Boeken / Fictie

Droevige clown

recensie: Jules Deelder - Ruisch

‘Wat ruischt er door de boekenkast?’ Als de vraag in die bewoordingen wordt gesteld, moet dat haast wel de nieuwe dichtbundel van Jules Deelder zijn. Deelder heeft namelijk menig overeenkomst met Toon Hermans, de man wiens sketch als Frits Verkade model heeft gestaan voor bovenstaande openingsvraag. Maar wel met een twist.

Hermans noemde zichzelf het liefst een clown en diverse kenmerken van zo’n clown zien we terug in de man Jules Deelder en zijn werk. Hermans personifieerde de onschuldige lieve kant van de clown, Deelder weet er vaak de snik aan toe te voegen. Hoewel soms uitermate geestig, is er altijd wel een nostalgische of zelfs zwarte kant aan de poëzie van Deelder te ontdekken.

Nieuw


Zo ook in Deelders nieuwste dichtbundel, getiteld Ruisch. Op vaak komische wijze snijdt hij zwaarmoedige thema’s aan als de dood en de oorlog. Maar net als Hermans heeft Deelder ook oog voor de schoonheid van het alledaagse. En vooral als dat gecombineerd wordt met muziek; jazz in het bijzonder. Waar Hermans ten slotte geloofde in de schoonheid van het lichtvoetige, stuurt Deelder vaak aan op de schoonheid van de zwaarmoedigheid. Beiden benaderen die schoonheid met een knipoog: Hermans schalks, Deelder schuin.

Niet alles aan deze nieuwe bundel is trouwens nieuw. Enkele gedichten (onder andere ‘De regen’ en ‘Vaderdag’) werden al eerder gebundeld. De rest sluit daar echter mooi bij aan. Want een gedicht van Deelder is altijd weer herkenbaar als ‘een echte Deelder’. Het best komen zijn gedichten dan ook tot hun recht als ze hardop gelezen worden. Het typische stemgeluid en de metriek van Deelder komen dan duidelijk herkenbaar naar voren.

Kut


De gedichten in Ruisch staan bol van de herhalingen, repeteren zich, gaan in reprise en recidive en keren dan terug. Dit kunnen letterlijke herhalingen zijn of steeds subtiele wijzigingen op die herhaling, zoals in het titelgedicht ‘Ruisch’ of in ‘In de stad’. Dezelfde gebeurtenis keert steeds terug, met in elke vertelling een kleine wijziging.

Ook strooit Deelder met reeksen woorden, zoals in het gedicht ‘De dood’. Hierin wordt de dood op 147 manieren benoemd. Dat lijkt misschien een saai en gemakzuchtig gedicht op te leveren, maar niets is minder waar. Het is fascinerend om alle 147 beschrijvingen aandachtig door te lezen, terwijl je Deelders stem op de achtergrond de zinnen hoort reciteren en een jazztrompet zachtjes meedeint in je hoofd. De dood is zelden zo uitvoerig en tegelijk daadkrachtig verwoord.

De dood is hier
De dood is daar
De dood is ver
De dood is na …
De dood is punt
De dood is uit
De dood is kut

De dood is dan misschien kut, Deelder doet er goede zaken mee. Ruisch is een lekker herkenbare Deelderbundel geworden, met regelmatig ijzersterke gedichten. De kracht zit ‘m in de eenvoud en de lach zit ‘m in de traan. Dit is een echte clown waardig. Toon zou zich geëerd voelen.