Boeken / Non-fictie

We blijven onszelf wel

recensie: Greg Houwer - Ik, mezelf en wij. Over de constructie van onze identiteit

Door de aanhoudende stroom filosofische en psychologische boeken over ons brein, onze wil, onze persoonlijkheid en onze identiteit, is het de vraag of in dit gebied nog veel eer te behalen valt. Greg Houwer waagt met Ik, mezelf en wij. Over de constructie van onze identiteit in ieder geval een poging bekende geheimen over onszelf in een frisse jas te steken.

Allereerst een kritische noot van algemene aard. Ik, mezelf en wij is een boek dat door de uitgever in de markt is gezet als ‘een filosofisch boek toegankelijk voor een breed publiek’. De grenzen van zowel breed publiek als filosofisch boek zijn in het licht van commercieel denken echter zo vaag geworden, dat het de vraag is wat er onder moet worden verstaan. Waarschijnlijk wordt er breed hoogopgeleid publiek bedoeld, wat aanmerkelijk minder breed is. De indruk die Houwer met zijn boek namelijk maakt, is helemaal niet die van een helder en vlot geschreven essay voor de massa, daarvoor zijn taalgebruik en onderwerpen simpelweg veel te abstract.

Je kunt geen zinnen produceren als ‘ons lichaam is met behulp van tal van homeostatische, kinesthetische en proprioceptieve regulatiemechanismes voortdurend in de weer […]’ en geloven dat je daar bij een breed publiek mee wegkomt. Je kunt niet zomaar lange onvertaalde Engelse citaten in je verhaal verweven en hopen dat het brede publiek dat even meepikt. Tezamen met de niet altijd even duidelijke uitweidingen over films, literatuur en kunst is dit boek een serieuze leeservaring, waar het ‘brede publiek’ flink op moet zwoegen. Daarmee is echter niet gezegd dat er geen interessante inzichten worden uitgewerkt.

Cartesiaans dualisme
Uitgangspunt van het boek is de stelling dat de mens niet samenvalt met zijn lichaam. We zijn weliswaar lichamelijk, maar iets schuilt er achter dat lichaam. Met deze insteek begeeft Houwer zich op het terrein van het probleem van het cartesiaans dualisme (hoe iets onstoffelijks op iets stoffelijks kan inwerken), dat hij aanvalt door op een wijsgerig antropologische manier een middenweg te zoeken tussen materialisme en immaterialisme en tussen natuur en cultuur. Er is niet zoiets als een onstoffelijke ziel, een deus ex machina, die in ons neergedwarreld is uit een eeuwig zelf en ons beweegt en vormt.

Nee, het is de mens zelf die neerdwarrelt in zichzelf. Hij is een utopisch wezen dat in interactie met de wereld en de Ander blijft zoeken naar wat het betekent zichzelf te zijn, omdat zijn essentie in tegenstelling tot al het andere niet op voorhand lijkt gegeven. In het grote levenstheater, waarbij we vaak zowel de rol van regisseur, acteur als publiek voor onze rekening nemen, ontdekken we onszelf in relatie tot ons lichaam, dat louter een symbolische rol lijkt te vervullen in deze werkelijkheid. Houwer probeert nu deze complexe verhoudingen met allerlei tussenspelen, citaten en voorbeelden voor het voetlicht te brengen.

Ratjetoe
Een keur aan metafysische, religieuze, biologische, kentheoretische, sociologische, psychologische, taalfilosofische en antropologische concepten komt voorbij in het vijf hoofdstukken tellende boek met evenzoveel interludia. Houwer raakt te veel verschillende onderwerpen aan, zonder daarbij echt lang stil te staan en dat maakt het boek niet zozeer inleidend als wel onevenwichtig. Pas in hoofdstuk vier begint zijn analyse raakvlakken te vertonen met onderwerpen waar de lezer zich sterk mee kan identificeren. En dan wordt het ook echt boeiend. Geen gedoe meer over evolutionaire genese, vage filmbesprekingen en spiegelneuronen, maar concrete stellingen over seksualiteit, relaties en het grootste sociale experiment dat de mensheid ooit heeft gezien: Facebook.

Facebook weerspiegelt een van de basisaspecten van de werking van onze menselijke geest, namelijk onze vertrouwdheid met onze sociale volgbaarheid. De verlokking om naar de Facebookpagina te gaan en bijvoorbeeld in te geven dat we zonet soep maakten, is het gevolg van het feit dat we ons tijdens het soep maken al aan het verhouden waren tot een gemeenschap.

En wat is bijvoorbeeld de magische kracht van verliefdheid op onszelf?

Verliefdheid is nooit geheel onbaatzuchtig […]. Via de geliefde genieten we tevens van ons ware zelf, dat we dankzij de geliefde nu eindelijk te zien krijgen (in onze fantasie) en dat we meteen beschouwen als iets dat er altijd al was maar dat enkel nog wachtte op de verschijning van de geliefde om naar buiten te treden.

En welk dier kan zeggen dat hij volledig mag en kan verdwijnen in een verborgen erotische werkelijkheid waarbij hij haast geheel met zichzelf samenvalt?

Denk bijvoorbeeld aan de regel dat we niemand mogen dwingen tot seks. In de praktijk zien we dat een hele hoop mensen het opwindend vindt om te worden vastgebonden en op een geënsceneerde manier te worden ‘verkracht.’

Ons tekort gevuld vinden in de ander, erkenning halen uit een imaginaire sociale werkelijkheid, terugkomen uit een intieme overgave. Het zou interessant zijn geweest als Houwer dit soort onderwerpen meer had uitgediept. Maar net als het menselijke zelf, is het schrijverschap een aaneenschakeling van reflectie en ontwikkeling.

Reflexiviteit
Een verdienste van het boek is de aanzet tot (zelf)reflectie. Gedurende het lezen ontstaat dan ook een opmerkelijke gedachte: in hoeverre sleutelt de schrijver hier aan zijn eigen identiteit en in hoeverre probeert hij hier niet zelf een beeld van de jonge, intelligente filosoof te projecteren op ons? In welk theater fungeert hij met zijn ruim 660 facebookvrienden? Heeft hij zelf niet het geloof dat zijn boek betekenisvol is voor het publiek, een publiek dat hij zich telkens voor de geest heeft gehaald toen hij dit schreef? Een publiek dat misschien wel helemaal niet bestaat, behalve in zijn verbeelding? Heeft hij meegekeken door de ogen van de recensent en sterker nog, hoe zie ik mezelf nu als recensent? De recensent die zich noodzakelijkerwijs moet verheffen om te kunnen beschouwen? Ik ontdek dat ik schrijf met slechts één paar ogen op mij gericht: namelijk die van de schrijver van het boek. Omwille van onze constructie van onze identiteit zou hij eigenlijk een recensie over deze recensie moeten schrijven.