ik had een bepaalde kwetsbaarheid nodig die ergens in die spierbundel schuilt. Hij had een anker nodig. Misschien geeft Nick daarom een zachtere indruk in de film. Martins vader zie ik als zo’n sympathiek mens dat ik daar niet echt aan gewerkt heb.

Waar heb je Peter Plaugborg, de acteur voor die rol, gevonden?
Hij is een erg actieve theateracteur, die zo ongeveer zijn filmdebuut speelt. Hij werd aangeraden door de casting agent. Ik heb veel andere acteurs geprobeerd. Peter straalde een soort zachtheid, een ruimhartigheid uit. Dat is een groot verschil met de beschrijving in het boek, maar ik zag hem direct voor me als het personage.

Submarino is veel minder sterk gestileerd dan je vorige paar films, maar hij is niet naturalistisch. Een andere regisseur had zich met dit materiaal kunnen laten verleiden tot een Dardenne-achtige aanpak.

Peter Plaugborg in <i>Submarino</i>

Peter Plaugborg in Submarino

Je bent de vijfde vandaag die de Dardennes noemt, maar ik heb nog nooit een film van ze gezien. Er zijn wel een paar dingen in cinema die me vervelen, zoals cynisch professionalisme, carrièrisme en sentimentalisme. Voor deze film moest ik naakt zijn, de oude, corrupte, egocentrische Thomas moest weg. Ik wilde opnieuw beginnen en doen alsof ik net van de filmacademie kwam, toen er nog wat nederigheid in me zat. Het was belangrijk voor me om het milieu op een pure manier weer te geven. Ik ben een bourgeois regisseur en ik ging een film over de armen maken. Dus ik moest op ooghoogte zitten met de personages.

De film is volledig gefinancierd door een tv-station. Het is er een in een reeks waarvoor de helft van de crew debutanten moest zijn. Ik heb me daar bij aangesloten omdat dat me perfect leek voor dit project. Dit is bijvoorbeeld de eerste film voor de cameravrouw en de scenarist, die net van de filmacademie kwamen. Dat bracht een kolossale energie met zich mee die ik lang gemist heb. Het heeft de film ook zijn pure stijl gegeven. We hebben dus geen films van de Dardennes gezien, maar wel van Bergman, en we hebben ons laten inspireren door de eerlijkheid daarvan. We hadden het altijd over mensen onder water, die naar de oppervlakte proberen te komen. Daarom is de film zo grijs en grauw.

Maar hij bevat ook sterke visuele poëzie.
Natuurlijk. Het is een persoonlijk portret van mensen. Het probeert een gevoelig verhaal te zijn, een liefdesverhaal over twee broers en een vader en zoon. Dus we hebben hier en daar wat warmte en wat licht proberen door te laten schijnen.

Hoe heb je samengewerkt met Tobias Lindholm, die als tweede scenarist wordt vermeld?
We hebben heel lang aan het ontwerp en de structuur gewerkt. We moesten bepalen of we de film toegankelijker en prettiger zouden maken — wat ook een goede film had kunnen opleveren — of juist confronterender, of we de twee vertellingen uit het boek zouden aanhouden. Toen we het script schreven, werkten we als een wielrennersteam in de Tour de France: we veranderden steeds van positie. Soms schreef hij een stuk en herschreef ik het, soms andersom. We hadden steeds contact met elkaar, maar we schreven afzonderlijk.

Al je scripts zijn met een of meer coscenaristen geschreven. Heb je die hulp nodig?

Jakob Cedergren en Peter Plaugborg in <i>Submarino</i>

Jakob Cedergren en Peter Plaugborg in Submarino

Ja, ik heb de interactie nodig. Tobias is erg goed in het bewaren van het overzicht, zodat ik volledig kan opgaan in het schrijven, zonder dat ik rationeel hoef te blijven. Dat is voor mij erg belangrijk: dat er iemand de touwtjes in handen houdt. Ik heb net zelf een toneelstuk geschreven, Festen heb ik voor een groot deel zelf geschreven. Ik werk dus wel alleen, maar altijd met iemand op de achtergrond om mee te communiceren.

Was Submarino een andere film geweest als je hem tien jaar geleden had gemaakt?
Als Festen mijn leven niet had veranderd, had ik exact dezelfde film kunnen maken. Na Festen had ik het idee dat ik iets had voltooid. De film was artistiek en financieel erg succesvol. Ik kon die weg niet langer volgen. Er was geen volgende stap meer. Ik moest weer terug om een andere afslag te vinden. De ervaringen van die andere films waren noodzakelijk. Ik heb er veel plezier in gehad, maar ze zijn soms erg slecht ontvangen en het is een moeilijke tijd geweest.

Nu is het stof opgetrokken en kan ik weer verdergaan vanuit het punt waar ik tien jaar geleden was. Maar Submarino heeft me niet teruggebracht naar Dogme, maar helemaal naar mijn afstudeerfilm van de academie. Dat is mijn allerbeste film. Hij komt uit een puur hart. Submarino heb ik gemaakt zonder dat iemand verwachtingen van me had, toen alles uiteen was gevallen. Ik was volledig vrij bij het maken van deze film. Ik heb daarvan genoten, het was alsof ik weer op de academie zat.

Het schijnt dat je allereerste film, die je als tiener maakte, ook over een verslaafde ging.
Een verschrikkelijke film. Ik was zestien toen ik hem schreef en het duurde drie, vier jaar voor hij af was. Toen was ik erg ambitieus, volwassener en verantwoordelijker dan nu. Hij was energiek, maar heel pretentieus. Een sentimentele, politiek correcte film, erg slecht gemaakt. Iedereen die eraan heeft meegewerkt, werkt nu wel in de filmindustrie. Het was een leerproces.

Ben je nog steeds een ambitieuze regisseur?
Ja. Toen was ik op de verkeerde manier ambitieus. Je moet je hard werkende kant in evenwicht houden met de speelse kant. Toen werkte ik alleen maar hard. Speelsheid is een van de belangrijkste dingen. Als je zegt: stel je voor dat we dit deden, en dan denkt dat dat al te gek is — en het vervolgens toch doet. Dat moment van onverantwoordelijkheid is waar je dingen mee gedaan krijgt. Dogme was daar een resultaat van.

Je wordt niet vaak als auteur besproken, waarschijnlijk omdat niet al je films succesvol zijn geweest. Zie je jezelf wel als zodanig?
Mensen behandelen me wel als een auteur. Ik probeer me niet over mijn imago te bekommeren, daar word ik zelfingenomen van. Ik heb me lang afgevraagd of ik een carrièrejager moest zijn of mezelf als artiest moet beschouwen. Wat andere mensen vinden, kan ik niet beïnvloeden, maar het lijkt erop dat ik bij de tweede optie uit ben gekomen. Veel van de films die ik uit Amerika krijg aangeboden, kunnen andere mensen ook maken. Als ik terugkijk op mijn carrière als ik 70 ben, zie ik liever iets dat alleen ik had kunnen doen.

Lees hier de recensie van Submarino.