Boeken / Fictie

Rauw

recensie: A.F.Th. van der Heijden - Tonio. Een requiemroman

Met Tonio schreef A.F.Th. van der Heijden een openhartig en schrijnend relaas over zijn vorig jaar verongelukte zoon. In associatief proza schetst Van der Heijden herinneringen aan zijn kind en maakt hij tegelijk de ontreddering voelbaar van de achterblijvende ouders.

Van der Heijden is vrij snel na het fatale ongeluk op een kruispunt in Amsterdam, waar zijn zoon door een auto werd aangereden, gaan schrijven. Het ruim 600 pagina’s tellende boek is ongelooflijk snel afgerond, minder dan een jaar later.

Associatieve opbouw

Aanvankelijk is Tonio nog best goed ’te doen’. Het verslag van de agenten die aan de deur staan en de verschrikte ouders meenemen naar het ziekenhuis, en de uren wachten terwijl hun zoon wordt geopereerd, waarin ze de gruwelijke waarheid nog niet onder ogen hoeven te zien, zijn vrij nuchter beschreven. Onbedoeld maakt Van der Heijden het verhaal tergend spannend, doordat hij het wachten op de afloop van de operatie voortdurend onderbreekt met terugblikken. Deze afwisseling tussen heden en verleden – waarin de auteur dwars door het pijnlijke heden heen zijn leven met vrouw en kind terughaalt – geven het verhaal wat lucht. Maar gaandeweg word je als lezer steeds dieper in het leed en de ontreddering gedrukt.

Niet dat Van der Heijden lamenteert of zijn verdriet bij de lezer inwrijft. Hij heeft voor het boek een losse, ‘open’ vorm gekozen, waardoor het een rijk, veelkantig, haast caleidoscopisch boek is geworden. De associatieve opbouw, die toch niet rommelig is, past door zijn spontaniteit en ongepolijstheid goed bij het ongrijpbare en onbegrijpbare dat de ouders van Tonio heeft overvallen.

Beeldende beschrijvingen

Zoals de auteur ook in andere boeken de meest prozaïsche elementen in zijn verhalen weet te weven en betekenisvolle verbanden weet te leggen, doet hij dat nu ook. Een gigantische klimop die een paar weken na het overlijden van Tonio van de gevel dondert, als een ‘reusachtige kokosmat’, krijgt een plaats in het verhaal, evenals de huldiging van het Nederlands elftal, die samenvalt met het moment waarop de ouders aan het einde van het boek teruggaan naar de plek van het ongeluk, vlak bij het Leidseplein. Deze gelijk opgaande gebeurtenissen vormen samen een adembenemende apotheose.

Ook de beeldende beschrijvingen, die Van der Heijden tot zo’n groot schrijver maken, zijn in dit boek volop aanwezig. Zo beschrijft hij het geluid van de hartmachine bij zijn zoon als alarmkreten van een moedervogel: ‘het geluid had in z’n elektronische kilheid iets opgewondens, als van een moedervogel die alarm slaat wanneer haar nest bedreigd wordt.’ Prachtig is ook hoe hij de waakzaamheid van Tonio als peutertje in een nachtbus op een vakantie beschrijft, waarin hij als een duikelpoppetje steeds weer rechtop gaat zitten om met verschrikte ogen rond te kijken naar al die vreemde nachtelijke vormen en lichtjes. Een herinnering die wordt gevolgd door de realiteit: ‘O, godverdomme Tonio… had je vanmorgen vroeg, toen het nog licht moest worden boven de Stadhouderskade, diezelfde waakzaamheid maar kunnen opbrengen.’

Openhartig boek

Maar het meest aangrijpende is de openhartigheid, de eerlijkheid van dit boek. Het leven zelf heeft zich schaamteloos aan de schrijver opgedrongen, plaats voor behaagzucht is er niet. Tonio beschrijft de oncharmante rouw van twee ouders om hun kind tot in alle hoeken en kieren. Het boek maakt op een overrompelend eerlijke manier de ontreddering invoelbaar van ouders die hun kind kwijt zijn. Dat gaat ook samen met zelfverwijt, met een irrationeel, maar niet de kop in te drukken schuldgevoel: ‘Ik heb je niet kunnen behouden. Ik ben geen flikker meer waard.’